Overeenkomst tot arbitrage
Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/8.4.6.3:8.4.6.3 Tijdstip van aanvaarding
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/8.4.6.3
8.4.6.3 Tijdstip van aanvaarding
Documentgegevens:
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS510891:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Rb. 's-Gravenhage 2 augustus 2000, rolno. 97/2759 (n.g.), r.o. 6. 18 en 25.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Omdat art. 1021 Rv niet, althans niet expliciet, voorziet in het moment waarop een aanvaarding dient te geschieden en wordt geacht te zijn geschied, zouden wij de bepalingen van het toepasselijk materieel recht kunnen toepassen. Voor Nederlands recht wijs ik op art. 3:37 lid 3 BW dat verlangt dat een verklaring de persoon tot wie zij is gericht, heeft bereikt. Voorts wijs ik op art. 6:221 lid 1 BW en art. 6:223 BW inzake de gevolgen van een aanvaarding die te laat geschiedt. Lagere jurisprudentie bevestigt de toepassing van vorenstaande bepalingen bij de vraag of het geschrift als bedoeld in art. 1021 Rv is aanvaard:
’6. (...) voor de beantwoording van de vraag of een arbitrage-overeenkomst is gesloten, zoals de regel dat een overeenkomst tot arbitrage, althans het aanbod daartoe, alleen door middel van een geschrift kan worden bewezen (art. 1021 Rv).
(...).
18. Tevens zal worden onderzocht of uit de verklaringen en gedragingen van IMS in die periode kan worden afgeleid dat zij het aanbod van DIO alsnog — binnen de in artikel 6:221 lid 1 BW bedoelde redelijke termijn of, bij overschrijding daarvan, met toepassing van het bepaalde in artikel 6:223 BW — heeft aanvaard.
(..-).
25. In de maanden daarna (tot oktober 1991) heeft, afgaande op de verklaring van Johnson, IMS geen verklaring meer afgelegd die als een aanvaarding zou zijn te duiden. De eerste daarvoor in aanmerking komende wilsuiting van IMS is het indienen van de request for arbitration op 10 oktober 1991, maar op dat moment gold het aanbod van DIO al niet meer wegens het verstrijken voor de daarvoor geldende redelijke termijn. Dat een termijn van circa 22 maanden, ook in de gegeven context van voortgezette onderhandelingen, niet meer redelijk is, moet IMS duidelijk zijn geweest, zodat zij zich niet met vrucht kan beroepen op artikel 6:223 lid 2 BW."1
Als wij aannemen dat art. 1021 Rv zoveel als mogelijk autonoom moet worden toegepast, zullen vragen betreffende de termijn voor de aanvaarding van het geschrift volgens de eigen uitleg van art. 1021 Rv worden afgedaan. Zulks neemt niet weg dat bij (het op de overeenkomst tot arbitrage toepasselijk) materieel recht aansluiting kan worden gezocht (zie 8.2.8).