Uitvoeringsbesluit WNT
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2016
- Bronpublicatie:
30-11-2015, Stb. 2015, 475 (uitgifte: 11-12-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-2015, Stb. 2015, 475 (uitgifte: 11-12-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bezoldiging
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Onze Minister wie het aangaat kan, gehoord Onze Minister, bij een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de wet voor de in dat lid bedoelde categorie rechtspersonen en instellingen hogere bedragen vaststellen dan de bedragen, genoemd in artikel 4, eerste en tweede lid.
2.
Artikel 4, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing indien op grond van het eerste lid hogere bedragen zijn vastgesteld, met dien verstande dat in het derde lid in plaats van ‘artikel 2.1, vierde lid, eerste volzin, en zesde lid, van de wet’ gelezen wordt: artikel 3.1, vijfde lid, eerste volzin, van de wet.
3.
De betrokken rechtspersonen of instellingen, bedoeld in de bijlage bij artikel 1.4, van de wet of een samenwerkingsverband van deze rechtspersonen of instellingen kunnen uiterlijk in de maand september voorafgaand aan het jaar waarop de bedragen betrekking hebben, aan Onze Minister wie het aangaat een voorstel doen voor de bedragen, bedoeld in het eerste lid.
4.
Onze Minister wie het aangaat stelt, gehoord Onze Minister, de bedragen, bedoeld in het eerste lid, jaarlijks vast uiterlijk in de maand november voorafgaand aan het jaar waarop die bedragen betrekking hebben.