Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/7.2.3.1
7.2.3.1 Inleiding
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS504717:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie Burg. Rv. (SNuDERs), art. 1037, aant. 1 en 3; vgl. in dezelfde (rechtsvergelijkende) zin REDFERN & HUNTER, 3.54-3.56.
Zie voor een toepassing hiervan Pres. Rb. 's-Gravenhage 21 september 1999, KG 1999, 281, TvA 2000, blz. 71, m.nt. F. DE LY, die in een arbitrage, waarbij de (juridische) plaats in Indonesië was gelegen, op grond van art. 16 lid 2 UNCITRAL Arbitration Rules 1976 — dat inhoudelijk met art. 1037 lid 3 Rv overeenstemt — het gevorderde verbod om in een arbitraal geding bepaalde handelingen (i.c. een hoorzitting) in Nederland te verrichten, afwijst, dit terwijl de Indonesische rechter zelfs een verbod had opgelegd tot voortzetting van het arbitraal geding (zie ook 12.2.2).
Ik merk op dat het scheidsgerecht alleen al op grond van art. 1037 lid 3 Rv zitting kan houden buiten de overeengekomen plaats van arbitrage en laat thans in het midden of partijen bij overeenkomst kunnen bepalen dat het scheidsgerecht daartoe niet bevoegd is (zie ook 2.7).
Zie REDFERN & HUNTER, 3.59; volstrekt onjuist is mijns inziens de beslissing van het Russisch Hooggerechtshof 18 juli 2002, TvA 2004, 30 tot weigering van verlof tot tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis (mede) op de grond dat de zitting heeft plaatsgevonden in Rotterdam, terwijl de overeengekomen plaats van arbitrage Amsterdam was (zie ook het naschrift van H.J. SNIJDERS, De betekenis van Russisch gedachtegoed voor onze (internationale) arbitrage, TvA 2004, 31 en W.B. SIMONS, Volgens het boekje, TvA 2004, 32).
Gelet op het grote belang van de plaats van arbitrage voor het toepasselijk arbitragerecht, alsmede voor het op de overeenkomst tot arbitrage toepasselijk recht, zal ik thans ingaan op tal van aspecten die de bepaling van de plaats van arbitrage betreffen.
Vooraf zij opgemerkt dat het bij de plaats van arbitrage eigenlijk een juridisch en niet (noodzakelijkerwijs) tevens een feitelijk begrip betreft.1Art. 1037 lid 3 Rv bepaalt dan ook dat het scheidsgerecht, ongeacht de plaats van arbitrage, zitting kan houden, kan beraadslagen en voorts getuigen en deskundigen kan horen op elke andere plaats, in of buiten Nederland, die het daartoe geschikt acht.2
Overigens ziet men in de praktijk veelal wel dat in de plaats van arbitrage bepaalde feitelijke handelingen worden verricht. Als alle feitelijke handelingen buiten de plaats van arbitrage worden verricht (met name tegen de wil van één van de partijen), kan dit - ofschoon geheel in lijn met het bepaalde in art. 1037 lid 3 Rv - wel risico's met zich brengen.3 Zo mag niet helemaal worden uitgesloten dat een partij zich erop beroept dat de overeenkomst tussen partijen met betrekking tot de plaats van arbitrage is geschonden.4
Thans zal ik ingaan op de vraag wie de plaats van arbitrage bepalen (7.2.3.2). Vervolgens komt aan de orde welke voorwaarden gelden voor de plaatsbepaling. Hierbij komt de vraag aan de orde of "Nederland" als plaatsbepaling (zonder vermelding van een specifieke plaats in Nederland) als plaats voldoende is (7.2.3.3). Voorts zullen wij zien wat de gevolgen zijn indien twee of meer plaatsen zijn bepaald (7.2.3.4). De plaats van arbitrage brengt niet alleen de toepassing van het toepasselijk arbitragerecht met zich, doch bepaalt tevens de plaats van uitspraak. Daarom zal ik tevens ingaan op de verhouding tussen de plaats van arbitrage en de plaats van uitspraak (7.2.3.5). Ten slotte zal ik aandacht besteden aan de vraag wat moet geschieden als geen plaats van arbitrage is bepaald (7.2.3.6) en op welk moment uiterlijk een plaats van arbitrage moet worden bepaald (7.3.2.7).