Einde inhoudsopgave
Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten
Artikel 33 Evaluatie en beëindiging toezicht
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van het Koninkrijk.
- Bronpublicatie:
07-07-2010, Stb. 2010, 334 (uitgifte: 01-09-2010, kamerstukken: 32026)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 388 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Begroting
Staatsrecht / Staatsinrichting
1.
De raad van ministers van het Koninkrijk beslist vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet of en, zo ja, met ingang van welk tijdstip een van de landen of beide een of meer verplichtingen op grond van deze wet blijvend niet meer behoeft na te komen.
2.
Zolang ten aanzien van een land een of meer verplichtingen op grond van deze wet nog van toepassing zijn, wordt na een besluit als bedoeld in het eerste lid drie jaar later opnieuw een besluit genomen en vervolgens telkens binnen een periode van drie jaar na ieder besluit.
3.
Een besluit als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt genomen bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister.
4.
De raad van ministers van het Koninkrijk kan, al dan niet naar aanleiding van een advies daartoe van de evaluatiecommissie, bedoeld in het zevende lid, of op een gemotiveerd verzoek van het land, beslissen dat een besluit als bedoeld in het tweede lid, op een eerder tijdstip wordt genomen.
5.
Indien de raad van ministers van het Koninkrijk een advies of verzoek als bedoeld in het vierde lid, niet opvolgt, motiveert hij dit besluit.
6.
Een besluit als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt niet genomen dan nadat aan de raad van ministers van het Koninkrijk een advies is uitgebracht door een evaluatiecommissie als bedoeld in het zevende lid. De raad van ministers van het Koninkrijk kan slechts gemotiveerd, op gronden ontleend aan de normen, genoemd in artikel 15, afwijken van het advies van de evaluatiecommissie.
7.
Onze Minister stelt, in overeenstemming met de raad van ministers van het Koninkrijk, uiterlijk zes maanden voorafgaande aan een beslissing als bedoeld in het eerste en tweede lid, in voorkomend geval na toepassing van het vierde lid, een evaluatiecommissie in. De evaluatiecommissie bestaat uit vier onafhankelijke leden die op grond van deskundigheid en volgens de volgende procedure worden benoemd:
- a.
de voorzitter in overeenstemming met Onze Ministers van Financiën van de landen;
- b.
een lid in overeenstemming met Onze Minister van Financiën van het land Curaçao;
- c.
een lid in overeenstemming met Onze Minister van Financiën van het land Sint Maarten;
- d.
een lid, aan te wijzen door Onze Minister.
8.
Een evaluatiecommissie kan zich ter uitvoering van haar werkzaamheden laten ondersteunen.
9.
Een evaluatiecommissie brengt uiterlijk drie maanden nadat deze is ingesteld, door tussenkomst van Onze Minister, advies uit aan de raad van ministers van het Koninkrijk. Het advies bevat gemotiveerde oordelen en aanbevelingen.
10.
Het advies van de evaluatiecommissie bevat in ieder geval:
- a.
een oordeel over de vraag of het desbetreffende land structureel voldoet aan de normen, genoemd in artikel 15, en of alsdan het te nemen besluit, bedoeld in het eerste onderscheidenlijk het tweede lid, kan inhouden dat de verplichtingen op grond van deze wet blijvend niet meer behoeven te worden nagekomen door het desbetreffende land;
- b.
een oordeel of er sprake is van niet aan het desbetreffende land te wijten omstandigheden, waaronder die genoemd in artikel 25, die het voldoen aan de normen in de weg hebben gestaan;
- c.
een oordeel of de toepassing van de normen, genoemd in artikel 15, zodanig is dat het gerechtvaardigd is dat een of meerdere verplichtingen op grond van deze wet blijvend niet meer behoeven te worden nagekomen en welke verplichtingen het in dat geval kan betreffen;
- d.
een aanbeveling over het tijdstip van de volgende evaluatie;
- e.
indien de evaluatiecommissie van oordeel is dat voortzetting van deze wet, geheel of gedeeltelijk, nodig is, aanbevelingen aan het desbetreffende land over maatregelen die bevorderen dat het aan de normen kan voldoen;
- f.
zo nodig, met het oog op een optimale uitvoering van deze wet, aanbevelingen aan de landen met betrekking tot het krachtens deze wet uit te oefenen toezicht.
11.
Een land voldoet structureel aan de normen, genoemd in artikel 15, indien het ten minste de laatste drie achtereenvolgende jaren geheel heeft voldaan aan deze normen en deze normen in zijn regelgeving heeft verankerd. Bij het oordeel, bedoeld in de eerste volzin, betrekt de evaluatiecommissie mede de door het college gedurende de evaluatieperiode uitgebrachte adviezen en rapportages en de eventuele, op grond van deze wet gegeven aanwijzingen.
12.
Alvorens advies uit te brengen hoort de evaluatiecommissie het betrokken bestuur. Het bestuur reageert binnen een week. In het geval het bestuur bezwaar maakt tegen een of meer onderdelen van het ontwerpadvies en in het advies aan deze bezwaren geen gevolg wordt gegeven, vermeldt de evaluatiecommissie deze bezwaren in het advies alsmede de reden waarom aan deze bezwaren geen gevolg is gegeven.
13.
Artikel 8 is ten aanzien van de evaluatiecommissie van overeenkomstige toepassing.