Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen
Einde inhoudsopgave
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/4.1:4.1 Inleiding
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/4.1
4.1 Inleiding
Documentgegevens:
mr. E.R. Roelofs, datum 01-04-2014
- Datum
01-04-2014
- Auteur
mr. E.R. Roelofs
- JCDI
JCDI:ADS437052:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Van Solinge 1994, p. 171 en Van Boxel 2011, p. 20.
Roelofs 2009, p. 275.
Van Solinge 1994, p. 161.
Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE), Pb. EU L 294 van 10 november 2001 p. 1 – 21.
Richtlijn 2005/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen, Pb. EU L 310 van 25 november 2005, p. 1 – 9.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De behandeling van ipr-kwesties betreffende grensoverschrijdende splitsing valt, net als de behandeling van ipr-kwesties bij grensoverschrijdende fusie,1 uiteen in twee gedeelten.2 In de eerste plaats is het internrechtelijk gedeelte, dat de vraag naar de toelaatbaarheid van een grensoverschrijdende splitsing behelst. Deze wordt beheerst door het door het conflictenrecht aangewezen nationale recht van een staat dat van toepassing is op een rechtspersoon, de lex societatis. In de tweede plaats is er het conflictenrechtelijk gedeelte, dat de vraag naar het op – onderdelen van – een grensoverschrijdende splitsing – als rechtshandeling – toepasselijke recht betreft.3 De vraag naar de toelaatbaarheid van een grensoverschrijdende splitsing gaat vooraf aan de vraag welk recht van toepassing is op een grensoverschrijdende splitsing. Deze vraag staat in dit hoofdstuk centraal.
In paragraaf 4.2. zal de vraag naar de toelaatbaarheid van grensoverschrijdende splitsing als onderdeel van het internationaal privaatrecht behandeld worden. In paragraaf 4.3. zal de toelaatbaarheid van grensoverschrijdende splitsing besproken worden. Omdat grensoverschrijdende fusie, zoals opgenomen in de SE-Verordening,4 de Tiende richtlijn betreffende grensoverschrijdende fusie5 en de implementatiewetgevingen van de Tiende richtlijn van de lidstaten, veel overeenkomsten vertoont met de grensoverschrijdende splitsing, zal de vraag naar de toelaatbaarheid van grensoverschrijdende splitsing geplaatst worden in het kader van de toelaatbaarheid van grensoverschrijdende fusie, zowel voordat voornoemde regelingen van kracht werden als na het van kracht worden van die regelingen. In paragraaf 4.4. zal ik de beantwoording van de vraag naar de toelaatbaarheid van grensoverschrijdende splitsing in andere lidstaten van de EU behandelen. Achtereenvolgens zal ik belichten hoe de vraag naar de toelaatbaarheid van grensoverschrijdende splitsing wordt beantwoord vanuit Luxemburgs, Deens, Fins en Duits perspectief. In paragraaf 4.5. zal ik mijn eigen visie ten aanzien van de toelaatbaarheid van grensoverschrijdende splitsing uiteenzetten. In paragraaf 4.6. volgen conclusies en aanbevelingen.