Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen
Einde inhoudsopgave
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/3.8.5.1:3.8.5.1 De vereenvoudigde aandeelhouderssplitsing als variant op de ruziesplitsing
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/3.8.5.1
3.8.5.1 De vereenvoudigde aandeelhouderssplitsing als variant op de ruziesplitsing
Documentgegevens:
mr. E.R. Roelofs, datum 01-04-2014
- Datum
01-04-2014
- Auteur
mr. E.R. Roelofs
- JCDI
JCDI:ADS433291:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Omdat bij een ruziesplitsing de aandeelhouders van de splitsende vennootschap slechts aandeelhouder worden van onderscheiden verkrijgende vennootschappen en niet van alle verkrijgende vennootschappen, kan de ruziesplitsing worden gebruikt ter beëindiging van een joint venture welke de vorm heeft van een besloten vennootschap of naamloze vennootschap. De gezamenlijke (joint venture) vennootschap kan zuiver worden gesplitst en houdt op te bestaan. Overeenkomstig de in het voorstel tot splitsing opgenomen beschrijving verkrijgen twee of meerdere vennootschappen de activa en passiva van de splitsende vennootschap onder algemene titel en worden de aandeelhouders van de joint venture aandeelhouders van afzonderlijke verkrijgende vennootschappen, zoals is opgenomen in het voorstel tot splitsing. De verkrijgende vennootschappen kunnen in het kader van de splitsing worden opgericht.
Bij de hiervoor besproken vorm van ruziesplitsing gaan de activa en passiva niet direct over naar de aandeelhouders van de splitsende vennootschap, de joint venture partners. Indien dat wel gewenst is, is een opvolgende fusie tussen de verkrijgende vennootschap en de joint venture-partner noodzakelijk. In de literatuur is daarom de vraag aan bod gekomen of de ruziesplitsing gebruikt zou kunnen worden om de joint venturevennootschap te splitsen en daarbij de aandeelhouders, de jointventurepartners, op te laten treden als verkrijgende vennootschappen. Een opvolgende fusie tussen de joint venturepartner en de verkrijgende vennootschap is dan niet meer noodzakelijk. Op zich staat artikel 2:334cc BW niet in de weg aan deze toepassing van de ruziesplitsing in dit geval. De vraag is echter of en zo ja, aan wie aandelen moeten worden toegekend. Volgens de hoofdregel van artikel 2:334e lid 1 BW worden de aandeelhouders van de splitsende vennootschap door de splitsing aandeelhouder van alle verkrijgende vennootschappen. Deze regel geldt echter niet wanneer ten aanzien van de verkrijgende vennootschappen artikel 2:334cc BW wordt toegepast (artikel 2:334e lid 3 sub b BW). Op basis van deze uitzondering worden de aandeelhouders van de splitsende vennootschap slechts aandeelhouder van de verkrijgende vennootschap zoals blijkt uit het splitsingsvoorstel (artikel 2:334cc lid 1 sub a BW). Op basis van deze regels zou geconcludeerd kunnen worden dat de joint venturepartner, in hoedanigheid van verkrijgende vennootschap, aandelen zou moeten toekennen aan zichzelf als aandeelhouder van de splitsende vennootschap op basis van artikel 2:334e lid 1 BW, hetgeen niet mogelijk is. Het verbod aandelen aan ‘jezelf’ toe te kennen is een basis van het Nederlandse vennootschapsrecht.1 Dat principe – ook al zijn deze situaties niet geheel met elkaar te vergelijken – komt ook terug in het verbod eigen aandelen te nemen bij de naamloze vennootschap (artikel 2:95 lid 1 BW) en de onmogelijkheid aandelen te nemen bij de besloten vennootschap (artikel 2:205 BW) en de beperkte mogelijkheden eigen aandelen te verkrijgen (artikel 2:98 BW en artikel 2:207 e.v. BW). Voor juridische splitsing is het verbod tot het toekennen van aandelen in de vennootschap door de vennootschap zelf neergelegd in artikel 2:334e lid 2 BW: ‘Geen aandelen in het kapitaal van een verkrijgende vennootschap worden verkregen voor aandelen in het kapitaal van een splitsende vennootschap die door of voor rekening van die verkrijgende vennootschap of door of voor rekening van de splitsende vennootschap worden gehouden’. Artikel 2:334e lid 2 BW vormt, net als artikel 2:334cc BW, een uitzondering op de hoofdregel van toekenning van aandelen door de verkrijgende vennootschap in ruil voor de aandelen in de splitsende vennootschap.
Bij de vereenvoudigde aandeelhouderssplitsing als variant op de ruziesplitsing zou artikel 2:334e lid 2 BW kunnen worden toegepast: op basis van de hoofdregel van artikel 2:334e lid 1 BW zou de verkrijgende vennootschap aandelen moeten toekennen aan zichzelf, maar artikel 2:334e lid 2 BW staat daaraan in de weg.
Ook al is de splitsing van artikel 2:334cc BW niet toepasbaar om de verhoudingen tussen aandeelhouders van de splitsende vennootschap te wijzigen in de verkrijgende vennootschappen, toch kan de splitsing van artikel 2:334cc BW worden toegepast in een geval waarin aandeelhouders niet geheel gescheiden moeten worden. Deze splitsing wordt de ‘partiële ruziesplitsing’ of ‘vermogenssplitsing’ genoemd.2 Artikel 2:334cc BW belemmert niet dat alle aandeelhouders van de splitsende vennootschap gezamenlijk aandeelhouder worden van één of meer verkrijgende vennootschappen, naast dat de onderscheiden aandeelhouders aandeelhouder worden van onderscheiden verkrijgende vennootschappen. Een voorbeeld hiervan is de splitsing van een vennootschap waarbij de aandeelhouders ieder aandeelhouder worden van één verkrijgende vennootschap en tezamen aandeelhouder worden van een andere verkrijgende vennootschap.3