Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/3.4.2.1
3.4.2.1 Schets van de wettelijke regeling
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS379916:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Knigge 1998, p. 140.
Zie de art. 114-119 Rv.
Voor de herziening van het procesrecht in 2002 was niet geheel duidelijk wanneer een zaak aanhangig was. In zijn arrest van 24 maart 2000, NJ 2000, 601 (HJS), besliste de Hoge Raad, onder verwijzing naar HR 13 juni 1947, NJ 1947, 385, dat indien in enig wetsartikel zonder nadere omschrijving sprake is van het aanhangig zijn van een zaak, naar aard en strekking van het voorschrift moet worden beoordeeld of in de zin van dat artikel het geding reeds als aanhangig geldt door het uitbrengen der dagvaarding dan wel daarvoor bovendien nodig is inschrijving ter rolle van het gerecht waarvoor is gedagvaard.
Hierover Knigge 1998, par. 6.7-6.10 en Rutgers 1994, p. 102-111.
Art. 120 (92 (oud)) Rv. Zie ook reeds HR 16 april 1971 (Van Benten/Van Dijk), NJ 1971, 304 (DJV). Niet elk gebrek kan echter met een exploot uitgebracht buiten de termijn voor beroep of cassatie worden hersteld. Zo overweegt de Hoge Raad zijn arrest van 23 mei 2003 (Highway/Eccere), NJ 2003, 602 dat 'het ontbreken in de cassatiedagvaarding van de middelen waarop het beroep steunt, behoudens bijzondere omstandigheden, die in het onderhavige geval zijn gesteld noch gebleken, een gebrek is dat niet vatbaar is voor herstel buiten de cassatietermijn, ook niet langs de weg van art. 92/120 Rv'. Zie voor bijzondere omstandigheden HR 25 mei 1979 ( Youssef/Van Dorresteyn), NJ 1979, 515 en HR 10 oktober 1986 (De Staat/Kottar), NJ 1987, 122.
Art. 121 Rv. Kritisch over het alsdan ontbreken van een herstelmogelijkheid, Asser 2000, p. 10.
Art. 122 Rv. Ook kritisch over het alsdan nietigverklaren, Asser 2000, p. 10. Zie voor een overzicht van de betekenis van en de wijze waarop de grotendeels gelijkluidende bepalingen van art. 92-94 (oud) Rv in de rechtspraak werden toegepast Asser (Burgerlijke Rechtsvordering (oud)), art. 9294.
De uitgebreide herstelmogelijkheden deden Sterk afvragen of een banaan een herstelbare dagvaarding kan zijn, zie Sterk 1992.
90. De wet stelt gedetailleerde eisen aan de inhoud van de dagvaarding en de wijze waarop de dagvaarding aan de gedaagde wordt meegedeeld. Blijkens de art. 45 en 111 Rv dient het exploot van dagvaarding de gedaagde te informeren, niet alleen over wat de wederpartij van hem vordert en op welke gronden, maar ook over de plaats, het tijdstip en de wijze waarop hij in rechte dient te verschijnen. Dat de dagvaarding evengoed de functie heeft de rechter een zo volledig mogelijk beeld van het geschil te geven, blijkt uit de eis dat de dagvaarding ook de door gedaagde tegen de eis aangevoerde verweren en gronden daarvoor vermeldt.
De dagvaarding moet gedaagde bij deurwaardersexploot worden meegedeeld. Met deze wijze van mededeling heeft de wetgever willen verzekeren dat gedaagde, voor zover mogelijk, daadwerkelijk kennis krijgt van de dagvaarding. Uit die regeling blijkt tevens dat de wetgever het wenselijk achtte dat de rechter aan de hand van het exploot van de deurwaarder - een in dezen onpartijdig openbaar ambtenaar - kan beoordelen of gedaagde wel op de juiste wijze werd gedagvaard. De keerzijde van dit alles is, zo merkt Knigge op, dat eiser de zekerheid wordt geboden dat hij, indien hij de voorschriften aangaande de dagvaarding in acht neemt, toegang zal krijgen tot de rechter. Bij naleving van de voorschriften komt het mislukken van de oproeping voor rekening van de gedaagde, nu in dat geval wordt aangenomen dat gedaagde de kennisgeving van de dagvaarding heeft ontvangen.1
Bij de dagvaarding dient eiser in beginsel een termijn van een week tussen de datum waarop de dagvaarding wordt betekend en de eerstdienende dag in acht te nemen.2 Deze termijn moet gedaagde in de gelegenheid stellen om zich te beraden op de vraag of hij al dan niet in rechte zal verschijnen en om, indien hij besluit te verschijnen, zijn verweer voor te bereiden.
Het geding is aanhangig vanaf de dag van dagvaarding, zo bepaalt art. 125 lid 1 Rv.3 Uit het tweede lid van dit artikel volgt echter dat de aanhangigheid in beginsel vervalt indien het exploot van dagvaarding niet binnen de in art. 113 Rv genoemde termijn ter griffie is ingediend voor inschrijving van de zaak op de rol van het gerecht.
91. De wet kent een genuanceerd stelsel van sancties voor het verzuim van de eisen die aan de inhoud, vorm en wijze van dagvaarding worden gesteld.4 Ontdekt aanlegger het gebrek vóór de aangezegde rechtsdag, dan kan hij dat gebrek herstellen met een exploot dat vóór die rechtsdag wordt uitgebracht.5 Bij het uitbrengen van dat herstelexploot moet echter wel de termijn voor dagvaarding in acht worden genomen. Heeft dit tot gevolg dat de oorspronkelijk aangezegde rechtsdag niet kan worden gehandhaafd, dan zal eiser een andere rechtsdag moeten aanzeggen. Indien eiser het gebrek niet voor de dag waarop de zaak ter zitting komt heeft hersteld, zal de rechter ter zitting bezien welke gevolgen aan het gebrek moeten worden verbonden.
Verschijnt de gedaagde niet, dan zal het gebrek in de dagvaarding er aan in de weg staan dat de rechter tegen gedaagde verstek verleent. In dat geval bepaalt de rechter in beginsel een nieuwe roldatum en beveelt hij dat eiser de gedaagde met herstel van het gebrek tegen deze nieuwe rechtsdag oproept. Is echter aannemelijk dat het exploot van dagvaarding de gedaagde als gevolg van het gebrek niet heeft bereikt, dan spreekt de rechter de nietigheid van het exploot van dagvaarding uit.6 Verschijnt de gedaagde wel en beroept hij zich op de nietigheid van het exploot van dagvaarding, dan zal de rechter dat beroep alleen honoreren als hij van oordeel is dat gedaagde door het gebrek in het exploot van dagvaarding onredelijk in zijn belangen is geschaad. Acht de rechter dat niet het geval, dan kan hij bevelen dat, zo daartoe gronden zijn, eiser het gebrek alsnog herstelt.7
Indien de rechter ondanks alle herstelmogelijkheden de dagvaarding nietig verklaart8, kan eiser doorgaans gedaagde opnieuw dagvaarden. Betrof het verzuim een appèldagvaarding of de inschrijving daarvan op de rol van de rechter, dan kan eiser in een lastig parket komen. De wet stelt immers een termijn aan de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen. Verklaart de rechter de uitgebrachte appèldagvaarding nietig of blijkt de inschrijving niet gelukt, dan zal veelal de termijn voor het instellen van hoger beroep inmiddels zijn verstreken, en wordt het vonnis waarvan eiser in hoger beroep had willen komen, onherroepelijk.9 Het is daarom niet verwonderlijk dat de hierna te bespreken arresten van de Hoge Raad waarin een beroep wordt gedaan op de goede procesorde in het kader van gebreken in de dagvaarding of bij de inschrijving, alle verzuimen betreffen die zijn begaan bij het instellen van het hoger beroep. De rechtsoverwegingen die de Hoge Raad in deze arresten geeft zijn echter, zoals zal blijken, doorgaans evengoed van betekenis voor dagvaardingen in eerste aanleg en in cassatie, als voor appèldagvaardingen.10