Einde inhoudsopgave
Artikel 6 EVRM en de civiele procedure (BPP nr. 10) 2008/6.10.3.2
6.10.3.2 De keerzijde van wraking: verschoning
Mr. P. Smits, datum 06-03-2008
- Datum
06-03-2008
- Auteur
Mr. P. Smits
- JCDI
JCDI:ADS301329:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie onder meer de bijdragen van G. Vrieze, A.F.M. Brenninkmeijer en J.A.Z. Hooft Graafland in de Trema-special (2002) Wie bewaakt de bewakers, en voorts H.L.C. Hermans in Trema (2001), p. 1- 4 en J. Remmelink in Trema 1995, p. 358-363.
'Leidraad Onpartijdigheid van de Rechter', gepubliceerd in Trema alsmede op
Uit HR 19 november 1999, NJ 2001, 30 (DA), volgt dat een rechter zich niet hoeft te verschonen indien hij lid van de Raad van Toezicht op het Schadeverzekeringsbedrijf is indien hij als rechter dient te beslissen in een geding tussen een verzekeraar en een partij die niet verzekeraar is (het daarop gerichte wrakingsverzoek werd i.c. afgewezen).
Intussen heft de Visitatiecommissie Gerechten 2006 (Commissie-Meijerink) vastgesteld dat er bij de gerechten een sterk integriteitsbesef heerst en dat er door alle betrokkenen omzichtig wordt omgegaan met verschoningsvraagstukken.
Ter vermijding van wraking kan de rechter zich (op voorhand) verschonen. De discussie over de vraag onder welke omstandigheden een rechter zich dient te verschonen heeft zich - uiteraard - vooral in rechterlijke kringen afgespeeld.1 Het algemene gevoelen van de rechterlijke macht was dat een verschoningscode wenselijk zou zijn om enige duidelijkheid te scheppen, zo blijkt uit het eerdergenoemde WODCrapport. Die code is er in maart 2004 gekomen in de vorm van een leidraad, vastgesteld door de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVVR) en de vergadering van presidenten van rechtbanken en appelcolleges 2 Als houvast wordt een tiental aanbevelingen gegeven aan de rechter hoe te handelen bij gezins- en familieverbanden met een der procespartijen, confrontatie met een procespartij uit de eigen persoonlijke en/of zakelijke kennissenkring respectievelijk voormalige werkkring en dergelijke. Bewust is ervoor gekozen geen limitatieve opsomming van verschoningsgronden te formuleren en de verantwoordelijkheid in eerste instantie bij de individuele rechter te leggen, waarbij deze zich permanent dient af te vragen of zijn optreden ook daadwerkelijk bij de rechtzoekende en de samenleving het beeld van de onpartijdige rechter oproept.3 De ervaringen met de leidraad zouden na twee jaar worden geëvalueerd.4