HR, 11-02-2022, nr. 21/03549
ECLI:NL:HR:2022:185
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-02-2022
- Zaaknummer
21/03549
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:185, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑02‑2022; (Cassatie)
Uitspraak 11‑02‑2022
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/03549
Datum 11 februari 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de RAAD VAN BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 8 juli 2021, nr. SGR 20/7902 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 2 april 2021.
1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad alleen kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag als deze, die is gedaan op verzet tegen een met toepassing van artikel 8:54 Awb gedane uitspraak inzake de toepassing van de Participatiewet. Het beroep in cassatie moet daarom nietontvankelijk worden verklaard.
2. Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2022.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van € 134 wordt door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.