RvdW 2023/399:Economische zaak. Verontreiniging oppervlaktewater door uitstroom percolaat uit voorraadberg granuliet op terrein van vennootschap t.g.v. regenval en realiseren van drainagegeul in oever richting oppervlaktewater, art. 6.2 Waterwet. 1. Heeft hof in strijd met art. 358 lid 3 Sv verzuimd te beslissen op kwalificatieverweren, inhoudende dat sprake was van ‘afvloeiend hemelwater’, dat geen sprake was van ‘visuele verontreiniging’ a.b.i. art. 3.33 Activiteitenbesluit milieubeheer en dat geen sprake was van ‘percolaat’? 2. Heeft hof de verweren van verdediging op de juiste wijze geciteerd en geïnterpreteerd? 3. Heeft hof miskend dat eerst moet worden vastgesteld dat geen sprake is van vrijstellingen in de zin van art. 6.2 lid 1 sub b Waterwet, voordat kan worden vastgesteld dat sprake kan zijn van overtreding van lozingsverbod van art. 6.2 lid 1 Waterwet? 4. Kan overtreding aan verdachte rechtspersoon worden toegerekend, nu kraanmachinist tegen regels en instructies in op eigen houtje heeft besloten greppel te graven van berg naar water in haven? HR: art. 81 lid 1 RO.