NJ 2015/309
Internationaal privaatrecht. Internationale bevoegdheid ter zake verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing; toepassing art. 6 EVRM op procedure na verwijzing; gewone verblijfplaats kinderen in zin art. 8 en 10 Brussel II-bis; maatstaf.
HR 26-06-2015, ECLI:NL:HR:2015:1752, m.nt. Redactionele aantekening
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
26 juni 2015
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
15/01249
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124053:1
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Internationaal publiekrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:1752, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑06‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:688, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑05‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑03‑2015
Essentie
Internationaal privaatrecht. Internationale bevoegdheid ter zake verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing; toepassing art. 6 EVRM op procedure na verwijzing; gewone verblijfplaats kinderen in zin art. 8 en 10 Brussel II-bis; maatstaf.
Vervolg op HR 28 februari 2014, NJ 2014/437, m.nt. Th.M. de Boer.
Het hof heeft niet miskend dat de uit art. 6 EVRM voortvloeiende vereisten (ook) in de procedure na verwijzing in acht dienen te worden genomen. Nu de advocaat van de ouders in zijn brief aan het hof slechts heeft herhaald dat de ouders ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.