NJ 1951/482
„Voorwaarden het gedrag van den veroordeelde betreffende". Ingreep in burgerrechtelijke verhoudingen.
HR 01-05-1951, ECLI:NL:HR:1951:47, m.nt. Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
1 mei 1951
- Magistraten
Mrs Fick, Sinninghe Damsté, Feber, Vrij, van Berckel
- Zaaknummer
[01051951/NJ_1951-482]
- Conclusie
Mr. Langemeijer
- Noot
Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS166396:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1951:47, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑05‑1951
- Wetingang
(Sr art. 14c.)
Essentie
„Voorwaarden het gedrag van den veroordeelde betreffende". Ingreep in burgerrechtelijke verhoudingen.
Samenvatting
Deze uitdrukking omvat niet alleen „den levenswandel ..." doch ook bepaalde gedragingen waartoe de rechter den veroordeelde jegens betrokken derden gehouden kan rekenen, waaronder kon worden gebracht de in dit geyal opgelegde verplichting, t.w. het terug betalen aan den bestolene van het bedrag, waarvoor deze laatste zijn eigen auto van req., die deze betaling als voorwaarde stelde voor de afgifte van de auto, had teruggekocht.
Het opleggen van een dergelijke bijzondere voorwaarde wordt ook niet daardoor uitgesloten, dat in het eerste lid van art. 14c Sr. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.