Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 augustus 2021, genummerd MDRAA21007 (03Vesper), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1557. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Rb. Midden-Nederland, 20-04-2022, nr. 16/147552-21 (P)
ECLI:NL:RBMNE:2022:1495
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
20-04-2022
- Zaaknummer
16/147552-21 (P)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2022:1495, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 20‑04‑2022; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 20‑04‑2022
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor het medeplegen van witwassen en daarvan een gewoonte maken. Taakstraf van 160 uren. In het vonnis is rekening gehouden met procesafspraken die door de officier van justitie en de verdediging zijn gemaakt.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/147552-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1982] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna: verdachte.
1. ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 november 2021, 20 december 2021, 31 januari 2022, 14 maart 2022 en 20 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen mr. Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht, namens verdachte naar voren heeft gebracht.
2. INLEIDING
2.1
De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
in de periode van 3 oktober 2013 tot en met 11 mei 2021 te Hilversum tezamen en in vereniging met een ander of anderen
- € 11.045,83 aan contante betalingen/aankopen en/of
- € 8.925 aan contante stortingen op rekeningnummer [rekeningnummer 1] van [verdachte] en/of
- € 20.430 aan contante stortingen op rekeningnummer [rekeningnummer 2] van [A] , waarvan de enige afgegeven bankpas in het bezit was van verdachte [verdachte] en/of;
- een (contant betaalde) Ford B-Max met kenteken [kenteken] en/of
op 11 mei 2021 te Hilversum € 33.540 Euro en/of 4.040 Marokkaanse Dirham en/of
designer- kinderkleding en/of schoenen en/of accessoires - en/of waarvan 16 stuks nieuw waren met een totale waarde van € 1.049,86
heeft witgewassen en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
subsidiair ten laste gelegd als opzet- dan wel schuldheling.
2.2
Het afdoeningsvoorstel en de beoordeling
De officier van justitie heeft in deze strafzaak aan de rechtbank – op verzoek van de verdediging – het verzoek gedaan om te komen tot procesafspraken. Partijen hebben overeenstemming bereikt en deze afspraken bevatten onder meer de gezamenlijke zienswijzen van de officier van justitie en de verdediging over de beoordeling van de ten laste gelegde feiten en de op te leggen straf.
Het afdoeningsvoorstel dat aan de rechtbank is voorgelegd houdt – kort gezegd – concreet
in dat:
- het indienen van onderzoekswensen achterwege blijft alsook het instellen van hoger beroep wanneer de rechtbank meegaat in deze procesafspraken;- verdachte afstand doet van alle inbeslaggenomen voorwerpen en/of zaken en vermogensrechten dan wel vastgelegde gegevens;- er tussen partijen overeenstemming over de bewijspositie is en verdachte afziet van het voeren van verweren;- de officier van justitie een taakstraf van 160 uur vordert.
Deze afspraken hebben tijdens de inhoudelijke behandeling de nodige aandacht gekregen. Daarbij was een belangrijk element of de verdachte begreep wat de gemaakte afspraken inhielden en welke gevolgen deze voor haar en haar strafzaak konden hebben. Daarover is op de zitting - vanwege afwezigheid van verdachte - met de raadsman gesproken. De raadsman heeft ter terechtzitting van 14 maart 2022 bevestigd dat verdachte weloverwogen, voldoende geïnformeerd en vrijwillig ervoor heeft gekozen in te stemmen met de procesafspraken, en zich bewust is geweest van de inhoud, de procedure en de (mogelijke) gevolgen daarvan.
Centraal bij het onderzoek op de zitting stond bovenal de beantwoording van de vragen van artikel 348 en met name van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), meer in het bijzonder de vragen naar het bewijs en de straf.
Ook in dit vonnis staan de overwegingen over de artikelen 348-350 Sv voorop. Bij de bepaling van de straf en de motivering daarvan is ook aandacht voor de procesafspraken, waarbij de inhoud en de doorwerking van de procesafspraken worden besproken.
3. VOORVRAGEN
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte op basis van pragmatische overwegingen procesafspraken met het Openbaar Ministerie heeft gemaakt. De rechtbank moet wel kritisch kijken naar het bewijs en of dat een bewezenverklaring kan dragen. Verdachte heeft er geen bezwaar tegen indien zij integraal wordt vrijgesproken. De woning - waar het geld is aangetroffen - wordt niet alleen door verdachte maar ook door haar partner bewoond. Verder heeft ten aanzien van de dure kinderkleding te gelden dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte de kleding zelf heeft aangeschaft en/of dat zij wetenschap had van de herkomst van het geld. Daarnaast bevat het dossier geen aanwijzingen dat verdachte geld gestort zou hebben op de rekening van [A] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen1.
Op 11 mei 2021 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Daarbij zijn er verschillende aankoopfacturen/kwitanties aangetroffen en gefotografeerd. Uit analyse van deze foto’s is gebleken dat de volgende bedragen contant zijn voldaan:
Datum | Bonnummer | Naam | Betreft | Bedrag | Betaalmethode |
22-05-2019 | [.] | [medeverdachte] | [..] | € 2.350 | Contant |
19-04-2019 | - | [verdachte] | [..] | € 798 | Contant |
15-04-2019 | [.] | Onbekend | [..] | € 1.250 | Contant |
15-10-2018 | [.] | [verdachte] | [..] | € 1.253,89 | Contant |
25-07-2017 | [.] | Onbekend | [..] | MAD 4.800 = € 446 | Contant |
21-07-2017 | [.] | Onbekend | [..] | MAD 14.310 = € 1.330 (waarvan €1.209 contant) | Contant / Bank |
(Totaalbedrag: € 7.306,89).2.
De tenaamgestelde van bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] is [verdachte] .Er werd in de periode tussen 18 januari 2017 tot en met 10 oktober 2019 in 30 transacties in totaal € 8.925 gestort.3.
Bij de doorzoeking op 11 mei 2021 aan de [adres] te [plaatsnaam] werd in een handtas
een portemonnee aangetroffen, waarin onder andere twee Rabobank passen zaten die op naam stonden van [verdachte] en een buitenlandse ID kaart op naam van [verdachte] . Daarnaast zat in de portemonnee nog een bankpas, met rekeningnummer [rekeningnummer 2] , op naam van [A] . De bankpas was voorzien van pasnummer [pasnummer] .4.
Uit de geleverde gegevens van de Rabobank is gebleken dat er voor laatstgenoemde bankrekening één bankpas (met pasnummer: [pasnummer] ) is afgegeven door de Rabobank. Gedurende een langere periode zijn er met deze bankrekening meerdere betalingen verricht welke een directe- en indirecte link hebben met [verdachte] . Het vermoeden bestaat dat deze bankrekening na openen direct in gebruik is genomen door [verdachte] . Kort na het openen van deze bankrekening vond namelijk de eerste bestelling al plaats van [verdachte] bij www.bol.com. Gelet op de eerder genoemde feiten bestaat daarom het vermoeden dat [verdachte] de daadwerkelijke gebruiker is van deze bankrekening van [A] om op deze wijze uit het zicht te blijven voor overheidsinstanties.5.
In de periode tussen 7 augustus 2020 en 21 april 2021 werd er (in 13 transacties) in totaal een bedrag van € 20.430 contant gestort op rekening [rekeningnummer 2] .6.
Aangezien verdachte vanaf 2017 geen inkomsten had uit een (voormalige) dienstbetrekking, zijn dergelijke contante stortingen niet gebruikelijk. Deze handelingen duidden op het verhullen van de herkomst van het geld door dit contant te storten op haar bankrekening om vervolgens hier girale transacties mee uit te voeren.7.
Sinds 7 januari 2017 heeft [verdachte] een Ford B-Max voorzien van kenteken [kenteken] tenaamgesteld. Deze personenauto is van het bouwjaar 16 mei 2014 en had volgens de RDW een cataloguswaarde van € 24.867,-. Bij het analyseren van de bankrekeningen van [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] is er geen transactie aangetroffen die duidde op de aankoop van een personenauto. Het vermoeden bestaat daarom dat deze personenauto contant is voldaan, wat duidt op het verhullen van de herkomst van het geld.8.
Bij de doorzoeking in de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] op 11 mei 2021 werden
op meerdere plaatsen in de woning (in of tussen kleding) contante geldbedragen aangetroffen. Het totaal van al het contant aangetroffen geld betrof € 33.540.9.
Hieruit blijkt dat [verdachte] de beschikking had over grote contante geldbedragen in verschillende coupures welke niet uit legale inkomsten zijn verworven en tevens niet bekend waren bij de Belastingdienst. Deze contante geldbedragen zijn aangetroffen op verschillende plaatsen in de woning wat duidt op het verbergen van de vindplaats van het geld. Hieruit kan worden opgemaakt dat [verdachte] de wetenschap had dat zij zich bezighield met witwassen.10.
Verder werd bij de doorzoeking in de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] op 11 mei 2021 een tas aangetroffen van de winkel [winkel] (‘ [....] ’) met daarin kinderkleding van verschillende merken, onder andere van de merken Antony Morato, Moschino en Gucci. Aan diverse kledingstukken zat nog een prijskaartje (16 stuks), met een totale waarde van € 1.049,86. Daarnaast zijn er ook diverse kledingstukken aangetroffen zonder prijskaartje, waaronder:
- 2 paar Gucci schoenen
- Jeans van Jacky Girls
- Joggingbroek van Iceberg
- Pet van Dsquared2
- Korte joggingbroek en t-shirt van Iceberg.11.
Deze transacties van de luxe kledingstukken van de winkel [winkel] zijn niet terug te vinden op de bankrekeningen van verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte] . Hierdoor bestaat het vermoeden dat deze luxe kinderkleding contant is voldaan, wat duidt op het verhullen van de herkomst van het geld (voorwerp).12.
Verdachte had vanaf 2017 geen inkomsten meer uit een (voormalige) dienstbetrekking. Zij ontving – samen met haar fiscale partner – wel kindgebonden budget en kinderbijslag.
Verdachte had gedurende de gehele onderzoeksperiode dezelfde partner, [medeverdachte] .
Gedurende de gehele onderzoeksperiode hebben zij ook gezamenlijk een huishouden gevoerd en waren zij fiscale partners. Om die reden is ook het inkomen en vermogen van [medeverdachte] van belang.
Van [medeverdachte] , zijn de volgende loongegevens bekend bij de belastingdienst / iCOV:13.
Jaar | Nettoloon |
2017 | € 19.799 |
2018 | € 22.200 |
2019 | € 22.245 |
2020 | € 22.646 |
Bewijsoverwegingen
Op grond van de bevindingen van politieambtenaren in bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 18 januari 2017 tot en met 11 mei 2021 – kort gezegd – zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
Ten aanzien van € 11.045,33 aan contante betalingen/aankopen, een (contant betaalde) Ford B-Max met kenteken [kenteken] en designer-, althans dure kinderkleding
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte (en medeverdachte [medeverdachte] ) op 11 mei 2021 zijn er diverse facturen van contante aankopen (in totaal € 11.045,83) aangetroffen. Aangezien uit het dossier niet blijkt wat het inkomen van verdachte en/of haar partner (medeverdachte [medeverdachte] ) tot het jaartal 2017 is geweest, zal de rechtbank kijken naar de periode vanaf 2017 tot en met 2019. Het totaalbedrag van de aankoopfacturen in deze periode betreft een bedrag van € 7.306,89.
Tijdens voornoemde doorzoeking is voorts een tas aangetroffen met daarin kinderkleding van verschillende merken. De waarde van de kledingstukken waar nog een prijskaartje aan zat, betrof € 1.049,86. Deze transacties waren niet terug te vinden op de bankrekeningen van verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte] , zodat de rechtbank – bij gebreke van een andere verklaring van verdachte en [medeverdachte] – ervan uitgaat dat deze luxe kinderkleding contant is betaald.
Voorts is gebleken dat verdachte (sinds 7 januari 2017) een Ford B-Max (met kenteken [kenteken] ) op haar naam heeft staan, die volgens het RDW een cataloguswaarde had van € 24.867,-. Nu uit de analyse van de bankrekening van verdachte en/of haar partner niet blijkt dat deze auto giraal is betaald, en verdachte geen andere verklaring heeft gegeven, gaat de rechtbank ervan uit dat deze auto contant is betaald.
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde uitgaven in de periode van 2017 tot en met 2019, bezien in het licht van het legale inkomen van de partner van verdachte relatief hoge bedragen zijn. Verdachte had in deze periode zelf geen (legaal) arbeidsinkomen, maar ontving slechts kind gebonden budget en kinderbijslag. Bovendien is het opmerkelijk dat deze bedragen contant zijn betaald. Gelet op die combinatie van feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een vermoeden van witwassen. Van verdachte mag dan worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van het contante geld. Verdachte heeft hier echter geen verklaring voor gegeven.
De rechtbank komt bij gebrek aan een andere verklaring dan ook tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat deze geldbedragen – middellijk of onmiddellijk – uit misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte daarvan op de hoogte was. Overigens is niet vereist dat het voorwerp geheel uit misdrijf afkomstig is. Ook indien sprake is van een geldbedrag dat deels bestaat uit crimineel geld en deels uit legaal geld, is sprake van een voorwerp dat uit misdrijf afkomstig is.14.
Ten aanzien van € 8.925 aan contante stortingen op rek.nr. [rekeningnummer 1] van [verdachte] en € 20.430 aan contante stortingen op rek.nr. [rekeningnummer 2] van [A]
Op basis van de bewijsmiddelen rekent de rechtbank alle contante stortingen in de periode tussen 18 januari 2017 tot en met 10 oktober 2019 (totaal € 8.925) op rekeningnummer [rekeningnummer 1] (t.n.v. [verdachte] ) toe aan verdachte. De verdediging heeft op dit punt ook geen bezwaar gemaakt.
De rechtbank rekent de contante stortingen (van in totaal € 20.430) op rekeningnummer [rekeningnummer 2] (van [A] ) ook toe aan verdachte. Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat er voor deze bankrekening maar één bankpas is afgegeven. Deze pas is aangetroffen in de portemonnee van verdachte (samen met twee andere betaalpassen op naam van verdachte). Ook blijkt uit een overzicht van de betalingen die met de bankpas van rekeningnummer [rekeningnummer 2] zijn verricht, dat verdachte deze bankpas – direct na het openen van de bankrekening - in gebruik heeft gehad. Dat verdachte niet (altijd) de persoon zou zijn geweest die het geld gestort heeft, doet aan bovenstaande niet af.
Gelet op het feit dat deze contante stortingen niet in verhouding staan tot de inkomsten en de financiële situatie van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een vermoeden van witwassen. Nu verdachte geen verklaring heeft gegeven voor de herkomst van het geld, gaat de rechtbank ervan uit dat deze geldbedragen - middellijk of onmiddellijk - uit misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte daarvan op de hoogte was.
Ten aanzien van € 33.540
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte (en medeverdachte [medeverdachte] ) op 11 mei 2021 zijn op meerdere plaatsen in de woning (in of tussen kleding) contante geldbedragen aangetroffen (totaal € 33.540).
Deze contante geldbedragen zijn aangetroffen op ongewone plaatsen, namelijk onder meer in kledingstukken (op de begane grond, de ouderslaapkamer, de kinderslaapkamer en de tweede verdieping),wat duidt op het verbergen van de vindplaats van het geld. Verder staat dit contante geld niet in verhouding tot de inkomsten en de financiële situatie van verdachte. Op basis hiervan is er sprake van een vermoeden van witwassen. Nu verdachte geen verklaring heeft gegeven voor de herkomst van het geld, gaat de rechtbank ervan uit dat deze geldbedragen - middellijk of onmiddellijk – uit misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte daarvan op de hoogte was.
Ten aanzien van 4.040 Marokkaanse Dirham
De rechtbank is van oordeel dat voor het bedrag aan Marokkaanse Dirham niet is gebleken van aanwijzingen voor een gerechtvaardigd witwasvermoeden. Niet valt uit te sluiten dat verdachte (en/of medeverdachte [medeverdachte] ) dit relatief lage geldbedrag (omgerekend ongeveer € 400,00) hebben meegenomen van een vakantie in Marokko. Het dossier biedt verder geen aanknopingspunten die erop duiden dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig zou zijn. De rechtbank zal verdachte op dit punt dan ook partieel vrijspreken.
5. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op tijdstippen in de periode van 18 januari 2017 tot en met 11 mei 2021 te [plaatsnaam] en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, meermalen,
(telkens) (van) meer voorwerp(en), te weten
- in totaal 7.306,89 euro aan contante betalingen/aankopen en
- in totaal 8.925 euro aan contante stortingen op rekeningnummer [rekeningnummer 1] van [verdachte] en
- in totaal 20.430 euro aan contante stortingen op rekeningnummer [rekeningnummer 2] van [A] , waarvan de enige afgegeven bankpas (te weten: pasnummer [pasnummer] ) in het bezit was van haar, verdachte [verdachte] , en
- een voertuig, te weten een (een contant betaalde/aangekochte) Ford B-Max gekentekend [kenteken] en
- op 11 mei 2021 te [plaatsnaam] 33.540 euro en een hoeveelheid designer-, althans dure kinderkleding en schoenen en accessoires (van onder meer de merken Antony Morato en Moschino en Gucci en waarvan 16 stuks nieuw was met een totale waarde van 1.049,86 euro),
de herkomst heeft verborgen en/of heeft verhuld,
terwijl zij, verdachte, en haar mededader (telkens) wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en zij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
6. STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 1 primair:
medeplegen van witwassen en van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
7. STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. OPLEGGING VAN STRAF
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - conform de gemaakte procesafspraken - gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 160 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – gelet op de gemaakte procesafspraken - geen specifiek strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen (in vereniging) van grote geldbedragen en goederen (een auto en dure kinderkleding) waarvan zij wist dat deze geldbedragen uit misdrijf afkomstig waren. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk omdat witwassen een ernstige bedreiging voor de legale economie vormt. De integriteit van het financiële en economische verkeer wordt hierdoor aangetast. Witwassen is een ernstig feit dat in niet te onderschatten mate bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Verdachte heeft hier door haar handelen aan bijgedragen.
Persoon van verdachte De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 24 september 2021 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De op te leggen straf De officier van justitie en de verdachte zijn een taakstraf overeengekomen voor de duur van 160 uren.
De rechtbank heeft zich bij het bepalen van de hoogte van de straf georiënteerd op straffen die in andere zaken van dit type worden opgelegd. Daarbij is gekeken naar zaken met een soortgelijk feit en een vergelijkbare rol van de betrokken verdachte. Hoewel iedere strafzaak zijn eigen kenmerken heeft, zou de rechtbank – op basis van die vergelijking van zaken – in beginsel een taakstraf rond (maximaal) 240 uren in deze zaak op zijn plaats vinden.
De door middel van de procesafspraken aan de rechtbank voorgelegde taakstraf van 160 uren, komt dus neer op een vermindering met grofweg een derde deel. Een ‘korting’ van maximaal 1/3 is bij procesafspraken in internationaal verband geen uitzondering en wordt ook door deze kamer in deze zaak gezien als passende bandbreedte.15.Een korting is daarnaast gerechtvaardigd, omdat verdachte meewerkt aan een procedure die uiteindelijk leidt tot tijdwinst. Snellere of verkorte afdoening van een specifieke zaak kan zowel in het belang van die ene zaak, als in het belang van andere zaken zijn, omdat – ook in hoger beroep en cassatie - (zittings)capaciteit beschikbaar blijft om andere zaken af te doen. Dit mag uiteraard geen doel op zich zijn, maar de rechtbank kan zijn ogen niet sluiten voor het feit dat zaken als deze, waarin de problematiek speelt van internationaal gekraakte pgp-servers, een groot beslag leggen op de schaarse zittingstijd, waardoor andere zaakstromen (bijvoorbeeld cybercrime, zedendelicten, geweldsdelicten en fraude) in de verdrukking kunnen komen. Daarnaast zorgen de procesafspraken er ook voor dat de opgelegde straf sneller kan worden geëxecuteerd.
De rechtbank is dan ook oordeel dat ook dit onderdeel van het afdoeningsvoorstel recht doet aan deze zaak, waarbij zowel het belang van verdachte als dat van de maatschappij geëerbiedigd wordt. Kortom: de rechtbank zal verdachte veroordelen tot de in het afdoeningsvoorstel genoemde straf, namelijk een taakstraf van 160 uren.
9. BESLAG
Onder verdachte zijn diverse goederen in beslag genomen. Uit de inhoud van de procesafspraken blijkt dat verdachte afstand doet van alle inbeslaggenomen voorwerpen en/of zaken en vermogensrechten dan wel vastgelegde gegevens. Ter zitting hebben de officier van justitie en de verdediging deze afspraak bevestigd. Daarom ziet de rechtbank geen reden om nog een beslissing over dit beslag te nemen.
10. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 420bis en 420ter
van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11. BESLISSING
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 160 (honderdzestig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 80 (tachtig) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits enM. Weistra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Vos, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 april 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 oktober 2013 tot
en met 11 mei 2021 te Hilversum en/of elders in Nederland tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
(telkens) (van) een of meer voorwerp(en), te weten
- ( in totaal) 11.045,83 Euro aan contante betalingen/aankopen en/of
- ( in totaal) 8.925 Euro aan contante stortingen op rekeningnummer [rekeningnummer 1] van [verdachte] en/of
- in totaal 20.430 Euro aan contante stortingen op rekeningnummer [rekeningnummer 2] van [A] , waarvan de enige afgegeven bankpas (te weten: pasnummer [pasnummer] ) in het bezit was van haar, verdachte [verdachte] en/of
- een voertuig, te weten een (een contant betaalde/aangekochte) Ford B-Max gekentekend [kenteken] en/of
- op of omstreeks 11 mei 2021 te Hilversum 33.540 Euro en/of 4.040 Marokkaanse Dirham en/of een hoeveelheid designer-, althans dure kinderkleding en/of schoenen en/of accessoires (van onder meer de/het merk(en) Antony Morato en/of Moschino en/of Gucci en/of waarvan 16 stuks nieuw was met een totale waarde van 1.049,86 Euro),
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en) althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, en zij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 oktober 2013 tot
en met 11 mei 2021 te Hilversum en/of elders in Nederland tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
(telkens)
- in totaal 11.045,83 Euro aan contante betalingen/aankopen en/of
- in totaal 8.925 Euro aan contante stortingen op rekeningnummer [rekeningnummer 1] van [verdachte] en/of
- in totaal 20.430 Euro aan contante stortingen op rekeningnummer [rekeningnummer 2] van [A] , waarvan de enige afgegeven bankpas (te weten: pasnummer [pasnummer] ) in het bezit was van haar, verdachte [verdachte] en/of
- een voertuig, te weten een (een contant betaalde/aangekochte) Ford B-Max gekentekend [kenteken] en/of
- op of omstreeks 11 mei 2021 te Hilversum 33.540 Euro en/of 4.040 Marokkaanse Dirham en/of een hoeveelheid designer-, althans dure kinderkleding en/of schoenen en/of accessoires (van onder meer de/het merk(en) Antony Morato en/of Moschino en/of Gucci en/of waarvan 16 stuks nieuw was met een totale waarde van 1.049,86 Euro),
althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof en zij aldus van het plegen van opzetheling een gewoonte heeft gemaakt.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 20‑04‑2022
Pagina 583.
Pagina’s 1226 en 1227.
Pagina 775.
Pagina’s 937 en 938.
Pagina 1199.
Pagina 1299.
Pagina 1299.
Pagina’s 541, 544 en 545.
Pagina 1304.
Pagina’s 595 en 596.
Pagina 1300.
Pagina 1297.
Rechtbank Rotterdam 24 december 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:12699 en voetnoot 25.