A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, Handboek strafzaken hoofdstuk 45, Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 164 en HR 22 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU1993, NJ 2006/219.
HR, 11-02-2020, nr. 18/03411
ECLI:NL:HR:2020:222
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-02-2020
- Zaaknummer
18/03411
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2020:222, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑02‑2020; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:1449
ECLI:NL:PHR:2019:1449, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑12‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2020:222
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑03‑2019
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑02‑2020
Inhoudsindicatie
Bijstand van een tolk. Gebruikmaken van een tolk die niet is ingeschreven in het Register beëdigde tolken en vertalers en het schriftelijk vastleggen van de redenen daarvoor a.b.i. art. 28.4 Wet beëdigde tolken en vertalers. In het p-v van de tz. heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat van de daar aanwezige tolk, die niet is ingeschreven in het Register beëdigde tolken en vertalers, gebruik is gemaakt omdat een in dat register ingeschreven tolk niet, althans niet tijdig, beschikbaar was. Daarmee heeft het hof, mede gelet op de wetsgeschiedenis van art. 28 Wet beëdigde tolken en vertalers, toereikend de redenen vastgelegd a.b.i. art. 28.4 van die wet. Tot een nadere motivering was het hof niet gehouden, mede in aanmerking genomen dat blijkens het p-v van de tz. in h.b. door of namens verdachte geen bezwaren zijn ingebracht tegen het gebruikmaken van de daar aanwezige tolk. Volgt verwerping.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/03411
Datum 11 februari 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 26 juli 2018, nummer 22/004874-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.I. Kool, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Namens de verdachte heeft H.M.W. Daamen, advocaat te Maastricht, daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1
Het middel klaagt dat het hof niet toereikend de redenen als bedoeld in artikel 28 lid 4 Wet beëdigde tolken en vertalers heeft vastgelegd voor het gebruikmaken van een tolk die niet is ingeschreven in het Register beëdigde tolken en vertalers.
2.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover voor de beoordeling van het cassatiemiddel van belang, het volgende in:
“Ter terechtzitting is aanwezig [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1966, wonende te [plaats], tolk in de Tunesische taal, die niet in het Register beëdigde tolken en vertalers is ingeschreven. Nu een in het Register ingeschreven tolk in deze taal niet (tijdig) beschikbaar was, wordt al hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen door voornoemde tolk vertolkt. Alvorens met zijn werkzaamheden aan te vangen, legt de tolk in handen van de voorzitter op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed af dat hij zijn taak naar zijn geweten zal vervullen.
(...)
De raadsvrouw voert het woord tot verdediging overeenkomstig haar overgelegde en aan dit proces-verbaal gehechte pleitnotities.
In aanvulling daarop voert de raadsvrouw aan:
Omdat het hof de laatste feitelijke instantie is, wilde cliënt graag worden bijgestaan door een tolk. Hij hoopte dat hij daardoor beter zijn visie op de zaak zou kunnen overbrengen. Hij heeft er geen rekening mee gehouden dat dit vragen zou oproepen of afbreuk aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen zou doen. Cliënt blijft bij zijn eerder afgelegde verklaringen.”
2.3.1
“1. De volgende diensten en instanties maken in het kader van het strafrecht en het vreemdelingenrecht uitsluitend gebruik van beëdigde tolken of vertalers:
(...)
b. de tot de rechterlijke macht behorende gerechten;
(...).
3. In afwijking van het eerste (...) lid kan gebruik worden gemaakt van een tolk die geen beëdigde tolk is of van een vertaler die geen beëdigde vertaler is indien wegens de vereiste spoed een ingeschrevene in het register niet tijdig beschikbaar is of indien het register voor de desbetreffende bron- of doeltaal dan wel bron- of doeltalen geen ingeschrevene bevat.
4. Indien van het eerste (...) lid wordt afgeweken wordt dit met redenen omkleed schriftelijk vastgelegd. (…)”
2.3.2
De geschiedenis van de totstandkoming van artikel 28 Wet beëdigde tolken en vertalers houdt onder meer het volgende in:
“Artikel 28
Dit artikel bevat de afnameplicht voor justitiële diensten, de rechterlijke macht, de Koninklijke Marechaussee, de politie en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voor zover deze optreedt als hoogste instantie in het vreemdelingenrecht. Zoals in het algemeen deel van de toelichting reeds is gesteld is het van groot belang dat binnen de strafrechtsketen en de vreemdelingenketen enkel gebruik wordt gemaakt van gerechtstolken en beëdigd vertalers waarvan de kwaliteit en integriteit gewaarborgd is. Via een afnameplicht wordt gewaarborgd dat de hiervoor genoemde instanties ook enkel van deze gerechtstolken en beëdigd vertalers gebruik maken.
Via het derde lid wordt voorzien in de mogelijkheid gebruik te maken van een tolk of vertaler die niet in het register is opgenomen. Het betreft hierbij de situatie dat een gerechtstolk of beëdigd vertaler niet of niet tijdig beschikbaar is. (...) Het derde lid laat onverlet dat een verdachte op grond van de wet of op basis van artikel 6 EVRM recht heeft op een tolk of vertaler. Indien geen gerechtstolk of beëdigd vertaler beschikbaar is zal gebruik gemaakt worden van een tolk of vertaler die niet in het register staat ingeschreven.
Het vierde lid bevat de verplichting indien geen gebruik wordt gemaakt van een gerechtstolk of beëdigd vertaler, dit voorzien van een motivering schriftelijk vast te leggen. Op deze wijze kan in het vervolg van een procedure worden nagegaan wie als tolk of vertaler is opgetreden. Dit biedt enerzijds een waarborg dat zorgvuldig met de afnameverplichting wordt omgegaan en biedt voorts duidelijkheid wie als tolk of vertaler heeft gefungeerd.”
(Kamerstukken II 2004/05, 29 936, nr. 3, p. 23-24)
2.4
In het onder 2.2 weergegeven proces-verbaal heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat van de daar aanwezige tolk, die niet is ingeschreven in het Register beëdigde tolken en vertalers, gebruik is gemaakt omdat een in dat register ingeschreven tolk niet, althans niet tijdig, beschikbaar was. Daarmee heeft het hof, mede gelet op de onder 2.3.2 weergegeven wetsgeschiedenis, toereikend de redenen vastgelegd als bedoeld in artikel 28 lid 4 Wet beëdigde tolken en vertalers. Tot een nadere motivering was het hof niet gehouden, mede in aanmerking genomen dat blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep door of namens de verdachte geen bezwaren zijn ingebracht tegen het gebruikmaken van de daar aanwezige tolk.
2.5
Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari 2020.
Conclusie 17‑12‑2019
Inhoudsindicatie
Bijstand van een tolk. Gebruikmaken van een tolk die niet is ingeschreven in het Register beëdigde tolken en vertalers en het schriftelijk vastleggen van de redenen daarvoor a.b.i. art. 28.4 Wet beëdigde tolken en vertalers. In het p-v van de tz. heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat van de daar aanwezige tolk, die niet is ingeschreven in het Register beëdigde tolken en vertalers, gebruik is gemaakt omdat een in dat register ingeschreven tolk niet, althans niet tijdig, beschikbaar was. Daarmee heeft het hof, mede gelet op de wetsgeschiedenis van art. 28 Wet beëdigde tolken en vertalers, toereikend de redenen vastgelegd a.b.i. art. 28.4 van die wet. Tot een nadere motivering was het hof niet gehouden, mede in aanmerking genomen dat blijkens het p-v van de tz. in h.b. door of namens verdachte geen bezwaren zijn ingebracht tegen het gebruikmaken van de daar aanwezige tolk. Volgt verwerping.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 18/03411
Zitting 17 december 2019
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 26 juli 2018 door het gerechtshof Den Haag wegens “verkrachting” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Voorts heeft het hof de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander als bepaald in het bestreden arrest.
Namens de verdachte heeft mr. R.I. Kool, advocaat te Maastricht, één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
3.1.
Het middel klaagt dat tijdens de terechtzitting in hoger beroep in strijd met de wet gebruik is gemaakt van een niet in het Register beëdigde tolken en vertalers ingeschreven tolk, zonder dat daaraan een geldige reden ten grondslag lag, althans dat de reden voor afwijking van de afnameplicht onvoldoende is gemotiveerd.
3.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 12 juli 2018 houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“Ter terechtzitting is aanwezig [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1966, wonende te [plaats], tolk in de Tunesische taal, die niet in het Register beëdigde tolken en vertalers is ingeschreven. Nu een in het Register ingeschreven tolk in deze taal niet (tijdig) beschikbaar was, wordt al hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen door voornoemde tolk vertolkt. Alvorens met zijn werkzaamheden aan te vangen, legt de tolk in handen van de voorzitter op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed af dat hij zijn taak naar zijn geweten zal vervullen.
[…]
Als raadsvrouw van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. C.C. Peterse, advocaat te 's-Gravenhage.
[…]
De raadsvrouw voert het woord tot verdediging overeenkomstig haar overgelegde en aan dit proces-verbaal gehechte pleitnotities.
In aanvulling daarop voert de raadsvrouw aan:
Omdat het hof de laatste feitelijke instantie is, wilde cliënt graag worden bijgestaan door een tolk. Hij hoopte dat hij daardoor beter zijn visie op de zaak zou kunnen overbrengen. Hij heeft er geen rekening mee gehouden dat dit vragen zou oproepen of afbreuk aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen zou doen. Cliënt blijft bij zijn eerder afgelegde verklaringen.”
3.3.
Vooropgesteld dient te worden dat het proces-verbaal van de terechtzitting de kenbron is van hetgeen ter terechtzitting is voorgevallen.1.Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt dat aldaar de raadsvrouw van de verdachte aanwezig was. Tevens blijkt uit dat proces-verbaal dat reeds bij de aanvang van de terechtzitting is medegedeeld dat de aldaar aanwezige tolk niet in het Register beëdigde token en vertalers is ingeschreven, dat als reden voor het gebruik van deze tolk is opgegeven dat een in het Register ingeschreven tolk in de Tunesische taal niet (tijdig) beschikbaar was en dat de aanwezige tolk ter terechtzitting is beëdigd. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting blijkt niet dat door of namens de verdachte bezwaar is gemaakt tegen (de motivering van) het ter terechtzitting gebruikmaken van de werkzaamheden van deze, niet in het Register beëdigde tolken en vertalers ingeschreven, tolk, terwijl de verdediging, gezien het moment waarop de mededelingen ter terechtzitting werden gedaan, daartoe wel de gelegenheid had.2.Gelet hierop kan het middel niet tot cassatie leiden, omdat een dergelijk verweer niet voor het eerst in cassatie kan worden gevoerd.
3.4.
Het middel faalt.
4. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
5. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
6. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
plv. AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 17‑12‑2019
Vgl. bijvoorbeeld HR 5 juni 2007 ECLI:NL:HR:2007:AZ8360, NJ 2007/339 waarin de Hoge Raad vooropstelde “dat in cassatie niet met vrucht kan worden geklaagd over de wijze waarop de dagvaarding is betekend, indien de verdachte of zijn raadsman in de gelegenheid is geweest de desbetreffende klacht aan de feitenrechter voor te leggen en hij van die gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt”.
Beroepschrift 15‑03‑2019
CASSATIESCHRIFTUUR
Griffienummer: S18/03411
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
te 's‑Gravenbage
Geeft eerbiedig te kennen:
[requirant],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum]-1982,
wonende te ([postcode]) [woonplaats] aan de [adres],
requirant van cassatie (hierna te noemen: requirant),
voor deze aangelegenheid woonplaats kiezende te (6221 SE) Maastricht aan het Wim Duisenbergplantsoen 31 ten kantore van zijn raadsman, mr. R.I. Kool, advocaat, die door hem bepaaldelijk is gemachtigd deze cassatieschriftuur te ondertekenen en in te dienen;
dat requirant ter zake een hem betreffend arrest van het gerechtshof te 's‑Gravenhage, uitgesproken op 26 juli 2018 onder parketnummer 22-004874-17, het navolgende middel van cassatie voordraagt:
Middel 1 schending recht op vertolking
Het recht is geschonden en/of naleving is verzuimd van op straffe van nietigheid in acht te nemen vormvoorschriften;
in het bijzonder zijn de artikelen 275 en 276 juncto 415 Wetboek van Strafvordering, art. 28Wet beëdigde tolken en vertalers en art. 6 lid 3 sub e EVRM geschonden,
doordat voor vertolking tijdens de inhoudelijke zitting op 12 juli 2018 gebruik is gemaakt van een niet in het Register ingeschreven tolk zonder dat daaraan geldige reden ten grondslag lag, althans doordat de reden voor afwijking van de afnameplicht onvoldoende is gemotiveerd.
Toelichting op het middel
1.1
Uit het proces-verbaal van de op 12 juli 2018 gehouden terechtzitting volgt dat requirant ter zitting voor vertaling gebruik heeft gemaakt van een tolk in de Tunesische taal:
‘Ter terechtzitting is aanwezig [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1966, wonende te [a-plaats], tolk in de Tunesische taal, die niet in het Register beëdigde tolken en vertalers is ingeschreven. Nu een in het Register ingeschreven tolk in deze taal niet (tijdig) beschikbaar was, wordt al hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen door voornoemde tolk vertolkt. Alvorens met zijn werkzaamheden aan te vangen, legt de tolk in handen van de voorzitter op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed af dat hij zijn taak naar zijn geweten zal vervullen.’1.
(onderstreping raadsman)
1.2
Het hof heeft (aldus) geoordeeld dat het onderzoek ter terechtzitting kon worden voortgezet ondanks dat de tolk niet ingeschreven was in het Register beëdigde tolken en vertalers.
1.3
Ten aanzien van het recht op vertaling van een in het Register ingeschreven tolk is de volgende weten regelgeving van toepassing:
‘Art. 6 lid 3 sub e EVRM:
een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, heeft in het bijzonder de volgende rechten:
(…)
- e.
zich kosteloos te doen bijstaan door een tolk, indien hij de taal die ter terechtzitting wordt gebezigd niet verstaat of niet spreekt.
Art 275 Sv
- 1)
Indien een verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt t onderzoek niet voortgezet zonder de bijstand van een tolk.
- 2)
In de gevallen waarin de bijstand van een tolk wordt gevorderd, wordt ten bezware van de verdachte geen acht geslagen op hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen, zonder dat dit voor hem vertolkt is.
Art. 276 Sv
- 1)
Indien op de terechtzitting blijkt dat de bijstand van een tolk nodig is en deze niet aanwezig is, beveelt de rechtbank de oproeping van een tolk.
(…)
- 3)
Indien de tolk geen beëdigde tolk in de zin van de Wet beëdigde tolken en vertalers is, beëdigt de voorzitter de tolk dat hij zijn taak naar zijn geweten zal vervullen alvorens de tolk zijn werkzaamheden aanvangt.
(…)
Art. 1 Wet beëdigde tolken en vertalers
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
(…)
- c.
beëdigde tolk: degene die als zodanig is ingeschreven in het register;
(…)
Art. 28 Wet beëdigde tolken en vertalers
- 1)
De volgende diensten en instanties maken in het kader van het strafrecht en het vreemdelingenrecht uitsluitend gebruik van beëdigde tolken of vertalers:
(…)
- b.
de tot de rechterlijke macht behorende gerechten;
(…)
- 3)
In afwijking van het eerste en tweede lid kan gebruik worden gemaakt van een tolk die geen beëdigde tolk is of van een vertaler die geen beëdigde vertaler is indien wegens de vereiste spoed een ingeschrevene in het register niet tijdig beschikbaar is of indien het register voor de desbetreffende bron- of doeltaal dan wel bron- of doeltalen geen ingeschrevene bevat.
- 4)
Indien van het eerste of tweede lid wordt gfgeweken wordt dit met redenen omkleed schriftelijk vastgelegd. Ingeval geen sprake is van spoedeisende inzet van een tolk of vertaler, dient deze voorafgaand aan zijn inzet een recente verklaring omtrent het gedrag dan wel een integriteitsverklaring over te leggen. Indien het vanwege de spoedeisendheid niet mogelijk is voorafgaand aan de inzet een verklaring omtrent het gedrag over te leggen geschiedt dit na de inzet. De artikelen 29 en 32 zijn van overeenkomstige toepassing op een tolk of vertaler als bedoeld in het derde lid.’
(onderstreping raadsman)
‘2. Aanwijzing bijstand van tolken en vertalers bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten
(…)
De aanwijzing sluit aan op de in het Wetboek van Strafvordering opgenomen regeling en op de Wet beëdigde tolken en vertalers, die bepaalt dat er een register voor beëdigde tolken en vertalers is en dat onder andere het Openbaar Ministerie, de politie en de Koninklijke Marechaussee in het kader van het strafrecht in beginsel gebruik moeten maken van in dit register ingeschreven beëdigde tolken en vertalers. De Wet beëdigde tolken en vertalers bevat een uitzonderingsclausule voor het geval geen beëdigde tolk of vertaler (tijdig) beschikbaar is. In dat geval kan gebruik worden gemaakt van een tolk of vertaler die is ingeschreven op de zogenaamde ‘uitwijklijst’ (Besluit UitwijklijstWet beëdigde tolken en vertalers). Tolken en vertalers die op de uitwijklijst staan ingeschreven voldoen niet aan de kwaliteitseisen van het register, maar hebben wel een Verklaring Omtrent het Gedrag overgelegd, die eveneens is afgegeven volgens het screeningsprofiel dat voor opname in het register van toepassing is. Alleen indien het onmogelijk is gebruik te maken van een tolk of vertaler die in het register of op de uitwijklijst staat geregistreerd, mag een andere tolk of vertaler worden ingezet. Afwijking van de afnameplicht wordt ingevolge de wet gemotiveerd vastgelegd in het proces-verbaal van verhoor.’
(onderstreping raadsman)
1.4
Uit genoemde bepalingen volgt dat tot de rechtelijke macht behorende gerechten in beginsel gebruik maken van een in het Register ingeschreven tolk. Daarvan kan slechts in uitzonderlijke gevallen worden afgeweken. Namelijk indien wegens vereiste spoed een ingeschreven in het register niet tijdig beschikbaar is of indien het register voor de bron- of doeltaal geen ingeschrevene bevat.
1.5
In de memorie van toelichting bij de Wet beëdigde tolken en vertalers benoemt de wetgever het belang van de invoering van het register. Door de invoering van het register kan volgens de wetgever kwaliteit van vertaling worden gewaarborgd. Immers, om te kunnen blijven voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen dient deelgenomen te worden aan bij- en nascholing. Daarnaast biedt een register waarborgen ten aanzien van de integriteit van tolken.2.
1.6
Ter implementatie van richtlijn nr. 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures heeft de wetgever ten aanzien van afwijking van de afnameplicht het volgende overwogen:
‘Met de inwerkingtreding van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) (Stb. 2007, 375) op 1 januari 2009 zijn belangrijke maatregelen getroffen om de kwaliteit en integriteit van tolken en vertalers die worden ingezet ten behoeve van het strafproces te verzekeren. De wet berust op twee pijlers: een kwaliteitsregister en een afnameplicht. De afnameplicht geldt voor de gerechten, het openbaar ministerie, de politie en de Koninklijke Marechaussee wanneer zij in het kader van het strafrecht gebruik maken van een tolk of vertaler. Ingevolge artikel 28, eerste lid, van de wet mogen zij alleen gebruik maken van een volgens die wet beëdigde en geregistreerde tolk of vertaler. Een tolk of vertaler wordt alleen geregistreerd in het register indien hij voldoet aan de wettelijk gestelde kwaliteits- en integriteitseisen, waaronder eisen met betrekking tot opleiding (artikel 3 Wbtv). Op deze wijze wordt verzekerd dat de tolken en vertalers die worden ingezet in het strafproces de kwaliteit leveren die nodig is om een eerlijk proces te waarborgen.
(…)
Van de hierboven genoemde afnameplicht mag slechts in uitzonderlijk omstandigheden worden afgeweken (artikel 28, derde lid, Wbtv). Dat mag alleen wanneer wegens de vereiste spoed een in het register ingeschreven beëdigde tolk of vertaler niet tijdig beschikbaar is of wanneer het register geen tolk of vertaler bevat die gekwalificeerd is voor de vereiste bron- of doeltaal. Wanneer om één van deze redenen geen gebruik wordt gemaakt van een geregistreerde tolk of vertaler, dient dit schriftelijk en met redenen omkleed te worden vastgelegd (artikel 28, vierde lid, Wbtv). In dat geval kan gebruik worden gemaakt van een tolk of vertaler die is ingeschreven op de zogenaamde ‘uitwijklijst’ (Besluit UitwijklijstWet beëdigde tolken en vertalers (Stcrt. 2009, 102). Tolken en vertalers die op de uitwijklijst staan ingeschreven voldoen niet aan de kwaliteitseisen van het register, maar wel aan de lagere eisen voor de uitwijklijst. Tolken en vertalers die op de uitwijklijst staan ingeschreven, hebben echter wel een VOG overgelegd, die eveneens is afgegeven volgens het zware screeningsprofiel dat voor het register van toepassing is. Alleen wanneer het onmogelijk is gebruik te maken van een tolk of vertaler die in het register of op de uitwijklijst staat geregistreerd, mag een andere tolk of vertaler worden ingezet. Deze dient dan voorafgaand aan zijn werkzaamheden dan wel spoedig daarna een recente VOG of integriteitverklaring te overleggen.’3.
(onderstreping raadsman)
1.7
Doordat het register aldus waarborgen biedt voor kwaliteit en integriteit, kan niet zomaar van een niet-geregistreerde tolk gebruik worden gemaakt. De memorie van toelichting voorziet in de volgende voorbeelden waarbij van een geregistreerde tolk kan worden afgezien:
‘De situatie kan zich voordoen dat met grote spoed een gerechtstolk of beëdigd vertaler ingezet dient te worden. Het wetsvoorstel bevat een uitzonderingsclausule voor het geval een gerechtstolk niet tijdig voorhanden kan zijn of geen gerechtstolk of beëdigd vertaler beschikbaar is voor de gewenste taalrichting. In dat geval kan een tolk of vertaler worden ingezet die niet is ingeschreven in het register. Hierbij speelt het dilemma dat kan ontstaan als een opsporingsactie kan mislukken indien geen tolk beschikbaar is en in het concrete geval uitsluitend een tolk beschikbaar is wiens kwaliteit niet gewaarborgd is. Bij de afweging zal gezien het belang van het welslagen van de actie tot inzet van de bewuste tolk besloten worden. Soms zal het echter niet strikt nodig zijn dat een tolk in persoon aanwezig is. In dat geval gaat vanzelfsprekend de voorkeur uit naar een gerechtstolk die telefonisch tolkt. De ontwikkelingen die thans zichtbaar zijn op het terrein van de beeldverbindingen via telefoon en internet kunnen het in de toekomst vergemakkelijken een gerechtstolk in te zetten die anders zeer ver zou moeten reizen.’4.
(onderstreping raadsman)
1.8
In 2013 heeft de wetgever zich nogmaals een aantal maal over het belang van het register en over voorbeelden van afwijking van de afnameplicht uit art. 28 lid 1 Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) uitgelaten:
‘(…)
Wat betreft Richtlijn 2010/64/EU betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures, geldt dat art. 5 van de Richtlijn de lidstaten verplicht de totstandkoming van een register te bevorderen waarin onafhankelijke gekwalificeerde tolken en vertalers zijn opgenomen. Nederland voldoet al aan deze verplichting middels de Wet beëdigde tolken en vertalers. Politie, Openbaar Ministerie en de gerechten zijn verplicht een tolk of vertaler uit het register in te zetten. Van deze afnameplicht mag slechts in uitzonderlijk omstandigheden worden afgeweken (art. 28, derde lid, Wbtv). Dat mag alleen wanneer wegens de vereiste spoed een in het register ingeschreven beëdigde tolk of vertaler niet tijdig beschikbaar is of wanneer het register geen tolk of vertaler bevat die gekwalificeerd is voor de vereiste bron- of doeltaal. Wanneer om één van deze redenen geen gebruik wordt gemaakt van een geregistreerde tolk of vertaler, dient dit schriftelijk en met redenen omkleed te worden vastgelegd (art. 28, vierde lid, Wbtv). In dat geval kan gebruik worden gemaakt van een tolk of vertaler die is ingeschreven op de zogenaamde ‘uitwijklijst’. (…)’5.
(onderstreping raadsman)
En:
‘a. Afnameplicht
(…)
Van uit de wet voortvloeiende afnameplicht mag slechts in uitzonderlijke omstandigheden worden afgeweken (artikel 28, derde lid, Wbtv). Inzet van tolken die niet in het Rbtv zijn opgenomen is alleen toegestaan indien wegens de vereiste spoed een in het register ingeschreven tolk of vertaler niet tijdig beschikbaar is of indien in het register geen tolk of vertaler staat ingeschreven die gekwalificeerd is voor de vereiste bron- of doeltaal. Gelet hierop wordt in individuele gevallen afgeweken van de afnameplicht. Bijvoorbeeld bij ad hoc telefonische tolkopdrachten kan het niet bereikbaar zijn van een beëdigde tolk reden zijn voor het inzetten van een niet-beëdigde tolk. Het is overigens een gegeven dat een aanzienlijk aantal beëdigde tolken niet beschikbaar wil zijn voor deze specifieke vorm van dienstverlening. Daarnaast kan het voorkomen dat er voor specifieke talen geen tolken of vertalers in het Rbtv zijn ingeschreven, vanwege het ontbreken van opleidingen en/of toetsdeskundigen.(…)’6.
(onderstreping raadsman)
1.9
De wetgever acht het belang van de afnameplicht groot en overweegt expliciet dat hiervan enkel in ‘uitzonderlijke omstandigheden’ mag worden afgeweken.
1.10
Bij toepassing op de zaak van requirant volgt dat het hof geen reden voor afwijking van de afnameplicht heeft gegeven die volgt uit art. 28 lid 3 Wbtv. Immers overweegt het hof enkel dat ‘een in het Register ingeschreven tolk in deze taal niet (tijdig) beschikbaar was’. Daarmee motiveert het hof (aldus) niet dat wegens vereiste spoed niet kan worden gewacht op een niet-geregistreerde tolk of dat het tolkenregister geen ingeschreven tolk in de Tunesische taal bevat.
1.11
Door aldus te handelen laat het hof zonder toelaatbare reden de mogelijkheid bestaan dat de vertaling niet voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen. Het zijn immers enkel ingeschreven tolken van wie deze kwaliteit is gewaarborgd.
1.12
Een blik over de papieren muur leert voorts — na het online raadplegen van het register van het Bureau Wbtv — dat in het register zeven beëdigde tolken Arabisch (Tunesisch) zijn ingeschreven.
Derhalve kon om reden dat het register niet een ingeschreven tolk in de brontaal bevatte, niet worden afgezien van een ingeschreven tolk.7. Voorts levert een nieuwe zoektocht in het register van het Bureau Wbtv op dat de tolk ter zitting, dhr. [betrokkene 1] (met Wbtv-nummer 11208), in het register enkel is beëdigd in de doeltalen Arabisch (Marokkaans) en Arabisch (Algerijns). Hij is derhalve niet beëdigd in de doeltaal van requirant, Arabisch (Tunesisch), en staat hiervoor evenmin op de zgn. uitwijklijst geregistreerd.8. Uit verschillende bronnen volgt verder dat er grote verschillen bestaan tussen Arabische dialecten. Dat betekent dat beheersing van het ene Arabische dialect er niet ontegenzeggelijk toe leidt dat iemand zich verstaanbaar kan maken in het andere dialect.9.
1.13
Evenmin was voor afwijking van de afnameplicht sprake van een spoedeisend belang. Zo bevond requirant zich ten tijde van de inhoudelijke zitting niet in voorlopige hechtenis of was geen sprake van een ander belang dat enigszins aansluit bij de voorbeelden uit de parlementaire geschiedenis. Overige spoedeisende omstandigheden blijken verder evenmin uit het proces-verbaal van de terechtzitting. Bij gebrek aan een geschikte tolk had de zaak voor (on)bepaalde tijd geschorst kunnen worden. Bovendien kon besloten worden een tolk in de Franse taal gebruiken (taaldomicilie10.), zoals blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting op 26 juli 2018 (uitspraak).
1.14
Requirant heeft een in rechte te respecteren belang bij de klachten vervat in het onderhavige middel, omdat hij recht heeft op goede vertolking van hetgeen op de zitting wordt verhandeld. Dit recht voor de verdachte is ingevoerd met het oog op het verzekeren van het recht op een eerlijk proces.11. Het is immers voor een verdachte die de taal van de strafprocedure niet voldoende beheerst van belang om effectief te kunnen deelnemen aan zijn strafproces. Het gegeven dat de procedure in het eerste aanleg in de Nederlandse taal heeft plaatsgevonden, hoeft daar niet aan af te doen.
1.15
Over de vraag wanneer sprake is van een verdachte die de taal waarin de strafprocedure wordt gevoerd niet ‘spreekt of verstaat’, bevat de wetsgeschiedenis immers de volgende toelichting:
‘Zowel de leden van de VVD-fractie als de leden van de PVV-fractie vroegen waarom het advies van het openbaar ministerie om ten aanzien van het recht op vertaling van essentiële processtukken de kring van verdachten aan te duiden als personen die de Nederlandse taal ‘niet verstaan’ niet is overgenomen. Graag lichten wij dit toe. De richtlijn bepaalt dat het recht op vertolking toekomt aan een verdachte die de taal waarin de strafprocedure wordt gevoerd niet ‘spreekt of verstaat’ (in de Engelse taalversie wordt gesproken van ‘speak or understand’). Met het vermogen om een vreemde taal te spreken wordt geduid op de actieve taalbeheersing, dat wil zeggen of men in staat is zich in een vreemde taal mondeling uit te drukken. Met het vermogen om een vreemde taal te verstaan wordt geduid op de passieve taalbeheersing, dat wil zeggen of men in staat is een gesproken vreemde taal te begrijpen. In het Wetboek van Strafvordering wordt de terminologie gebruikt van het niet of onvoldoende ‘beheersen’ van de Nederlandse taal. Onder het begrip ‘beheersen’ worden zowel de actieve als passieve taalbeheersing gevat. De bestaande terminologie sluit derhalve goed aan bij de richtlijn.’12.
1.16
De Nederlandse taal is niet de moedertaal van requirant. Hierdoor begrijpt hij niet ieder woord, ieder gezegde of iedere zinsconstructie. Evenmin kan hij zich uitdrukken op een wijze waarop hij dat in zijn moedertalen (Arabisch-Tunesisch of Frans) kan. Hij acht zich niet in staat om in het Nederlands effectief deel te nemen aan zijn strafproces, waardoor van beheersing van de Nederlandse taal geen sprake is. Om deze reden heeft hij verzocht om bijstand van een tolk, hetgeen door het hof voorafgaand aan de zitting is gehonoreerd. Dit volgt ook uit hetgeen de raadsvrouw van requirant in hoger beroep in aanvulling op haar pleitnota heeft aanvoert:
‘Omdat het hof de laatste feitelijke instantie is, wilde cliënt graag worden bijgestaan door een tolk. Hij hoopte dat hij daardoor beter zijn visie op de zaak zou kunnen overbrengen.’13.
1.17
Doordat het hof vervolgens gebruik heeft gemaakt van een niet-beëdigde tolk die bovendien een ander Arabisch dialect sprak dan requirant heeft het hof de situatie laten bestaan dat zaken onjuist en onvolledig zijn vertolkt. Het gaat dan zowel over hetgeen door requirant, via de tolk, aan het hof is overgebracht, alsmede hetgeen door de verschillende aanwezige partijen ter zitting, via de tolk, aan requirant is vertaald. Hierdoor heeft het hof een situatie laten bestaan waarin requirant mogelijk zijn verdedigingsrechten niet volledig heeft kunnen uitoefenen. Of dat is gebeurd is momenteel niet meer te reconstrueren. Het gegeven dat requirant de beschikking had over een advocaat kan dit niet compenseren, omdat de raadsvrouw niet in staat is te controleren of hetgeen door de tolk wordt vertaald correct is.
1.18
Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak met zich dient te brengen.
Reden waarom het bestreden arrest niet in stand kan blijven.
Maastricht, 15 maart 2019
Mr. R.I. Kool
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 15‑03‑2019
Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 12 juli 2018, p. 1.
Kamerstukken II 2012/13, 33 355, nr. 3, p. 17–18.
Een uitdraai van deze zoekactie in het register is aangehecht aan deze schriftuur.(datum raadpleging: 15 maart 2019)
Een uitdraai van deze zoekactie in het register is aangehecht aan deze schriftuur.(datum raadpleging: 15 maart 2019)
Een uitdraai van internetpagina is aangehecht aan deze schriftuur.Zie: https://www.tvcn.nl/blogs/de-verschillende-vormen-van-het-arabisch/.(datum raadpleging: 15 maart 2019).
3.4. Aanwijzing bijstand van tolken en vertalers bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten.
Richtlijn nr. 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010, considerans 14.
Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 12 juli 2018, p. 8.