NJ 2019/439
Herziening; rechtspraak HvJ EU geeft geen verplichting tot herziening en levert geen (nieuw) gegeven op als bedoeld in art. 457 lid 1 onder c Sv.
HR 09-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:546, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
9 april 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, V. van den Brink
- Zaaknummer
17/03147
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Noot
P.A.M. Mevis
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS168600:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:546, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑04‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:150, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑02‑2019
- Wetingang
Essentie
Herziening. 1. Geen verplichting dat uitspraak HvJ EU waaruit strijdigheid met het Unierecht blijkt moet leiden tot herziening als bedoeld in art. 457 lid 1 onder b. 2. Nieuwe of gewijzigde rechtspraak van het HvJ EU is geen (nieuw) gegeven als bedoeld in art. 457 lid 1 onder c Sv.
Samenvatting
1. Het Unierecht verplicht er niet toe dat een nationaal rechtsmiddel waarmee in geval van schending van het EVRM kan worden bereikt dat een strafprocedure die is afgesloten met een definitieve beslissing wordt overgedaan, wordt uitgebreid in die zin dat ook schendingen van het Unierecht ertoe kunnen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.