Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/3.4.4.1
3.4.4.1 Inleiding
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS382270:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Dit laat zich niet verklaren doordat het aantal uitspraken in verzoekschriftprocedures veel geringer is dan het aantal uitspraken in dagvaardingsprocedures. Jaarlijks worden in beide soorten procedures ongeveer evenveel uitspraken gedaan.
Aldus Kamerstukken II 1999/00, 26 855, nr. 3 (MvT) bij art. 3.4.1(278) Rv, p. 155.
De procureur die het verzoekschrift indient, moet een bij het betreffende rechtscollege toegelaten (ingeschreven) procureur zijn. In zijn beschikking van 20 juni 1975, NJ 1976, 100 (WLH), besliste de Hoge Raad echter al dat een verzoekschrift dat is ingediend door een niet bij het desbetreffende college toegelaten procureur, maar dat tijdens de loop van de behandeling van het verzoek alsnog door wel toegelaten procureur wordt ondertekend, kan gelden als van meet af aan door die procureur ingediend. Aan deze beslissing legde de Hoge Raad ten grondslag dat de belangen die de wetgever heeft willen dienen door vertegenwoordiging door een procureur verplicht te stellen, ook bij indiening van het verzoekschrift door een in een ander arrondissement gevestigde procureur grotendeels zijn gewaarborgd, dat het van belang is om de bezwaren verbonden aan het gekozen stelsel betreffende de omvang van de toelating van de procureur – tot welke bezwaren behoort dat het de kans op dit soort fouten verhoogt - zoveel mogelijk te ondervangen, en dat tegen een rectificatie als in dit geval verzocht zich geen in redelijkheid te beschermen belang van de wederpartij verzet. Gewezen zij op de conclusie van A-G Ten Kate, waarin deze zaak in verband wordt gebracht met de door de Hoge Raad in zijn arrest van 16 april 1971 (Van Benten/Van Dijk), NJ 1971, 304 (DJV), geformuleerde regel dat onder bepaalde voorwaarden herstel van fouten in een tijdig uitgebrachte dagvaarding ook na het verstrijken van de beroepstermijn wordt toegelaten.
121. Afgaande op de gepubliceerde rechtspraak lijken zich bij de inleiding van een verzoekschriftprocedure minder problemen voor te doen dan bij de inleiding van een dagvaardingsprocedure.1 De wijze waarop een verzoekschriftprocedure kan worden begonnen, is dan ook eenvoudiger dan de wijze waarop een dagvaardingsprocedure wordt ingeleid. Een verzoekschriftprocedure vangt aan met de indiening van een ondertekend verzoekschrift ter griffie. Art. 278 Rv eist dat dit verzoekschrift de voornaam, naam, woon- of werkelijke verblijfplaats van de verzoeker behelst, alsmede een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust. Ingeval het verzoek een kantonzaak betreft, kan de verzoeker in persoon het verzoekschrift ondertekenen. In andere gevallen dient de ondertekening te geschieden door een procureur, tenzij uit een bijzondere wettelijke bepaling anders voortvloeit. Verzoeker hoeft niet zelf zijn wederpartij op te roepen, noch zorg te dragen voor een inschrijving ter rolle. De rechter bepaalt de dag en het uur waarop de behandeling van het verzoek aanvangt en roept voor de zitting zowel verzoeker als andere belanghebbenden bij het verzoek op.2
Voldoet het verzoekschrift niet aan de eisen van art. 278 Rv, dan heeft dat niet de nietigheid van het verzoekschrift tot gevolg. De verzoekschriftprocedure kent immers geen nietigheden, zoals de dagvaardingsprocedure. De verklaring daarvoor zal zijn gelegen in de omstandigheid dat de verzoekschriftprocedure oorspronkelijk alleen werd voorgeschreven voor non-contentieuze zaken. Waar geen sprake is van strijdende partijen, kan een nietighedenregeling worden gemist. Wel kan de rechter naar bevind van zaken gelegenheid geven tot herstel van een gebrek.3 Ingeval het verzoekschrift ten onrechte niet door een procureur is ingediend (lees: ondertekend), kent de wet een bijzondere herstelmogelijkheid. Art. 281 Rv bepaalt dat de rechter verzoeker dan in de gelegenheid stelt om het verzuim binnen een door hem gestelde termijn te herstellen.4
In het navolgende zullen twee kwesties aan de orde komen met betrekking tot de formaliteiten die bij de aanvang van een verzoekschriftprocedure in acht moeten worden genomen, waarin de eisen van een goede rechtspleging een rol spelen.