Overeenkomst tot arbitrage
Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/4.7.2:4.7.2 Overeenkomst tot voeging, tussenkomst en/of vrijwaring
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/4.7.2
4.7.2 Overeenkomst tot voeging, tussenkomst en/of vrijwaring
Documentgegevens:
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS509712:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Art. 1045 Rv betreft de deelname van derden aan het arbitraal geding. De bepaling heeft zowel betrekking op de deelname van derden aan een arbitraal geding op initiatief van de derde (voeging of tussenkomst) (art. 1045 lid 1 Rv) als op de deelname van derden aan een arbitraal geding op initiatief van één van de procespartijen in het arbitraal geding (vrijwaring) (art. 1045 lid 2 Rv). Bij voeging wil de derde zich aan de zijde van één van de procespartijen scharen (bijvoorbeeld als de borg de schuldenaar wil bijstaan), terwijl bij tussenkomst de derde een eigen positie in het arbitraal geding wil innemen (noch aan de zijde van de ene, noch aan de zijde van de andere partij) (bijvoorbeeld als een derde in een geding omtrent een eigendomsrecht beweert eigenaar te zijn).
Het scheidsgerecht zal de deelname van de derde aan het arbitraal geding (hetzij in geval van voeging of tussenkomst, hetzij in geval van vrijwaring) slechts mogen toelaten als de derde bij schriftelijke overeenkomst met de partijen tot de arbitrageovereenkomst is toegetreden (art. 1045 lid 3 Rv). Aldus zullen alle bestaande procespartijen met de deelname van de derde aan het arbitraal geding moeten instemmen.1 De toetredingseis dient uiteraard uitzondering te lijden als de derde al partij was bij de overeenkomst tot arbitrage.
Arbitragereglementen voorzien nogal eens in de 'toetreding bij voorbaat'. Zo bepaalt art. 15 lid 4 RAB:
’Het verzoek [tot voeging of tussenkomst] kan uitsluitend door het scheidsgerecht in behandeling worden genomen, indien de verzoekende derde genoegzaam aantoont, dat tussen hem en één van de partijen in het betreffende arbitraal geding een overeenkomst tot arbitrage, verwijzend naar de Raad, tot stand is gekomen; alsdan zal de overeenkomst tot arbitrage, in samenhang met de statuten van de Raad en dit reglement, gelden als schriftelijke overeenkomst bedoeld in artikel 1045 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering." (vgl. ook art. 16 lid 3 RAB met een soortgelijke bepaling voor vrijwaring). [tekst en cursivering toegevoegd]
Zo'n 'overeenkomst vooraf' betreffende voeging, tussenkomst of vrijwaring is volgens de wetgever toegelaten:
’Het voorstel van wet laat de mogelijkheid onverlet om vooraf een eventuele voeging, tussenkomst of vrijwaring overeen te komen, bijvoorbeeld door verwijzing in het arbitraal beding naar hetzelfde arbitragereglement waarin deze materie is geregeld. Een dergelijke overeenkomst dient geacht te worden te behoren tot de «schriftelijke overeenkomst van toetreding» bedoeld in artikel 1045, derde lid."2
Bij gebreke aan een "toetredingsovereenkomst vooraf" moet alsnog een schriftelijke overeenkomst tot toetreding worden gesloten:
’Indien echter de verzoekende derde met een van de bij de arbitrage betrokken partijen een arbitraal beding heeft afgesloten dat niet naar hetzelfde arbitragereglement verwijst waarin een eventuele voeging, tussenkomst of vrijwaring is geregeld, dan dient, ingeval van voeging, tussenkomst of vrijwaring in een lopende arbitrage wordt verzocht, een schriftelijke overeenkomst tot toetreding tot de oorspronkelijke arbitrage-overeenkomst alsnog te worden gesloten."3
Met de toetredingsovereenkomst komen partijen en de derde arbitrage overeen en doen zij terzake onderling afstand van het recht op toegang tot de bij de wet ingestelde gerechten (zie voorts 9.2.4.3). Zij vormt een eigen (speciale) overeenkomst tot arbitrage tussen de partijen in het arbitraal geding en de derde die tot de overeenkomst tot arbitrage tussen partijen toetreedt, dit met een eigen (speciale) eis van geschrift. Dit geldt ook voor een regeling bij voorbaat inzake voeging, tussenkomst en vrijwaring in een arbitrageovereenkomst of een arbitragereglement. Het gaat hierbij dan ook niet om één van de genoemde resterende aspecten of aangelegenheden van een arbitrage. Overigens vormt een toetredingsovereenkomst als bedoeld in art. 1045 lid 3 Rv geen species van het compromis (i.e. de overeenkomst tot arbitrage betreffende bestaande geschillen als bedoeld in art. 1020 lid 2 Rv). De speciale eisen die voor het compromis gelden, gelden daarom niet voor de toetredingsovereenkomst (zie 4.3.2.2).4