NJB 2020/499:Pensioenverevening. Afstorting. Peildatum. Tekort. Tijdens het huwelijk heeft de man in eigen beheer pensioenaanspraken opgebouwd. Na echtscheiding veroordeelt het hof de man om zorg te dragen voor afstorting van een bedrag bij een pensioenverzekeraar ten behoeve van het aan de vrouw toekomende deel van de opgebouwde pensioenaanspraken. Het hof gaat daarbij uit van de commerciële waarde van het aan de vrouw toekomende deel van de pensioenaanspraken op het tijdstip van echtscheiding. Hoge Raad: De hoogte van de pensioenaanspraak moet bepaald worden naar het tijdstip van echtscheiding, maar het bedrag dat nodig is om de pensioenaanspraak bij een externe pensioenverzekeraar te verzekeren, moet bepaald worden naar het tijdstip van afstorting. Indien onvoldoende kapitaal aanwezig, zal het tekort in beginsel moeten worden gedeeld, evenredig met de verhouding waartoe de verevening leidt. De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat de rechter tot een andere verdeling komt