Hof Amsterdam, 17-10-2017, nr. 200.166.062/01
ECLI:NL:GHAMS:2017:4222
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
17-10-2017
- Zaaknummer
200.166.062/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verzekeringsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2017:4222, Uitspraak, Hof Amsterdam, 17‑10‑2017; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:447, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:GHAMS:2016:1296, Uitspraak, Hof Amsterdam, 05‑04‑2016; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
AR 2017/6163
Uitspraak 17‑10‑2017
Inhoudsindicatie
Verzekeringsrecht. Tussentijdse beëindiging rechtsbijstandverzekering door de verzekeraar. Vervolg van ECLI:NL:GHAMS:2016:1296. Bewijsoordeel: heeft de verzekeraar de verzekering rechtsgeldig opgezegd? Toepassing artikel 7:940 lid 3 BW (tussentijdse opzegging door de verzekeraar) blijft buiten beschouwing. Twee-conclusie-regel.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.166.062/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/566145 / HA ZA 14-567
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 oktober 2017
inzake
BLOEMBOLLEN [X] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. A.H. Vermeulen te Den Haag,
tegen:
DAS NEDERLANDSE RECHTSBIJSTAND VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna Bloembollen [X] en DAS genoemd.
In deze zaak is op 5 april 2016 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot aan die datum wordt verwezen naar dat arrest.
DAS is in het tussenarrest tot bewijslevering toegelaten. Op 27 oktober 2016 is een getuige gehoord in enquête en vervolgens is op 21 februari 2017 een getuige gehoord in contra-enquête. Van de getuigenverhoren is proces-verbaal opgemaakt.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie na enquête, met producties;
- antwoord-memorie na enquête.
Ten slotte is wederom arrest gevraagd.
2. De verdere beoordeling in hoger beroep
2.1.
Bij brief van 14 maart 2013 heeft DAS de tussen partijen bestaande verzekeringsovereenkomst opgezegd tegen 21 mei 2013. Zij heeft zich daarbij beroepen op artikel 15.3 lid b van de op de verzekering toepasselijke algemene voorwaarden. Bloembollen [X] vordert in dit geding een verklaring voor recht dat de verzekering door DAS niet rechtsgeldig is opgezegd. Zij vordert verder dat DAS wordt veroordeeld de verzekering na te komen, onder verbeurte van een dwangsom, en wordt veroordeeld tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat.
2.2.
Het hof heeft in het tussenarrest overwogen dat de vorderingen van Bloembollen [X] primair erop zijn gericht te bereiken dat DAS de verzekering nakomt. Zij vordert verder bijkomende schadevergoeding. DAS meent dat zij niet tot nakoming of schadevergoeding is gehouden, omdat zij de verzekering heeft opgezegd en daartoe ook was gerechtigd. Het hof is tot het oordeel gekomen dat DAS de bewijslast draagt van haar stelling dat zij de verzekering tussentijds rechtsgeldig heeft opgezegd. Hetgeen Bloembollen [X] heeft aangevoerd en erop neerkomt dat DAS de verzekering niet rechtsgeldig heeft opgezegd, omdat de kwestie over de teveel in rekening gebrachte energiekosten reeds op 5 (of 6) december 2012 bij DAS was gemeld, betreft een feitelijke onderbouwing van de betwisting van de stelling van DAS dat op 22 februari 2013 een nieuwe gebeurtenis bij DAS is gemeld. DAS is toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat zij de verzekering heeft opgezegd binnen twee maanden nadat de verzekerde een gebeurtenis heeft gemeld die voor DAS tot verlening van rechtsbijstand kan leiden.
2.3.
In het tussenarrest, onder 2.13, is het bericht aan DAS weergegeven dat betrekking heeft op het tarief dat door Woningstichting Den Helder aan Bloembollen [X] in rekening is gebracht. Tussen partijen is niet in geschil dat dit bericht op 22 februari 2013 namens Bloembollen [X] aan DAS is toegezonden. Uit de door DAS overgelegde uitdraai van de melding, die op 6 december 2012 is gedaan (productie 1 bij memorie van antwoord), blijkt niet dat de kwestie van de energiekosten op die datum is gemeld. De in deze melding weergegeven toelichting van de zijde van Bloembollen [X] is beperkt tot de opzegging van de pachtovereenkomst door Woningstichting Den Helder. Op grond van de overige door partijen overgelegde stukken kan naar het oordeel van het hof evenmin worden vastgesteld dat DAS op 5 of 6 december 2012 van de kwestie van de energiekosten op de hoogte is gesteld. De door schadebehandelaar [C] , in dienst bij DAS, afgelegde getuigenverklaring bevestigt de door DAS in deze procedure ingenomen stelling dat het bestaan van het geschil over de energiekosten niet eerder dan op 22 februari 2013 bij DAS bekend is geworden.
2.4.
Getuige [A] van Bloembollen [X] heeft verklaard dat met Woningstichting Den Helder twee problemen aan de orde waren: de opzegging van de pachtovereenkomst en het geschil over de energiekosten. Beide kwesties hingen met elkaar samen, want deze vloeiden voort uit hetzelfde contract met Woningstichting Den Helder. Getuige [A] heeft verklaard dat hij beide kwesties met zowel schadebehandelaar [D] als [C] heeft besproken. Met zijn verklaring suggereert [A] dat de kwestie van de energiekosten bij DAS bekend was vóór 22 februari 2013, maar hij heeft niet met zoveel woorden verklaard wanneer deze kwestie bij DAS is gemeld. Zijn verklaring is onvoldoende concreet en bevestigt niet de stelling van Bloembollen [X] dat het geschil over de energiekosten daadwerkelijk op 5 of 6 december 2012 bij DAS is gemeld. [A] heeft ook niet verklaard wie die melding namens Bloembollen [X] zou hebben gedaan en op welke wijze (telefonisch, per e-mail of brief?) die melding zou zijn gedaan.
2.5.
De verklaring van [A] acht het hof van onvoldoende gewicht om hetgeen blijkt uit de overgelegde stukken en de getuigenverklaring van [C] te kunnen weerleggen. Ook het overige dat Bloembollen [X] heeft aangevoerd is daartoe niet toereikend. Dit brengt het hof tot het oordeel dat het geschil over de energiekosten niet eerder dan op 22 februari 2013 bij DAS bekend is geworden. Daarvan uitgaande wordt het volgende overwogen.
2.6.
In eerste aanleg heeft Bloembollen [X] het standpunt ingenomen dat de geschillen over de opzegging van de pachtovereenkomst en over de hoogte van de energiekosten sterk met elkaar samenhangen, zodat de melding van 22 februari 2013 die via de website is gedaan reeds daarom niet als een nieuwe melding kan worden beschouwd. De rechtbank heeft dit standpunt verworpen. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de voorliggende vraag is of DAS tussentijds de verzekering kon opzeggen. In dat kader is niet het begrip zaak of procedure het criterium, en ook niet het begrip geschil of geschilpunt. Immers, artikel 15.3 lid 1 onder b van de toepasselijke algemene voorwaarden spreekt van ‘een melding van een gebeurtenis’. De term ‘gebeurtenis’ is in de algemene voorwaarden gedefinieerd als een voorval of een feitelijke ontwikkeling die moet worden beschouwd als de oorzaak van het geschil. Dat onderscheidt dit begrip reeds van het begrip geschil. Het gaat derhalve om de oorzaak van het geschil. Het geschil waarop de melding van 6 december 2012 betrekking had, zag op de door de Woningstichting Den Helder gewenste ontruiming in verband met een geplande herontwikkeling. Het geschil over de ontruiming was dus niet veroorzaakt door een verschil van inzicht over het energietarief of over de verrekening van de energiekosten met betrekking tot de woningen. Volgens de rechtbank kon dus niet gezegd worden dat de kwestie die is verwoord in de melding van 22 februari 2013 dezelfde gebeurtenis was als de melding van 6 december 2012. Dat beide geschillen voortvloeien uit dezelfde overeenkomst, zoals Bloembollen [X] betoogt, maakt dit niet anders. Dat beide geschillen vervolgens in één procedure aan de rechter zijn voorgelegd, is voor de waardering van de melding evenmin relevant, aldus nog steeds de rechtbank.Dit oordeel van de rechtbank wordt door Bloembollen [X] als zodanig niet bestreden, zodat van de juistheid daarvan voor het hof zal worden uitgegaan. Dat leidt tot de conclusie dat de kwestie, zoals die op 22 februari 2013 via de website is gemeld, niet dezelfde gebeurtenis was (als bedoeld in artikel 15.3 lid 1 b van de algemene voorwaarden) als waarop de melding van 6 december 2012 betrekking had. De opzeggingsbrief van DAS was gedateerd op 14 maart 2013 en de beëindiging van de verzekering was aangezegd tegen 21 mei 2013. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat aldus is voldaan aan de voorwaarden van artikel 15 van de algemene voorwaarden en dat in zoverre de opzegging rechtsgeldig is gedaan.
2.7.
Het subsidiaire verweer van Bloembollen [X] , dat het schadeverloop geen reden kon zijn voor de beëindiging van de verzekering, is door de rechtbank verworpen. De rechtbank heeft tot uitgangspunt genomen dat opzegging van de verzekeringsovereenkomst slechts kon geschieden met inachtneming van de vereiste zorgvuldigheid jegens de verzekerde en dat deze niet lichtvaardig mocht geschieden. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat van lichtvaardige opzegging in dit geval geen sprake is geweest. Niet is komen vast te staan dat DAS in strijd met de vereiste zorgvuldigheid heeft gehandeld, noch dat opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De door de rechtbank gehanteerde maatstaf en het daarop gebaseerde oordeel worden door Bloembollen [X] in de memorie van grieven niet bestreden.
2.8.
Bij pleidooi in hoger beroep heeft Bloembollen [X] aangevoerd dat artikel 7:940 lid 3 BW dwingendrechtelijk voorschrijft wanneer een verzekeraar bevoegd is een verzekering tussentijds te beëindigen. De verzekeraar kan slechts tussentijds opzeggen op de in de overeenkomst vermelde gronden die van dien aard zijn dat gebondenheid aan de overeenkomst niet meer van de verzekeraar kan worden gevergd.
2.9.
DAS heeft zich bij pleidooi verzet tegen het beroep van Bloembollen [X] op artikel 7:940 lid 3 BW. Zij meent dat dit een nieuwe grief is die op grond van de in hoger beroep geldende twee-conclusie-regel buiten beschouwing dient te worden gelaten.
2.10.
Het hof overweegt als volgt. Als grieven dienen te worden aangemerkt alle gronden die de appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd. De appellant dient een grief in beginsel niet later dan in de memorie van grieven aan te voeren. Mede gelet op het bezwaar van DAS ziet het hof geen aanleiding af te wijken van de twee-conclusie-regel. Een uitzondering op deze regel kan aan de orde zijn als een grief of stelling verband houdt met eerst na de memorie van grieven of van antwoord voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden. Deze uitzondering moet zo worden begrepen dat het al te rigide zou zijn een appellant het recht te onthouden zijn stellingen aan nieuwe ontwikkelingen aan te passen. Het uitgangspunt dient te zijn dat recht wordt gesproken in het werkelijke geschil. Daarvan uitgaande moet voorkomen worden dat het geschil aan de hand van inmiddels achterhaalde of onjuist gebleken (juridische of feitelijke) gegevens zou moeten worden beslist. Het beroep op artikel 7:940 lid 3 BW heeft evenwel geen betrekking op dergelijke omstandigheden. Bloembollen [X] heeft geen afdoende verklaring gegeven voor het feit dat het genoemde standpunt niet reeds bij memorie van grieven is ingenomen. Dit alles brengt het hof tot het oordeel dat de nieuwe grief buiten beschouwing moet worden gelaten.
2.11.
De eindconclusie is dat geen van de grieven kan leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis, zodat het vonnis dient te worden bekrachtigd. Het overige dat partijen hebben aangevoerd kan buiten bespreking blijven.
2.12.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Bloembollen [X] worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
3. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Bloembollen [X] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van DAS begroot op € 711,00 aan verschotten en € 2.682,00 voor salaris advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, A.L.M. Keirse en M. Jurgens en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2017.
Uitspraak 05‑04‑2016
Inhoudsindicatie
Tussenarrest.- Verzekeringsrecht. Tussentijdse beëindiging rechtsbijstandverzekering door de verzekeraar. Bewijslastverdeling. Verzekeraar heeft bewijslast dat verzekering rechtsgeldig is opgezegd en dient daarmee te bewijzen wanneer door de verzekerde een nieuwe gebeurtenis is gemeld.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.166.062/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/566145 / HA ZA 14-567
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 5 april 2016
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BLOEMBOLLEN [X] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. A.H. Vermeulen te Den Haag,
tegen:
de naamloze vennootschap
DAS NEDERLANDSE RECHTSBIJSTAND VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna Bloembollen [X] en DAS genoemd.
Bloembollen [X] is bij dagvaarding van 6 februari 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 januari 2015, onder het hierboven genoemde zaak-/rolnummer gewezen tussen haar als eiseres en DAS als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met een productie.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 11 januari 2016 doen bepleiten, Bloembollen [X] door mr. A.A.M. Knol, advocaat te Den Haag, en DAS door mr. M. Eijkelenboom, advocaat te Rotterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Bloembollen [X] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog - uitvoerbaar bij voorraad - haar in eerste aanleg ingestelde vorderingen zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten, met nakosten en rente.
DAS heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van Bloembollen [X] in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
DAS heeft in hoger beroep haar in eerste aanleg geformuleerde bewijsaanbod gehandhaafd.
2. Feiten
2.1.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.14 de feiten opgesomd die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Met grief I voert Bloembollen [X] aan dat de rechtbank bepaalde feiten ten onrechte niet heeft vastgesteld en niet in haar beoordeling heeft betrokken. Op deze grief zal het hof in het navolgende terugkomen. De door de rechtbank vastgestelde feiten zijn als zodanig niet in geschil, zodat het hof daarvan als vaststaand zal uitgaan. De feiten worden hierna weergegeven.
2.2.
Bloembollen [X] is een bloembollenkwekerij en heeft met DAS als rechtsbijstandsverzekeraar een rechtsbijstandverzekering gesloten.
2.3.
Op de verzekering zijn de ‘Algemene voorwaarden Rechtsbijstandsverzekeringen (07/2011)’ en de Bijzondere polisvoorwaarden (08/12) voor agrarische ondernemers van toepassing.
2.4.
Naast Bloembollen [X] zijn aan haar gelieerde ondernemingen (in hun hoedanigheid van beheermaatschappij) alsmede haar bestuurder, [A] (particulier) verzekerden onder de verzekering.
2.5.
In de algemene voorwaarden is voor zover in deze zaak van belang het volgende bepaald:
“Artikel 3 Het verzekerde risico en de gebeurtenis
(…)
3.2
Onder gebeurtenis wordt verstaan het voorval dat of de feitelijke ontwikkeling die redelijkerwijs moet worden beschouwd als de oorzaak van het geschil. In geval van het verhaal van schade is het schadeveroorzakende voorval de gebeurtenis. (…)
3.3
Een samenhangend geheel van geschillen die voorvloeien uit een gebeurtenis wordt beschouwd als één geschil.
(…)
Artikel 15 Duur en einde van de verzekering
(…)
15.3
Indien sprake is van een overeenkomst met bepaalde contractduur, niet zijnde één jaar, zijn de verzekeringnemer en DAS bevoegd om de verzekering op te zeggen, of kan DAS voorstellen de verzekering tegen een andere premie en/of andere voorwaarden voort te zetten:
a (…);
b binnen twee maanden nadat een gebeurtenis die voor DAS tot verlening van rechtsbijstand kan leiden, door een verzekerde is gemeld. De verzekering eindigt op de in de opzeggingsbrief genoemde datum, zij het niet eerder dan twee maanden na dagtekening;
c (…)”
2.6.
Bij brief van 16 juni 2008 heeft DAS aan de tussenpersoon van Bloembollen [X] geschreven dat het aantal meldingen van Bloembollen [X] het gemiddeld aantal ver overschrijdt.
2.7.
Bij brief van 23 juli 2008 heeft DAS, naar aanleiding van nieuwe schademeldingen, opnieuw de tussenpersoon melding gedaan van haar ongerustheid over het schadeverloop.
2.8.
Bij brief van 7 augustus 2008 heeft DAS ook aan Bloembollen [X] zelf geschreven dat het aantal keren dat Bloembollen [X] een beroep heeft gedaan op de verzekering het gemiddelde te boven ging en dat als de vraag naar rechtsbijstand in de komende jaren te hoog blijft, de verzekering niet ongewijzigd voortgezet zal kunnen worden.
2.9.
Op 30 september 2010 heeft DAS aan de tussenpersoon geschreven dat na de waarschuwing in 2008 weer twee zaken zijn aangemeld en dat het schadeverloop nauwlettend gevolgd zal blijven worden.
2.10.
Op 1 augustus 2012 zond DAS opnieuw een brief aan de tussenpersoon waarin zij meldt voornemens te zijn Bloembollen [X] zelf aan te schrijven en te waarschuwen.
2.11.
Bij brief van 20 augustus 2012 schrijft DAS aan Bloembollen [X] dat zij in de afgelopen vijf jaar 12 keer hulp heeft gevraagd en dat dit veel vaker is dan gemiddeld. Zij verzoekt Bloembollen [X] om minder vaak hulp te vragen.
In deze brief is de volgende zinsnede opgenomen:
“Blijft u teveel gebruik maken van uw verzekering? Dan moeten wij uw verzekering helaas aanpassen. Bijvoorbeeld door rechtshulp in bepaalde situaties niet meer te verzekeren. In het ergste geval beëindigen wij uw verzekering.”
2.12.
Bij brief van 14 maart 2013 heeft DAS de verzekeringsovereenkomst opgezegd tegen 21 mei 2013. Zij heeft zich beroepen op artikel 15.3 lid b van de hierboven genoemde algemene voorwaarden.
Bij deze brief is door DAS een overzicht gevoegd van de meldingen van Bloembollen [X] en de andere verzekerden in de periode van 27 februari 2008 tot 27 februari 2013. Hierop is vermeld een melding op 22 februari 2013 met als code [code 1] en met de omschrijving “soort zaak: huurrecht huurder, referentie: Wstg Den Helder.”
Tevens is hierop vermeld een melding op 6 december 2012 met code [code 2] met de omschrijving “soort zaak: huurrecht huurder, referentie: schuur”
2.13.
Op 22 februari 2013 is via de website het volgende bericht aan DAS gezonden:
“ [Y] bloembollen huurt een schuur van de woningstichting den helder. Bij deze schuur staan ook nog twee woonhuizen welke niet gehuurd worden. Wij hebben een bloembollen kwekerij. Huren bloembollen verwerkingsschuur van de woningstichting. Via de woningstichting regelt stroom en gas toevoer. Wij moetn nu het hoge particulieren tarief betalen en niet het tuiders tarief dat gebruikelijk is voor agrarische bedrijven. tevens hebben wij de rekening voor al het vast recht ontvangen, terwijl er ook nog twee woonhuizen op hetzelfde perceel aangesloten zijn. In de winter moeten wij de kachel laten draaien om te zorgen dat de twee woningen niet van water verstoken blijven omdat anders de leidingen bevriezen. Ook is er met de woningstichting afgesproken dat het gas en elektriciteitsverbruik van de twee woningen zouden worden verrekend met onze aanslag. Dit is tot op heden niet gebeurt. Wij willen ook het particulieren tarief niet betalen maar het tuinderstarief.”
3. Beoordeling
3.1.
Bloembollen [X] vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat de verzekering door DAS niet rechtsgeldig is opgezegd. Zij vordert verder dat DAS wordt veroordeeld de verzekering na te komen, onder verbeurte van een dwangsom, en wordt veroordeeld tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat. De rechtbank heeft de vorderingen van Bloembollen [X] afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Bloembollen [X] met vier grieven op.
3.2.
De rechtbank heeft in r.o. 4.1 van het bestreden vonnis het standpunt van Bloembollen [X] als volgt weergegeven:
“Bloembollen [X] legt aan haar vorderingen ten grondslag de stelling dat de opzegging niet rechtsgeldig is geschied. Daartoe voert zij allereerst aan dat zich niet een situatie voordeed als bedoeld in artikel 15.3 van de algemene voorwaarden. Immers, de laatste melding betreft niet een nieuwe schade, maar een telefoongesprek door een vertegenwoordiger van [Y] (één van de verzekerden) in een al bij DAS sinds 5 december 2012 lopende zaak.Het gaat hierbij om één procedure tegen de verhuurder, waarin twee geschilpunten centraal stonden. De heer Van der Ploeg stond verzekerde bij in een geschil over de ontruiming bij het einde van de huurtermijn. Tevens was er een geschil over achterstand in de betaling van de energierekening. Toen [Y] bemerkte dat de heer Van der Ploeg daarover niets had vermeld in de stukken, nam zij daarover telefonisch contact op. Haar werd toen gevraagd om daarvan een nieuwe melding te doen via de website. Beide geschilpunten zijn in één procedure behandeld. Zelfs al dit twee verschillende geschilpunten zijn, dan geldt art 3.3 van de algemene voorwaarden. Aldus steeds Bloembollen [X] .”
3.3.
De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat de kwestie zoals die op 22 februari 2013 via de website is gemeld niet dezelfde gebeurtenis is als waarop de melding van 6 december 2012 betrekking had. Verder moet volgens de rechtbank het bericht van 22 februari 2013 worden beschouwd als een melding als bedoeld in artikel 15.3 lid 1 onder b van de algemene voorwaarden. Dit betekent dat DAS tijdig tot opzegging is overgegaan, want de opzegging bij brief van 14 maart 2013 is gedaan binnen twee maanden na de melding van 22 februari 2013, aldus nog steeds de rechtbank.
3.4.
Met grief I betoogt Bloembollen [X] dat op 5 (of 6) december 2012 telefonisch een geschil is gemeld tussen [Y] Bloembollen B.V. (hierna: [Y] ) als verzekerde en Woningstichting Den Helder als haar wederpartij. Het betrof enerzijds de opzegging door Woningstichting Den Helder van de pachtovereenkomst en de daarmee gepaard gaande ontruimingsaanzegging en anderzijds de volgens Woningstichting door [Y] onbetaald gelaten energiekosten. Wat dit laatste betreft stelde [Y] zich op het standpunt dat Woningstichting Den Helder een onjuist tarief in rekening had gebracht, namelijk een particulier tarief in plaats van een tuinderstarief. Mr. Van der Ploeg van DAS heeft de melding in behandeling genomen en heeft namens [Y] op 18 februari 2013 een brief gestuurd aan Woningstichting Den Helder. Na kennisname van deze brief heeft [B] namens [Y] telefonisch contact opgenomen met mr. Van der Ploeg en hem gezegd dat hij in zijn brief alleen aandacht heeft besteed aan de pachtkwestie, maar niet aan de teveel in rekening gebrachte energiekosten. Mr. Van der Ploeg heeft vervolgens gevraagd de kwestie van de energiekosten schriftelijk te melden via de website. [B] heeft dat gedaan, aldus nog steeds Bloembollen [X] . Dit heeft ertoe geleid dat via de website een bericht is gestuurd zoals hiervoor is aangehaald in r.o. 2.13.
3.5.
Kern van de grieven van Bloembollen [X] is dat de kwestie over de teveel in rekening gebrachte energiekosten reeds op 5 (of 6) december 2012 bij DAS is gemeld en niet op 22 februari 2013. Op 22 februari 2013 heeft Bloembollen [X] slechts schriftelijk de door [B] bij mr. Van der Ploeg geuite kritiek op de brief van 18 februari 2013 vastgelegd. Het betrof geen nieuwe schademelding, zodat DAS op 14 maart 2013 niet bevoegd was tot opzegging van de verzekering over te gaan.
3.6.
DAS betwist gemotiveerd deze door Bloembollen [X] gestelde feitelijke gang van zaken. DAS stelt dat op 5 (of 6) december 2012 bij haar niet de kwestie over de teveel in rekening gebrachte energiekosten is gemeld. In de overgelegde melding op 6 december 2012 is niets vermeld over een kwestie over energiekosten. Mr. Van der Ploeg is verder niets bekend over een telefoongesprek op 22 februari 2013. Uit de aantekeningen in het dossier blijkt dat ook niet. Als een dossierbehandelaar al zou vragen om een schriftelijke bevestiging, zou dat via zijn eigen e-mailadres geschieden en niet via de website, aldus DAS.
3.7.
Het hof overweegt het volgende. De vorderingen van Bloembollen [X] zijn primair erop gericht te bereiken dat DAS de verzekering nakomt. Zij vordert verder bijkomende schadevergoeding. DAS meent dat zij niet tot nakoming of schadevergoeding is gehouden, omdat zij de verzekering heeft opgezegd en daartoe ook was gerechtigd. Het hof is van oordeel dat DAS de bewijslast draagt van haar stelling dat zij de verzekering tussentijds rechtsgeldig heeft opgezegd. Hetgeen Bloembollen [X] heeft aangevoerd (zie r.o. 3.4) en erop neerkomt dat de kwestie over de teveel in rekening gebrachte energiekosten reeds op 5 (of 6) december 2012 bij DAS is gemeld, betreft een feitelijke onderbouwing van de betwisting van de stelling van DAS dat op 22 februari 2013 een nieuwe gebeurtenis bij DAS is gemeld. DAS zal worden toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat zij de verzekering heeft opgezegd binnen twee maanden nadat de verzekerde een gebeurtenis heeft gemeld die voor DAS tot verlening van rechtsbijstand kan leiden.
3.8.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
4. Beslissing
Het hof:
laat DAS toe tot de hiervoor in r.o. 3.7 bedoelde bewijslevering;
bepaalt dat indien DAS getuigen wil doen horen, een getuigenverhoor zal plaatsvinden voor mr. J.W. Hoekzema, daartoe tot raadsheer-commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam op een nader te bepalen datum en tijdstip;
bepaalt dat de advocaat van DAS alsdan uiterlijk 19 april 2016 schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle partijen, hun advocaten en voor te brengen getuigen in de periode van mei tot en met september 2016 aan het enquêtebureau van het hof dient te verzoeken een datum voor het getuigenverhoor te bepalen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.M.P. Geelhoed, J.W. Hoekzema en A.L.M. Keirse en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 april 2016.