GiEA Aruba, 19-04-2016, nr. A.R. 790 van 2015
ECLI:NL:OGEAA:2016:273
- Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Datum
19-04-2016
- Zaaknummer
A.R. 790 van 2015
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGEAA:2016:273, Uitspraak, Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 19‑04‑2016; (Beschikking)
ECLI:NL:OGEAA:2016:71, Uitspraak, Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 09‑02‑2016; (Beschikking)
Uitspraak 19‑04‑2016
Inhoudsindicatie
Civiel - EJ - merkenrecht - tussenbeschikking
Partij(en)
Beschikking van 19 april 2016
Behorend bij A.R. 790 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de rechtspersonen naar vreemd recht
ROLEX S.A.
en
MANUFACTURE DES MONTRES ROLEX S.A.,
te Zwitserland, mede woonplaats kiezend te Aruba,
hierna gezamenlijk en in enkelvoud ook te noemen: Rolex,
gemachtigde: de advocaat mr. D. Canwood,
tegen:
de rechtspersoon naar vreemd recht
THE POLO/LAUREN COMPANY L.P.,
te New York, Verenigde Staten van Amerika,
hierna ook te noemen: Polo Lauren,
niet verschenen.
1. DE VERDERE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenbeschikking van 9 februari 2016;
- de ambtshalve ingewonnen informatie van de griffier.
De zaak is daarna na de zitting van 19 april 2016 verwezen voor beschikking.
2. DE VERDERE BEOORDELING
2.1
Bij tussenbeschikking heeft het gerecht de inhoudelijke behandeling van het verzoek aangehouden tot de zitting van 8 maart 2016 totdat gebleken zou zijn dat:1) de griffier kennisgeving van het verzoek heeft gedaan als bedoeld in artikel 10 Mv;2) de griffier kennisgeving van de dag van behandeling heeft gedaan als bedoeld in artikel 12 lid 3 Mv;
3) door middel van de griffier informatie is verkregen hoe door de directeur DWJZ is voldaan aan het voorschrift, dat zoveel mogelijk ervoor zorg is gedragen dat het stuk de belanghebbenden ten spoedigste bereikt;
4) is voldaan aan het voorschrift van artikel 15 Haags Betekeningsverdrag 1965.
2.2
Bij brief van 12 februari 2016 heeft de griffier het bureau voor intellectuele eigendom (het bureau) in kennis gesteld van de (nadere) zitting van 8 maart 2016. Daarmee is voldaan aan het onder 1 en 2 hierboven genoemde voorschrift.
2.3
Blijkens door de griffier ingewonnen informatie heeft de Directie Wetgeving en Juridische Zaken (DWJZ) het verzoek en het proces-verbaal van betekening door de deurwaarder aan DWJZ ingevolge het bepaalde in artikel 5 onder 8 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op 21mei 2015 aan het door Rolex opgegeven adres verzonden. Dat adres stemt overeen met het adres zoals dat blijkt uit de merkinschrijving van Polo Lauren bij het bureau. Van nadere kennisgeving van het verzoek aan Polo Lauren blijkt niet.
2.4
Daarmee is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 15 van het Haags betekeningsverdrag aangezien niet gebleken is dat de kennisgeving bij brief van 21 mei 2015 is gedaan met inachtneming van de vormen in de wetgeving van de staat New York voorgeschreven voor de betekening of kennisgeving van stukken die in dat land zijn opgemaakt en bestemd zijn voor zich op het grondgebied van dat land bevindende personen, noch is gebleken dat de brief is afgegeven aan Polo Lauren in persoon of aan zijn woonplaats op een andere in het verdrag geregelde wijze en dat deze kennisgeving zo tijdig is geschied dat de verweerder gelegenheid heeft gehad verweer te voeren.
2.5
Rolex zal in de gelegenheid wordt gesteld zich over het in 2.4 opgeworpen punt uit te laten.
2.6
Het gerecht houdt iedere verdere beslissing aan.
5. DE UITSPRAAK
De rechter in dit gerecht:
verwijst de zaak naar de zitting van 17 mei 2016 voor uitlating zijdens Rolex,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 19 april 2016 in aanwezigheid van de griffier.
Uitspraak 09‑02‑2016
Inhoudsindicatie
Oproeping buitenlandse partij/ Haags betekeningsverdrag
Partij(en)
Beschikking van 9 februari 2016
Behorend bij .A.R. 790 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de rechtspersonen naar vreemd recht
A
en
B,
te Zwitserland, mede woonplaats kiezend te Aruba,
hierna gezamenlijk en in enkelvoud ook te noemen: X,
gemachtigde: de advocaat mr. D. Canwood,
tegen:
de rechtspersoon naar vreemd recht
C,
te New York, Verenigde Staten van Amerika,
hierna ook te noemen: Y,
niet verschenen.
1. DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift.
2. DE VASTSTAANDE FEITEN
2.1
X is rechthebbende op het merk X voor onder meer de waren- en dienstenmerkklasse 14.
2.2
Y heeft op 25 juli 2014 het met D doen inschrijven voor onder meer de waren- en dienstenklasse 14.
3. DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1
X verzoekt de merkinschrijving voor het beeldmerk D onder inschrijvingsnummer [nummer] voor klasse [klasse] nietig te verklaren en de doorhaling van die inschrijving in het merkenregister te bevelen, met veroordeling van Y tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
X grondt het verzoek erop dat door het merkgebruik sprake kan zijn van herkomstverwarring van producten die onder het gewraakte merk op de markt worden gebracht.
3.3
Y is niet verschenen.
4. DE BEOORDELING
4.1
De onderhavige zaak is op de griffie van het gerecht ingeboekt als procedure op de Algemene Rol. Ingevolge artikel 12 lid 7 van de Merkenverordening (Mv) beslist het gerecht bij beschikking op een verzoek tot nietigverklaring van de inschrijving van een merk zodat de zaak ten onrechte werd ingeschreven op de Algemene Rol. Dat is bij deze hersteld.
4.2
Ingevolge artikel 10 Mv kan een merkrechthebbende nietigverklaring van een inbreukmakend merk verzoeken bij het Gerecht in Eerste Aanleg. Van zo’n verzoek wordt door de griffier binnen drie dagen aan het Bureau voor de intellectuele eigendom (verder: het Bureau) schriftelijk kennis gegeven. Het is het gerecht niet gebleken dat hieraan door de griffier voldaan is. De griffier zal worden gelast alsnog kennisgeving van het verzoek te doen als bedoeld in artikel 11 Mv.
4.3
Ingevolge artikel 12 derde lid Mv wordt de beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 10 Mv niet gegeven dan na verhoor of behoorlijke oproeping van verweerder. De griffier deelt de dag van behandeling aan het Bureau schriftelijk mee. Het is het gerecht niet gebleken dat hieraan door de griffier voldaan is. De griffier zal worden gelast alsnog kennisgeving van de dag van behandeling te doen als bedoeld in artikel 12 lid 3 Mv.
4.4
Ingevolge artikel 12 derde lid Mv wordt de dag van behandeling van het verzoek door verzoeker aan verweerder bekend gemaakt door betekening van het verzoek en de daarop bepaalde dag van behandeling daarvan aan verweerder. Uit het dossier blijkt dat verweerder in opdracht van de griffier is opgeroepen te verschijnen op de (rol)zitting van woensdag 1 juli 2015. Kennisgeving van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 maart 2015 door betekening overeenkomstig artikel 5 aanhef en onder 8 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), van het verzoek en de datum van behandeling aan de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken van het Land Aruba (DWJZ).
4.5
Nu de Merkenverordening zelf geen betekeningsvoorschriften bevat, anders dan dat betekening vanwege verzoeker plaatsvindt en niet vanwege de griffier, wordt de vraag of, niettegenstaande de omstandigheid dat verweerder niet op de daarvoor bepaalde dag is verschenen, het verzoek in behandeling kan worden genomen beheerst door het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Nu niet blijkt dat betekening van het verzoek vanwege verzoeker op een andere manier moest plaatsvinden dan aan de directeur DWJZ is verweerder niet in zijn belang geschaad waar betekening van het verzoek aan de desbetreffende autoriteit vanwege de griffier en niet vanwege verzoeker heeft plaatsgevonden.
4.6
Ingevolge artikel 5 aanhef en onder 8 Rv draagt de directeur DWJZ er zoveel mogelijk zorg voor dat het stuk de belanghebbenden ten spoedigste bereikt. Uit het dossier blijkt niet dat hieraan is voldaan. Het gerecht zal de griffier opdragen bij de directeur te informeren hoe aan dit voorschrift is voldaan.
4.7
Land Aruba is sinds 27 juli 1986 partij bij het Haags Betekeningsverdrag 1965, zoals ook de Verenigde Staten van Amerika dat zijn.
4.8
Artikel 15 van het Haags Betekeningsverdrag, in de Nederlandse vertaling, luidt: Wanneer een stuk dat het geding inleidt of een daarmede gelijk te stellen stuk ter betekening of kennisgeving overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag, naar het buitenland moest worden gezonden en de verweerder niet is verschenen, houdt de rechter de beslissing aan totdat is gebleken dat:
a. a) hetzij van het stuk betekening of kennisgeving is gedaan met inachtneming van de vormen in de wetgeving van de aangezochte Staat voorgeschreven voor de betekening of de kennisgeving van stukken die in dat land zijn opgemaakt en bestemd zijn voor zich op het grondgebied van dat land bevindende personen,
b) hetzij het stuk aan de verweerder in persoon of aan zijn woonplaats is afgegeven op een andere in dit Verdrag geregelde wijze, en dat de betekening of de kennisgeving, onderscheidenlijk de afgifte zo tijdig is geschied dat de verweerder gelegenheid heeft gehad verweer te voeren.
Iedere Verdragsluitende Staat is bevoegd te verklaren dat zijn rechters in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een beslissing kunnen geven, ook als geen bewijs, hetzij van betekening of kennisgeving, hetzij van afgifte is ontvangen, indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
a. a) het stuk is toegezonden op een van de in dit Verdrag geregelde wijzen,
b) sedert het tijdstip van toezending van het stuk een termijn is verlopen die door de rechter voor elk afzonderlijk geval zal worden vastgesteld, doch die ten minste zes maanden zal bedragen,
c) in weerwil van alle daartoe bij de bevoegde autoriteiten aangewende pogingen geen bewijs kon worden verkregen.
Het bepaalde in dit artikel belet niet dat door de rechter in spoedeisende gevallen voorlopige of conservatoire maatregelen kunnen worden genomen.
4.9
Het is het gerecht niet gebleken dat Land Aruba, anders dan Nederland, van de mogelijkheid gebruik heeft gemaakt om de rechter de bevoegdheid te verlenen een beslissing te nemen, ook als geen bewijs van betekening of kennisgeving, hetzij van afgifte is ontvangen.
4.10
Het gerecht zal verder behandeling van het verzoek daarom aanhouden totdat gebleken is dat:1) de griffier kennisgeving van het verzoek heeft gedaan als bedoeld in artikel 11 Mv;2) de griffier kennisgeving van de dag van behandeling heeft gedaan als bedoeld in artikel 12 lid 3 Mv;3) door middel van de griffier informatie is verkregen hoe door de directeur DWJZ is voldaan aan het voorschrift, dat zoveel mogelijk ervoor zorg is gedragen dat het stuk de belanghebbenden ten spoedigste bereikt;4) is voldaan aan het voorschrift van artikel 15 Haags Betekeningsverdrag 1965.
4.11
De zaak zal daartoe pro forma worden verwezen naar de behandeling van extra judiciële zaken (EJ-zitting) van 8 maart 2016.
4.12
Het gerecht houdt iedere verder beslissing aan.
5. DE UITSPRAAK
De rechter in dit gerecht:
verwijst de zaak pro forma naar de zitting van 8 maart 2016;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 9 februari 2016 in aanwezigheid van de griffier.