Einde inhoudsopgave
Landsverordening internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen [Curaçao]
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2016
- Bronpublicatie:
17-09-2015, Publicatieblad van Curaçao 2015, 53 (uitgifte: 25-09-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-09-2015, Publicatieblad van Curaçao 2015, 53 (uitgifte: 25-09-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao
1.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder rentebetaling mede verstaan:
- a.
rente die is aangegroeid of gekapitaliseerd op het moment van verkoop, terugbetaling of aflossing van schuldvorderingen;
- b.
inkomsten uit rentebetalingen, hetzij rechtstreeks, hetzij via een entiteit als bedoeld in artikel 5, uitgekeerd door een collectieve beleggingsinstelling die meer dan 15% van zijn vermogen in schuldvorderingen belegt;
- c.
inkomsten die zijn gerealiseerd bij de verkoop, terugbetaling of aflossing van aandelen of bewijzen van deelneming in een collectieve beleggingsinstelling, indien deze instelling rechtstreeks of via een andere dergelijke instelling meer dan 25% van zijn vermogen belegt in schuldvorderingen.
2.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder collectieve beleggingsinstelling verstaan:
- a.
een icbe, of een daarmee vergelijkbare instelling voor collectieve belegging in een van de lidstaten of, met uitzondering van Curaçao, een van de Mogendheden of afhankelijke of geassocieerde gebieden als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Richtlijn 2003/48/EG;
- b.
een entiteit die gebruik maakt van de keuzemogelijkheid, bedoeld in artikel 6, eerste lid, of een overeenkomstige keuzemogelijkheid in de staat van vestiging;
- c.
een instelling voor collectieve belegging die niet is gevestigd in een van de lidstaten, dan wel in een van de Mogendheden of afhankelijke of geassocieerde gebieden als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de richtlijn 2003/48/EG.
3.
De inkomsten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden slechts als rentebetaling aangemerkt voorzover deze inkomsten rechtstreeks of middellijk afkomstig zijn van rentebetalingen in de zin van artikel 3, eerste lid, en dit artikel, eerste lid, onderdeel a.
4.
Indien een uitbetalende instantie voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen b en c geen informatie heeft over het deel van de inkomsten dat voortkomt uit rentebetalingen, bedoeld in die onderdelen, wordt het volledige bedrag aan inkomsten als rentebetaling aangemerkt.
5.
De in het eerste lid genoemde percentages worden bepaald aan de hand van de beleggingspolitiek zoals die in het fondsenreglement of de statuten van de betrokken collectieve beleggingsinstelling is neergelegd of bij het ontbreken daarvan op basis van de feitelijke samenstelling van de beleggingsportefeuille van de instelling. Bij ministeriële regeling met algemene werking kunnen nadere regels worden vastgesteld ter bepaling van de in de eerste volzin bedoelde percentages.
6.
Indien de uitbetalende instantie geen informatie heeft over het percentage van het vermogen dat belegd is in schuldvorderingen, wordt dat percentage geacht meer dan 25% te bedragen.
7.
Indien een uitbetalende instantie met het oog op de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, het bedrag van de door de uiteindelijk gerechtigde gerealiseerde inkomsten niet kan bepalen, worden die inkomsten geacht de opbrengst van de verkoop, aflossing of terugbetaling van de aandelen of bewijzen van deelneming te zijn.