De bedoeling van het hof was blijkens de strafmotivering om aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand en een taakstraf voor de duur van 90 uren, bij niet behoorlijke verrichting te vervangen door 45 dagen hechtenis, op te leggen. Dit strookt niet met het dictum, waarin enkel de taakstraf is opgenomen. Hier wordt niet over geklaagd. Mijns inziens gaat het om een kennelijke misslag die zich bij uitstek leent voor herstel door het hof zelf. Vgl. HR 8 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:10 en HR 19 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:577 en mijn conclusie daaraan voorafgaand.
HR, 06-12-2022, nr. 21/01930
ECLI:NL:HR:2022:1771
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
06-12-2022
- Zaaknummer
21/01930
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:1771, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑12‑2022; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:920
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2021:1251
ECLI:NL:PHR:2022:920, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 18‑10‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:1771
- Vindplaatsen
Uitspraak 06‑12‑2022
Inhoudsindicatie
Hennepteelt (art. 3.B Opiumwet) en diefstal van elektriciteit d.m.v. verbreking ( art. 311.1.5 Sr). Bewijsklacht diefstal elektriciteit ten behoeve van hennepteelt. Kan uit bewijsvoering worden afgeleid dat verdachte elektriciteit heeft weggenomen? HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/01930
Datum 6 december 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 mei 2021, nummer 23-003908-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P.M. Rombouts, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2022.
Conclusie 18‑10‑2022
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 21/01930
Zitting 18 oktober 2022
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de verdachte
1. Het cassatieberoep
1.1
De verdachte is bij arrest van 3 mei 2021 door het gerechtshof Amsterdam wegens
- 1 “opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod”;
- 2 “diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking”;
- 3 “opzettelijk een elektriciteitswerk beschadigen en/of stoornis in de gang of in de werking van een elektriciteitswerk veroorzaken en een ten opzichte van een elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel verijdelen terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is”; en
- 4 “opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen”,
veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 90 uren, bij niet behoorlijke verrichting te vervangen door 45 dagen hechtenis met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr.1.Voorts heeft het hof beslist op de vordering van de benadeelde partij, een en ander zoals nader bepaald in het arrest.
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en P.M. Rombouts, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
2. Het middel
2.1
Het middel klaagt, in het licht van het door de verdediging gevoerde verweer, over de bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit. In de toelichting op het middel wordt, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 20 maart 20182., aangevoerd dat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte elektriciteit heeft weggenomen.
3. Juridisch kader
3.1
Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. In gevallen als het onderhavige, waarin het aantreffen van een hennepkwekerij gepaard gaat met het aantreffen van aanwijzingen dat de elektriciteit die wordt gebruikt voor die kwekerij, kort gezegd, ‘buiten de meter om’ wordt afgenomen, en de verdachte op die grond (ook) de diefstal van elektriciteit wordt verweten, verdient die diefstal zelfstandige aandacht in de bewijsvoering. De betrokkenheid van de verdachte bij de teelt van hennep brengt immers op zichzelf nog niet mee dat hij zich ook schuldig maakt aan het opzettelijk wegnemen van de daarbij gebruikte elektriciteit. Een en ander geldt ook bij het medeplegen van deze diefstal.3.Dat als algemeen uitgangspunt kan gelden dat een rechthebbende weet wat zich in zijn pand bevindt dan wel wat zich daar afspeelt, volstaat doorgaans niet voor het bewijs van het opzettelijk wegnemen van de elektriciteit. Wel kunnen concrete gedragingen van de verdachte waaruit zijn betrokkenheid bij die teelt blijkt en de omstandigheden waaronder die teelt plaatsvond, meebrengen dat (het niet anders kan zijn dan dat) de verdachte zich ook heeft schuldig gemaakt aan het wegnemen van de daarbij gebruikte elektriciteit.4.
3.2
Mijn voormalig ambtgenoot Knigge heeft in zijn conclusie voorafgaand aan het arrest van de Hoge Raad van 20 maart 20185.het standpunt ingenomen dat als direct bewijs van een wegnemingshandeling ontbreekt, dit niet betekent dat het (mede)plegen van diefstal van elektriciteit nimmer kan worden bewezen. Indien bijvoorbeeld als vaststaand kan worden aangenomen dat de verdachte de desbetreffende hennepkwekerij in zijn eentje heeft opgezet en gerund, dan kan daaruit worden afgeleid dat hij ook degene is geweest die de elektriciteit heeft gestolen. In deze lijn heeft mijn ambtgenoot Bleichrodt in zijn conclusie van 8 december 20206.betoogd dat indien op grond van de wettige bewijsmiddelen als vaststaand kan worden aangenomen dat een illegale elektriciteitsaansluiting de desbetreffende hennepkwekerij van stroom voorziet, terwijl de verdachte de hennepkwekerij alleen heeft opgezet, ingericht en onderhouden, daaruit in de regel kan worden afgeleid dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte ook degene is geweest die de elektriciteit heeft gestolen.
3.3
De vraag die in cassatie voorligt, is of uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de verdachte de hennepkwekerij zelf heeft opgezet, ingericht en onderhouden, waardoor het niet anders kan zijn dan dat de verdachte ook degene is geweest die de elektriciteit heeft gestolen.
3.4
Ten laste van de verdachte is ten aanzien van de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit bewezenverklaard dat:
“1.
hij in de periode van 1 december 2012 tot en met 5 april 2013 te Amsterdam, in perceel [a-straat 1], opzettelijk heeft geteeld een hoeveelheid van in totaal 1.089 hennepplanten.
2.
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 5 april 2013 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen circa 21.042 kWh, toebehorende aan Liander N.V., waarbij verdachte die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door de zegels van de hoofdaansluitkast en de railkast te verbreken;”
3.5
In aanvulling op het arrest zijn de volgende bewijsmiddelen opgenomen:
“1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL133F 2013081609-14 van 5 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s 9-11).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Op 5 april 2013 kreeg ik de melding om te gaan naar [a-straat 1] te Amsterdam. Ik zag dat voor het appartementencomplex waar [a-straat 1] gevestigd zou zijn een bestelbus op het trottoir geparkeerd stond. Ik opende de deur en rook geur afkomstig van hennep. Ik werd aangesproken door een vrouw, [betrokkene 1], die verklaarde: “Ik vermoed dat er een hennepkwekerij in de woning boven mij zit. Ik zie al weken busjes heen en weer rijden, ik hoor boor- en timmergeluiden, ik hoor de constante zoem wat lijkt op een aggregaat en ik ruik geregeld de geur van wiet. Het busje waar u stond te kijken is zojuist neergezet en ik zag drie mannen die spullen uit het busje tilden en het dit appartementencomplex in brachten”.
Terwijl ik naar de voordeur liep, zag ik dat er twee mannen de trap in het algemeen portiek kwamen af lopen. Zij gedroegen zich zenuwachtig. De mannen zijn aangehouden.
Ik ben de trap op naar boven gelopen om bij [a-straat 1] te gaan kijken. Ik ben verder gelopen naar de derde verdieping. Aldaar kwam een man mij tegemoet de trap aflopen. Ik rook de geur van hennep. Ik heb de man aangehouden. Hij bleek te zijn genaamd [verdachte]. Na fouillering door een collega kwam deze een bos huissleutels tegen in de zakken van de verdachte. Met een van die sleutels openden wij de voordeur van [a-straat 1]. Binnen in de woning troffen in een ruimte wietplanten aan. De gehele woning rook naar hennep.
2. Een geschrift, zijnde een ruimlijst hennep van 5 juni 2013, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina 089).
Deze lijst houdt onder meer in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Adres van inbeslagname: [a-straat 1]
Plaats van inbeslagname: Amsterdam
Omschrijving goederen Aantal Ruimte A
Hennepplanten st 1089
3. Een geschrift, zijnde een huurovereenkomst woonruimte (doorgenummerde pagina’s 145 tot en met 150).
Ondergetekenden: [A] Vastgoed B.V., hierna te noemen ‘verhuurder’ en [betrokkene 2], hierna te noemen ‘huurder’, zijn overeengekomen:
Verhuurder verhuurt aan huurder: de woonruimte [a-straat 1], [postcode] Amsterdam.
Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van één jaar, ingaande op 1 december 2012.
Aldus opgemaakt en ondertekend, 27-11-2012 (huurder).
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2013081609-29 van 5 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina’s 087 tot en met 088).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 5 april 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte [betrokkene 2]:
Ik huur het pand [a-straat 1] te Amsterdam. Ik heb dit pand onderverhuurd. Ik ben een persoon tegengekomen die ik ken als [alias]. Ik zou een pand huren en hij zou dat betalen en dan zou ik € 200,00 extra krijgen.
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2013081609-60 van 19 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina’s 245 tot en met 247).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 19 april 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte [betrokkene 2]:
Als ik zeg dat [alias] [verdachte] is, is het toch goed? Waarom moet ik die foto aanwijzen, een naam is toch ook genoeg?
Ik, verbalisant, heb drie foto’s naast elkaar gelegd voor de verdachte. Foto 2 is de afbeelding van [verdachte]. De verdachte wijst foto 2 aan. Ik hoor hem het volgende verklaren: “Dit is de persoon aan wie ik het pand onderverhuur.”
6. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL133E 2013081609-49 van 15 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina 250).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Ik toonde foto’s aan de getuige [betrokkene 3]. Foto 2 is een foto van [verdachte]. Ik vroeg de getuige of hij een van de mannen herkende in relatie tot de aangetroffen hennepkwekerij in [a-straat 1]. Ik hoorde de getuige zeggen dat de persoon op foto 2 hem bekend voorkwam. Ik hoorde de getuige zeggen dat hij hem herkent als de persoon die in de Caddy [het hof begrijpt: de bestelauto] aan kwam rijden op de bewuste nacht van de ontdekking van de hennepkwekerij.
7. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2013081609-42 van 12 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina’s 185 tot en met 187).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 12 april 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de getuige [betrokkene 1]:
Ik kan u vertellen dat de man welke ik de timmerman ben gaan noemen altijd via de ingang van de bergingen het complex betrad. Hij is ook degene die altijd met het witte bestelbusje kwam. Ik heb de politie op die auto gewezen. De timmerman is overigens ook een aantal keren op de fiets gekomen.
8. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL133E 2013081609-50 van 15 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina 251).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Ik toonde foto’s aan de getuige [het hof begrijpt - gelet op de geboortedatum van de getuige - : [betrokkene 1]]. Foto 2 is een foto van [verdachte]. Ik zag dat de getuige onmiddellijk foto 2 aanwees. Ik hoorde haar zeggen: “Dat is de timmerman.”
Op dat moment kwam haar man aangelopen. Ik zag dat hij naar foto 2 wees. Ik hoorde dat hij daarbij zei: “Dat is de man die aan de deur is geweest om te vragen naar de lekkage.”
9. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 19 april 2021.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op de dag van de aanhouding rook ik de hennepgeur. Bij het knippen van de hennepplanten ruikt het gehele trappenhuis van het wooncomplex naar die geur. Ik ben meermaals in de woning geweest om te bouwen. Ik kan goed met hout overweg. Ik heb in de woonkamer een geraamte gemaakt dat met zichzelf was verbonden.
Ik heb wel iets aan de elektriciteit gedaan.
Ik heb de sleutels van de woning gehad. Op de dag van aanhouding was ik de laatste die de woning verliet en heb de deur toen op slot gedraaid.
10. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2013081609-19 van 5 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina’s 076 tot en met 078).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 5 april 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte [betrokkene 4]:
[verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) had mij gevraagd te komen helpen. Ik zou € 150,00 krijgen om te helpen. Ik ben naar Amsterdam gekomen om te helpen met de wiet.
We waren met 3 personen. [verdachte], een andere jongen en ik.
Ik moest er om 04.30 uur zijn. [verdachte] en die andere jongen waren toen al bezig in het pand. Ik kwam [verdachte] en die andere jongen tegen op de middelste verdieping, volgens mij was dat [a-straat 1].
11. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2013081609-18 van 5 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina’s 082 tot en met 084).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 5 april 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte [betrokkene 5]:
Ik kon wat bijverdienen door wietplanten te knippen. Ik ben ongeveer twee weken geleden door iemand uit de buurt gevraagd om dit te doen.
12. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2013081609-70 van 22 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina’s 276 tot en met 278).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 mei 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik ben de timmerman. Ik heb wel wat met stroom gedaan.
[betrokkene 5] is met mij meegegaan naar het pand om te helpen. [betrokkene 5] en die andere jongen kwamen het knippen, meer niet.
13. Een geschrift, zijnde een aangifteformulier met nummer 2013-081609 van 21 mei 2013, betreffende de onderneming Liander N.V., met bijlagen (doorgenummerde pagina’s 285 tot en met 290).
Dit formulier houdt onder meer in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [betrokkene 6], technisch administratief medewerkster:
Pleegplaats : Amsterdam
Adres : [a-straat 1]
De fraudespecialist constateerde op 5 april 2013 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie in bovengenoemd perceel.
De fraudespecialist zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast en de daarnaast gemonteerde railkast waren verbroken. Na het verwijderen van het deksel van de railkast zag hij dat in de railkast een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Hij zag dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit.
De fraudespecialist zag dat er sprake was van een handelwijze waarbij niet is voldaan aan de norm NEN 1010. Deze norm beschrijft de minimale voorschriften waaraan een elektrische installatie moet voldoen om de veiligheid te kunnen waarborgen. Het gevolg van de handelwijze is dat er gevaar voor goederen te duchten is geweest.
Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
Uit het onderzoek is gebleken dat een hennepplantage was ingericht in ieder geval in de periode van januari 2013 tot 5 april 2013.
Naar aanleiding van deze inventarisatie en het onderzoek is door mij een berekening gemaakt waaruit blijkt dat minimaal 21.042 kWh is afgenomen ten behoeve van de hennepplantage. Niemand had het recht of de toestemming van Liander N.V. om het zegel te verbreken of wijziging in bedrading aan te brengen. Niemand is gerechtigd de elektra, zijnde eigendom van Liander N.V. op deze wijze weg te nemen en zich toe te eigenen.
De elektrische installatie van een hennepplantage valt binnen het toepassingsgebied van de NEN 1010-norm.
De vaste installatie van een hennepplantage bestaat in zijn geheel uit buigzame leidingen. Dit is niet toegestaan. Voor het aansluiten van apparatuur middels buigzame leidingen gelden speciale eisen. De installatie in de plantage voldoet hier in zijn geheel niet aan.
Gevaar: brandgevaar en gevaar voor elektrocutie.
14. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL133E 2013081609-44 van 12 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina’s 180 tot en met 182).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 12 april 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van aangever [betrokkene 7]:
Bij deze doe ik aangifte van vernieling namens [A] Vastgoed B.V.
Er zijn vernielingen aangericht in een van onze panden, te weten [a-straat 1] te Amsterdam.
Wij verhuren dit pand sinds 1 december 2012 aan [betrokkene 2].
In de woning is door de politie een hennepplantage aangetroffen.
In de woning is het volgende vernield:
wanden,
plafonds,
deuren,
vloerafwerking/vitrages.
De woning is gestoffeerd opgeleverd aan [betrokkene 2]. Van die stoffering is niets overgebleven.”
Het hof heeft het verweer waarop het middel doelt, als volgt samengevat en verworpen:
“Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 gesteld dat de hennepkwekerij niet van de verdachte was en hij in het pand slechts bouwwerkzaamheden heeft verricht. Er is geen steunbewijs voor de verklaring van [betrokkene 2] dat de verdachte bij de huur van de woning betrokken was. Dat [betrokkene 2] de verdachte heeft aangewezen, lijkt het gevolg te zijn van sturende vragen door de politie. De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd tijdens de terechtzitting in hoger beroep, dient als uitgangspunt te worden genomen. Op grond daarvan kan enkel het aanwezig hebben van de hennepplanten worden bewezen.
Voor de feiten 2, 3 en 4 bestaat onvoldoende bewijs. Uit het dossier blijkt immers niet welke concrete materiële bijdrage de verdachte aan die feiten zou hebben geleverd.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt als volgt.
Feit 1 (hennepteelt)
Uit het dossier komt naar voren dat [betrokkene 2] in november 2012 een huurovereenkomst met [A] Vastgoed B.V. heeft gesloten ten behoeve van de huurwoning aan [a-straat 1] in Amsterdam, met als aanvangsdatum 1 december 2012. Op 5 april 2013 zijn in de woning 1.089 hennepplanten aangetroffen. [betrokkene 2] heeft bij de politie verklaard dat hij de woning onderverhuurde aan de verdachte, waarvoor hij een vergoeding ontving. Het hof ziet geen redenen om aan deze verklaring te twijfelen. Dat [betrokkene 2] door sturende vragen van de politie de verdachte heeft aangewezen, valt niet uit de verklaringen af te leiden en is ook overigens niet aannemelijk geworden. Dat de verdachte de feitelijke onderhuurder van de woning was, vindt steun in de omstandigheden dat de verdachte meermalen bij de woning is gezien door buurtbewoners. Dat de verdachte ook daadwerkelijk betrokken was bij de aangetroffen hennepkwekerij, blijkt uit zijn eigen verklaring dat hij een (houten) constructie voor de hennepkwekerij in de woning heeft gebouwd en “wel iets aan de elektriciteit heeft gedaan”, hij de sleutels van de woning in zijn bezit had en de aangetroffen hennepknippers hebben verklaard dat zij door de verdachte zijn ingeschakeld. Gelet hierop komt het hof tot de conclusie dat de verdachte moet worden beschouwd als de teler van de hennepkwekerij.
Feit 2 (diefstal elektriciteit)
De fraudespecialist van Liander N.V. heeft waargenomen dat de zegels van de hoofdaansluitkast en de daarnaast gemonteerde railkast waren verbroken. In de railkast bleek een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt die buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepkwekerij. Op die wijze werd de kwekerij voorzien van elektriciteit. Het kan niet anders dan dat de verdachte, zijnde de bouwer van de kwekerij en de teler van de hennep, tevens verantwoordelijk was voor het aanleggen en/of gebruiken van de illegale elektriciteitstoevoer en daarmee van de diefstal van elektriciteit. In deze lijn ligt ook voornoemde verklaring van de verdachte iets met de stroom te hebben gedaan. Dat de verdachte in hoger beroep heeft verklaard dat hij “slechts” kabels aan apparatuur heeft vastgemaakt en niet wist van de illegale elektriciteitsaansluiting, acht het hof niet geloofwaardig.”
4. Bespreking van het middel
4.1
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen volgt dat op 5 april 2013 in de woning aan de [a-straat 1] te Amsterdam een hennepkwekerij met 1.089 hennepplanten is aangetroffen (bewijsmiddelen 1 en 2). De elektriciteit ten behoeve van deze hennepkwekerij werd illegaal afgenomen, terwijl sprake was van verbreking van de hoofdaansluitkast (bewijsmiddel 13). De verdachte was de onderhuurder van de woning (bewijsmiddelen 3, 4, 5 en 14). De verdachte is meermalen bij de woning gezien door de buurtbewoners (bewijsmiddelen 6, 7 en 8 ). De verdachte is ten tijde van het aantreffen door de politie van de hennepkwekerij samen met de hennepknippers aangehouden bij de woning (bewijsmiddelen 1, 9, 10, 11 en 12). De verdachte heeft de hennepknippers ingeschakeld (bewijsmiddelen 10 en 11). De verdachte had tijdens zijn aanhouding de sleutels van de woning bij zich (bewijsmiddelen 1 en 9). De verdachte heeft een constructie voor de hennepkwekerij gebouwd in de woning (bewijsmiddel 9) en de verdachte heeft iets aan de elektriciteit gedaan/wel wat met stroom gedaan (bewijsmiddelen 9, 12 en 13).
4.2
Gelet op de inhoud van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen heeft het hof in zijn nadere bewijsoverwegingen niet onbegrijpelijk vastgesteld dat de verdachte de hennepkwekerij heeft opgezet in een door hem ondergehuurde woning en de hennep heeft geteeld. Het voorgaande in aanmerking genomen, is het oordeel van het hof dat het niet anders kan zijn dan dat het de verdachte is geweest die ten behoeve van het telen van de hennep de verzegeling van de hoofdaansluitkast en de railkast heeft verbroken en een illegale aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om heeft gerealiseerd en daarmee elektriciteit heeft gestolen, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Het oordeel van het hof dat de verklaring van de verdachte inhoudende dat de hennepkwekerij niet van hem was, dat hij in de woning slechts bouwwerkzaamheden heeft verricht en dat hij niet wist van de illegale elektriciteitsaansluiting ongeloofwaardig is, laat zich in cassatie in beperkte mate toetsen7.en is, gelet op het voorgaande, eveneens niet onbegrijpelijk.
4.3
De verwijzing in de toelichting op het middel naar het arrest van de Hoge Raad van 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:390 maakt mijn conclusie niet anders. Dit arrest ziet immers op een andere situatie. In de zaak die leidde tot dit arrest had het hof vastgesteld dat de verdachte onherroepelijk was veroordeeld voor het telen van 317 hennepplanten in een pand. Het hof meende dat op grond van deze veroordeling vaststond dat de verdachte de beschikking had over de desbetreffende woning waarin de hennepplanten werden geteeld. Uit de bewijsmiddelen bleek echter niet dat de verdachte de (enige) bewoner was van de desbetreffende woning, dat hij in het bezit was van de sleutel van die woning of dat alleen hij het in die woning voor het zeggen had. In de bestreden uitspraak waren geen feiten vastgesteld waaruit kon worden afgeleid wat de rol was geweest die de verdachte bij het telen van de hennepplanten had gespeeld. Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen kon dan ook niet de conclusie worden getrokken dat de verdachte de hennepplanten helemaal in zijn eentje had geteeld en het dus niet anders kon zijn dan dat de verdachte ook verantwoordelijk was voor het ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal afnemen van elektriciteit. In de onderhavige zaak blijkt uit de bewijsvoering wel degelijk dat en op welke wijze de verdachte betrokken is geweest bij de aangetroffen hennepkwekerij en de daarmee gepaard gaande diefstal van elektriciteit.
4.4
Het middel faalt.
5. Conclusie
5.1
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
5.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5.3
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 18‑10‑2022
HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:390.
HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:390; HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:511, NJ 2021/347 m.nt. W.H. Vellinga en HR 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:994.
HR 9 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:554.
Conclusie A-G Knigge 9 januari 2018, ECLI:NL:PHR:2018:8 voorafgaand aan HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:390.
Conclusie A-G Bleichrodt 8 december 2020, ECLI:NL:PHR:2020:1124 voorafgaand aan HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:511, NJ 2021/347 m.nt. W.H. Vellinga.
HR 2 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2573.