HR, 27-09-2022, nr. 19/05487
ECLI:NL:HR:2022:1258
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27-09-2022
- Zaaknummer
19/05487
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:1258, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑09‑2022; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:494
ECLI:NL:PHR:2022:494, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑06‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:1258
- Vindplaatsen
Uitspraak 27‑09‑2022
Inhoudsindicatie
Deelname aan criminele organisatie die zich bezighoudt met importeren van wapenonderdelen en handel in vuurwapens en munitie (art. 140.1 Sr). Bewijsklachten t.a.v. bestanddeel “deelnemen”. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 19/05299.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/05487
Datum 27 september 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 november 2019, nummer 21-002212-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat de duur van de opgelegde gevangenisstraf betreft, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 99 dagen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze negentig dagen beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 september 2022.
Conclusie 28‑06‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Deelneming criminele organisatie. Bewijsklachten over voor het bestanddeel ‘deelnemen’ vereiste subjectieve en objectieve elementen. De AG is van mening dat klachten falen en in aanmerking komen voor afdoening met toepassing van art. 81.1 RO.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/05487
Zitting 28 juni 2022
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
hierna: de verdachte.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 21 november 2019 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover gericht tegen het onder 1., 2., 3. en 4. tenlastegelegde. Wat betreft het onder 5. en 6. tenlastegelegde heeft het hof het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 5 april 2018 bevestigd onder verbetering van gronden. Bij voornoemd vonnis is de verdachte veroordeeld wegens 5. “deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven” en 6. “medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 99 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Er bestaat samenhang met de zaak 19/05299. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. R.J. Baumgardt, mr. P. van Dongen en mr. S. van den Akker, advocaten te Rotterdam, hebben twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel heeft betrekking op het onder 5 tenlastegelegde. Het bevat de klacht dat de bewezenverklaring, mede in het licht van wat ter zitting is aangevoerd, onvoldoende met redenen is omkleed.
4.1.
Ten laste van de verdachte is onder 5 bewezenverklaard dat zij:
“in de periode van 19 oktober 2013 tot en met 29 november 2016 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit natuurlijke personen te weten zij, verdachte en [mededader 1] en [mededader 2] en [mededader 3] en [mededader 4] en [mededader 5] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het doen binnenkomen van essentiële wapenonderdelen van categorie IIl en het overdragen van wapens en munitie van de categorieën II en III”
4.2.
Met het middel wordt opgekomen tegen de bewijsvoering ter zake van het bestanddeel “deelnemen”. Daartoe wordt ten eerste aangevoerd dat de bewijsvoering tekort schiet om te kunnen aannemen dat de verdachte wetenschap had van de misdrijven waarop de organisatie het oogmerk heeft gehad. Ten tweede zou uit de bewijsvoering niet blijken dat de verdachte bijdragen van voldoende gewicht heeft geleverd om van deelneming te kunnen spreken.
4.3.
De – door het hof bevestigde – overwegingen van de rechtbank houden onder meer in:
“4.3.2 Bewijs
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
Juridisch kader
Op grond van vaste jurisprudentie is sprake van deelname aan een criminele organisatie indien een betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie (HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264 en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR: 2017:413).
Enerzijds is voor deelneming aan een criminele organisatie voldoende dat een verdachte in zijn algemeenheid - in de zin van voorwaardelijk opzet - weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, maar anderzijds is niet vereist dat de verdachte enige vorm van opzet heeft op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven. Wetenschap van één of meer concrete misdrijven is niet vereist (HR 8 oktober 2002 ECLI:NL:HR:2002:AE3565).
Voor de bewezenverklaring van ‘een organisatie’ als bedoeld in art. 140 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat sprake is van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon (HR 26 oktober 1993, LJN AD 1974, NJ 1994, 161). Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie (ECLI:NL:HR:2004:AQ8470) of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (HR 29 januari 1991, NJB 1991, 50).
Om te kunnen vaststellen of verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie heeft de rechtbank bezien of sprake is geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband, waarin de deelnemers in een zekere duurzame onderlinge samenwerking hebben deelgenomen. Vervolgens heeft de rechtbank bezien of verdachte tot dit samenwerkingsverband behoorde, daar een aandeel in heeft gehad, dan wel dat verdachte de criminele organisatie heeft ondersteund met gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Daarbij moet worden opgemerkt dat voor deelneming aan een criminele organisatie niet nodig is dat verdachte zelf aan de beoogde strafbare feiten heeft meegedaan. Het gaat om betrokkenheid bij de organisatie en niet om betrokkenheid bij een bepaald delict. Ook gedragingen die als medeplichtigheid aan een misdrijf kunnen worden beschouwd, waarop het oogmerk van de criminele organisatie was gericht, kunnen als deelnemingshandelingen worden gekwalificeerd.
Bewijs
De rechtbank verwijst voor de bewijsmiddelen voor dit feit naar de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die als oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het doen binnenkomen van essentiële wapenonderdelen van categorie III en het overdragen van wapens en munitie van de categorieën II en III. Er was sprake van een gestructureerd samenwerkingsverband en ieder heeft een aandeel gehad in, dan wel ondersteunende gedragingen verricht die strekten tot of rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Werkwijze van de organisatie
Uit de bewijsmiddelen volgt dat gedurende meerdere jaren uit Amerika en Oostenrijk onderdelen van wapens van het merk Glock werden geïmporteerd. Deze onderdelen werden in pakketjes verstopt en naar verschillende adressen in Nederland verzonden. De betalingen voor deze wapenonderdelen werden vanaf verschillende rekeningnummers of stortingen bij de Western Union door verschillende personen verricht. Van deze onderdelen werden complete wapens samengesteld en deze wapens werden vervolgens verkocht. Naast deze samengestelde wapens werden ook andere (automatische) wapens, wapenonderdelen. munitie, handgranaten en elektronische ontstekers verkocht.
De verschillende leden van de criminele organisatie, te weten [mededader 1] , [mededader 2] , [mededader 4] . [mededader 3] , [mededader 5] en verdachte hadden ieder hun eigen aandeel in de organisatie. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte met ten minste één ander lid van de organisatie op meerdere momenten contact heeft gehad. Dat verdachte mogelijk niet alle leden van de organisatie kende, is - zoals hiervoor in het juridische kader is opgenomen - geen vereiste voor een bewezenverklaring.
Oogmerk en deelname door verdachte
[verdachte] heeft vanuit Polen diverse betalingen via Western Union verricht aan [betrokkene 1] , degene die in Amerika wapenonderdelen voor [mededader 1] bestelde. Ook heeft [betrokkene 2] , een contact van verdachte, een viertal betalingen via Western Union verricht aan [betrokkene 1] . Zij heeft verklaard dat zij samen met [verdachte] en [mededader 1] mee reed om deze betalingen te verrichten. Volgens [verdachte] verklaring was zij erbij op het moment dat [mededader 1] in november 2016 in Amerika een pakket met wapenonderdelen aan het inpakken was. Dat zij pas vanaf dit moment op de hoogte raakte van het versturen van wapenonderdelen, acht de rechtbank niet aannemelijk. Uit OVC-gesprekken waarin wordt gesproken over "hoe het altijd gaaf' kan immers worden afgeleid dat [verdachte] wist waar [mededader 1] mee bezig was en hoe één en ander in zijn werk ging. Bovendien blijkt uit de bewijsmiddelen dat al op 6 september 2014 een stempel met rode inkt met de tekst “Paid in full thank you" door [verdachte] was besteld en aan haar was toegezonden. Deze stempel kwam overeen met de stempel op het aankoopformulier op het op 28 november 2016 onderschepte pakket. [verdachte] was al ruimere tijd op de hoogte van de activiteiten van [mededader 1] binnen de criminele organisatie. [verdachte] heeft hieraan ondersteunende handelingen verricht, waaruit eveneens volgt dat [verdachte] wetenschap had van het criminele oogmerk van de organisatie
Kennelijke verschrijving
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen met betrekking tot de import volgt dat verschillende essentiële onderdelen van wapens (zoals sledes, lopen en kasten) vanuit (met name) Amerika en Oostenrijk naar Nederland werden verstuurd, waarna deze werden samengesteld tot een wapen. Ten aanzien van de import is het doen binnenkomen van wapens en munitie ten laste gelegd. De opsteller van de tenlastelegging heeft evenwel kennelijk bedoeld om essentiële onderdelen van wapens van categorie III ten laste te leggen. Zij heeft de tenlastelegging derhalve verbeterd gelezen.”
4.4.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen bevatten voorts voor zover relevant voor het bestanddeel “deelnemen” – en daarmee voor de beoordeling van het middel – het volgende (met weglating van voetnoten):
“(…)
Betalingen wapenonderdelen Oostenrijk
Uit het van de Amerikaanse autoriteiten verkregen overzicht van financiële transacties uitgevoerd bij de Western Union blijkt dat er over de periode vanaf 3 maart 2014 tot en met 18 mei 2016 de volgende bedragen werden overgemaakt naar [betrokkene 3] en [betrokkene 4] in Oostenrijk:
Datum (send) Bedrag Betaler (conform gebruikt ID): Ontvanger: Locatie:
19-07-2014 € 211.- [mededader 1] [betrokkene 4] Almere
30-04-2015 € 456,- [mededader 1] [betrokkene 4] Almere
19-07-2015 € 236,- . [mededader 1] [betrokkene 4] Almere
10-11-2015 € 716,- [mededader 1] [betrokkene 4] Almere
12-11-2015 € 815,- [mededader 1] [betrokkene 3] Almere
24-11-2015 € 865,- [mededader 1] [betrokkene 3] Almere
05-01-2016 € 1250,- [mededader 1] [betrokkene 3] Almere
06-02-2016 € 1200,- [mededader 1] [betrokkene 3] Almere
20-02-2016 € 1015,- [mededader 1] [betrokkene 3] Almere
18-05-2016 € 215,- [mededader 1] [betrokkene 3] Almere
17-03-2014 € 224.- [verdachte] [betrokkene 4] Almere
03-03-2014 € 217,- [mededader 4] [betrokkene 4] Amersfoort(…)
Amerika
Bestellingen en betalingen
[betrokkene 1] heeft verklaard dat [mededader 1] en [verdachte] vaak bij hem in Tampa (Florida, Verenigde Staten) op bezoek kwamen. [betrokkene 1] kent [mededader 4] als iemand die uit naam van [mededader 1] betalingen aan hem had gedaan via Western Union. [betrokkene 1] herinnerde zich de naam [betrokkene 2] als iemand die ook betalingen aan hem heeft gedaan via Western Union. [betrokkene 1] werd door [mededader 1] benaderd om wapenonderdelen, waaronder Glock pistool 'uppers’ voor hem te kopen. Geconfronteerd met een geschat totaal van meer dan $ 26.000 aan Western Union betalingen verklaarde [betrokkene 1] dat het in de buurt van zesendertig sledes waren die hij voor [mededader 1] had gekocht. [betrokkene 1] verklaarde, nadat hem een e-mail was voorgelezen van een telefoon van [mededader 1] , dat de reeks e-mailberichten tussen 29 september 2013 tot 7 november 2013 twee Western Union betalingen voor vuurwapenonderdelen tot onderwerp heeft: de betalingen van 19 oktober 2013 van [mededader 4] en 10 oktober 2013 van [betrokkene 5] . Ook verklaarde hij dat [mededader 1] voor de sledes op [website] .com keek en de informatie via e-mail of whatsapp naar [betrokkene 1] stuurde. Tijdens zijn verblijf in Tampa vond [mededader 1] producten online die met vuurwapens te maken hadden. [mededader 1] liet dat dan aan [betrokkene 1] zien en ze door [betrokkene 1] kopen/bestellen terwijl ze samen waren. Soms gaf [mededader 1] dan meteen contant geld voor de producten. [betrokkene 1] betaalde dan met zijn creditcard voor de uppers en liet ze dan versturen naar zijn huis. [betrokkene 1] kocht sinds 2013 sledes voor [mededader 1] .
Op een telefoon van [mededader 1] zijn e-mailberichten aangetroffen. Uit de mailwisseling tussen [mededader 1] en [betrokkene 1] , met als onderwerp: "Re: Item!", blijkt dat [mededader 1] op 29 september 2013 aan [betrokkene 1] vraagt bepaalde bestellingen te doen via de site [website], de voorwerpen opnieuw te verpakken en ze vervolgens naar [mededader 1] te sturen. [mededader 1] zal geld sturen via Western Union. Ook blijkt dat [mededader 1] op 7 oktober 2013 aan [betrokkene 1] het bericht heeft gestuurd dat het pakket niet geregistreerd of verzekerd mag worden verzonden; dat het pakket klein moet blijven en dat er goedkope dingen van de "hardware store" bij moeten." [mededader 1] heeft het bericht gestuurd dat de waarde van het pakket rond de $ 20,- moet liggen, omdat er anders belasting over moet worden betaald. [mededader 1] heeft op 7 oktober 2013 aan [betrokkene 1] de adresgegevens doorgegeven waar het pakket naartoe moet: [mededader 4] , [a-straat 1] [plaats] , The Netherlands. [mededader 1] heeft op 10 oktober 2013 aan [betrokkene 1] het bericht gestuurd dat het bedrag van $ 410,- via Western Union op naam van [betrokkene 5] wordt verstuurd en [betrokkene 1] heeft aan [mededader 1] het bericht gestuurd dat hij de instructies heeft opgevolgd. Op 19 oktober 2013 heeft [mededader 1] het bericht aan [betrokkene 1] gestuurd dat hij het pakket heeft ontvangen en dat hij een bedrag van $ 150,- als commissie zal sturen via Western Union met als afzender [mededader 4] . Op 23 oktober 2013 heeft [mededader 1] aan [betrokkene 1] het bericht gestuurd dat hij nog meer interessante voorwerpen op internet heeft gezien en vraagt aan [betrokkene 1] of hij ze wil bestellen en de pakketjes verspreid over meerdere dagen wil sturen, net als de vorige keer. [mededader 1] heeft daarvoor een bedrag van $ 1500,- via Western Union opgestuurd met als afzender [mededader 4] .
Uit de mailwisseling tussen [mededader 1] en [betrokkene 1] , met als onderwerp: "Re: Your dedicated corner...”, blijkt dat [mededader 1] op 2 juni 2014 aan [betrokkene 1] het bericht heeft gestuurd dat hij via Western Union als commissie een bedrag van $ 800.- heeft gestuurd met als afzender [betrokkene 2] . Op 11 juni 2014 heeft [mededader 1] aan [betrokkene 1] het bericht gestuurd dat hij op naam van [betrokkene 2] via Western Union een bedrag van $ 660.- heeft gestuurd en dat [betrokkene 1] op de [website] drie voorwerpen kan uitzoeken. Op 11 januari 2015 heeft [mededader 1] aan [betrokkene 1] het bericht gestuurd dat hij via Western Union een bedrag van $ 1320,- heeft gestuurd op naam van [betrokkene 2] . Uit het van de Amerikaanse autoriteiten verkregen overzicht van financiële transacties uitgevoerd bij de Western Union blijkt dat er over de periode vanaf 19 oktober 2013 t/m 3 november 2016 de volgende bedragen werden overgemaakt naar [betrokkene 1] te Amerika:
Datum Bedrag Betaler (conform gebruikt ID): Locatie:
10-10-2013 € 313.51 (S 410) [betrokkene 5] Amsterdam
02-06-2014 € 618,148 (S 800) [betrokkene 2] Almere
11-06-2014 € 504,61 (S 660) [betrokkene 2] Almere
11-01-2015 € 1158,81 (S 1320) [betrokkene 2] Almere
07-04-2015 € 2902,62 (S 3020) [betrokkene 2] Amsterdam
19-10-2013 € 113,34 (S 150) [mededader 4] Almere
29-10-2013 € 1126,74 (S 1500) [mededader 4] Amersfoort
05-03-2014 € 1130.69 (S 1500) [mededader 4] Amersfoort
16-09-2015 € 2513,81 (S 2700) [mededader 4] Amersfoort
22-09-2015 € 2549.36 (S 2726) [mededader 4] Amersfoort
28-11-2015 € 3074,30 (S 3100) [mededader 4] Almere
29-02-2016 € 1918.78 (S 2000) [mededader 4] Amersfoort
03-03-2016 € 1635.77 (S 1700) [mededader 4] Amersfoort
02-11-2016 PLN 8187,76 (S 2040) [verdachte] Mikolow (Polen)
03-11-2016 PLN 722 1.89 (S 1800) [verdachte] Mikolow (Polen)
[betrokkene 2] heeft verklaard dat zij [verdachte] kent vanuit de prostitutie waar zij heeft gewerkt. [mededader 1] vroeg haar om deze betalingen te doen. Zij reed met [verdachte] en [mededader 1] mee naar de stations.
Reizen
Uit door de Amerikaanse autoriteiten verstrekte gegevens, bestaande uit vluchtgegevens. blijkt dat [mededader 1] en [verdachte] over de periode april 2014 tot en met november 2016 in totaal negen maal samen naar Amerika zijn gegaan, veelal voor de duur van ongeveer een week:
- 13-04-2014 t/m 20-04-2014
- 28-01-2015 t/m 04-02-2015
- 22-04-2015
- 05-07-2015 t/m 12-07-2015
- 05-10-2015 t/m 16-10-2015
- 13-12-2015 t/m 20-12-2015
- 12-03-2016 t/m 20-03-2016
- 20-08-2016 t/m 27-08-2016
- 12-11-2016 t/m 19-11-2016
(…)
Op 26 november 2016 hebben [mededader 1] en [verdachte] in de auto van [mededader 1] onder meer liet volgende gesprek:
[mededader 1] = [mededader 1]
[mededader 1] : ik ga zelf bellen hoor, want ik probeer net [mededader 4] te bellen, en weer gewoon niet opnemen, thuis niet. Weet je ik kan er niet meer tegen, [verdachte] , tegen dit. Dan neem ik zelf maar het risico. Ik ga gewoon bellen waar dat pakket is, oprotten.
[mededader 1] voert een telefoongesprek met Post.NL. Samengevat: [mededader 1] geeft zich uit als [alias] en vraagt naar een pakketje uit Amerika. Hierbij noemt [mededader 1] het track-en-tracenummer van het pakket, zijnde (..) met de [postcode] en adres [b-straat 1] .
Op 23 november 2016 hebben [mededader 1] en [verdachte] in de auto van [mededader 1] onder meer het volgende gesprek:
[mededader 1] = [mededader 1]
[verdachte] = [verdachte]
(...)
[verdachte] : Meestal duurt het wel twee weken
[mededader 1] : Ja
[verdachte] ; Dat hebben we altijd geweten, de week dat je weggaat, dat je daar die, dat je wat stuurt en dan de week erna., ntv.. En dan komt het allemaal
[mededader 1] :ja
[verdachte] : zo gaat het meestal
[mededader 1] : Is ook zo, ja
[verdachte] : ja
[mededader 1] : zijn we er helemaal voor niks heen gegaan. Risico voor niks gelopen. Echt waar, geloof me. helemaal voor niks alles gedaan.
Op 26 november 2016 hebben [mededader 1] en [verdachte] in de auto van [mededader 1] onder meer het volgende gesprek:
[mededader 1] = [mededader 1]
[verdachte] = [verdachte]
(...)
[mededader 1] : Van die veertien stuks., vier stuks. Weetje dat: [verdachte] ? Vier stuks. Nou!
[verdachte] : Hoezo denk je vier stuks?
[mededader 1] : Zoals ik al heb gezegd: Van die veertien die ik er heb opgestuurd heb ik er nu maar vier stuks. Ja. dus wat ik bedoel te zeggen? Als ie vrouw het maandag ophaalt, heb ik er zes. Maar dan nog heb ik er minder dan de helft
(...)
[mededader 1] : Maar dit is de laatste keer [verdachte] . Wij hebben er genoeg mee verdiend Ja het is klaar
(...)
[mededader 1] : [verdachte] , dat systeem dat ik heb, werkt gewoon, want anders zou ik er niet nu al twee in hebben gekregen.
(...)
[mededader 1] : weet je, zit allemaal goed. Professioneel ingepakt en het was daar maar één pakket. Het kan niet zo zijn dat er twee, drie pakketten naast mekaar liggen, die er hetzelfde uitzien
(...)
[mededader 1] : het zouden er zes moeten zijn. Reken maar uit:
[verdachte] : achttienduizend
[mededader 1] : Drie keer zes is achttienduizend, dat komt dan ongeveer op hetzelfde neer. (ntv).. hebben we voor niks gedaan. De enige winst die we hebben gehad, is dat we mooi weer hebben gehad en een leuke dag in Sint Petersburg.”
4.5.
Ter zitting in hoger beroep is door en namens de verdachte – kort gezegd – het verweer gevoerd dat zij weliswaar de vrouw was van medeverdachte [mededader 1] maar niet tevens zijn partner in crime. Zij zou het geld hebben overgemaakt voor kleding en haar man in de opgenomen tapgesprekken slechts hebben willen geruststellen. Van zijn criminele activiteiten wist zij naar eigen zeggen weinig tot niets, zij wilde dit ook niet weten. Haar raadsvrouw heeft, in het verlengde hiervan, betoogd dat de verdachte de echtgenote van [mededader 1] was maar geen duurzame bijdrage van voldoende intensiteit en/of gewicht heeft vervuld om haar te kunnen veroordelen wegens lidmaatschap van een criminele organisatie.
4.6.
In aanvulling op de bewijsvoering van de rechtbank heeft het hof in het bestreden arrest de volgende aanvullende bewijsoverwegingen opgenomen:
“Ten aanzien van feit 5
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 5 zoals die in de aanvulling op het vonnis zijn opgenomen worden als volgt aangevuld:
- Het gesprek gevoerd op 25 november 2016 tussen [mededader 1] en [verdachte]
p.4201
[verdachte] : [mededader 5] is opgepakt, eerst komt het pakketje op zijn naam en uh
[mededader 1] : Ook teruggestuurd.
[verdachte] : Teruggestuurd.
(…)
[verdachte] : Waarom is [mededader 5] opgepakt, hij gaat er voor het eerst heen. Sorry dat ik het zeg [mededader 1] .
[mededader 1] : Je hebt gelijk, je hebt gelijk, het is goed.
[verdachte] : [mededader 5] is daar nog nooit geweest, [mededader 1] . Nog nooit.
[mededader 1] : Nee, nou ja, ik heb wel net ook tegen z’n vader gezegd, het is natuurlijk wel zo dat [mededader 5] zelf ook een fout heeft gemaakt.
[verdachte] : Ja, okay. En heb jij dit keer fouten gemaakt?
- p.4203
[mededader 1] : Is hetzelfde met [mededader 4] , met met [mededader 3] , die zit ok maar te pushen ja, en met die Ouwe, en met die Ouwe en met die Ouwe de hele tijd, over dinges, word ik ook een beetje scheitziek van. Ik heb gezegd [verdachte] , ik weet niet waarom ik heb er een raar raar gevoel over die [mededader 3] , ... [nvt] ... Ik heb het nog gezegd, hè. Jij zou moeten stoppen, (stilte) Er is iets wat niet klopt...
[verdachte] : [mededader 1] , dat heb je al tienduizend keer gezegd. Met [mededader 5] heb ik meteen gezegd, had ik dat gevoel. Okay, zijn vader zegt dat je niet met je eigen auto moet gaan. Okay, maar, dus hij is sowieso door... [nvt] ...toch?
Het gesprek gevoerd op 21 november 2016 tussen [mededader 1] en [verdachte]
[mededader 1] : Kijk, en wat ook zo is, wat een voordeel is, dat moet ik nou zeggen wat er nu komt, dat ziet er top uit. Daar zitten een paar hele mooie dingen bij
[verdachte] : ... [nvt] ... pakt ze voor zichzelf
[mededader 1] : Natuurlijk, zitten toppers bij
[verdachte] : En is dat wat jij verloren had?
[mededader 1] : Ja
[verdachte] :... [nvt]... groene dinges?
[mededader 1] : Groene?.....Nee
[verdachte] : Zwarte
[mededader 1] : Ja, dat zit er pas bij, dat wat vorig jaar met die box is weggegaan, wat ik toen, wat ik toen weer kon kopen bij die kerel van [betrokkene 1] .
- De verklaring van medeverdachte [mededader 2] dat hij merkt dat verdachte op de hoogte was van alles wat medeverdachte [mededader 1] deed en dat verdachte een ‘slimme tante’ was die niet moest worden onderschat.
- In aanvulling op het door de rechtbank als bewijsmiddel gebezigde proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek naar de in de woning van [betrokkene 6] aangetroffen wapens (voetnoot 42) neemt het hof met betrekking tot de kleur van de aangetroffen 11 kasten (grepen) van het merk Glock op dat er 5 groen/bruin van kleur waren en 6 zwart van kleur.
- In aanvulling op de door de rechtbank voor het bewijs gebezigde verklaring van [betrokkene 3] over de verkoop van grepen van het merk Glock aan medeverdachte [mededader 1] (voetnoot 86) neemt het hof op dat [betrokkene 3] heeft verklaard dat het om modellen ging in de kleuren zwart en olijf.”
Het hof leidt uit het vorenstaande in samenhang met de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen af dat verdachte al langer wetenschap had van de wapenhandel waarmee medeverdachte [mededader 1] zich bezighield, dat zij daaraan ook een actieve bijdrage heeft geleverd door betalingen te verrichten, dat zij op de hoogte was van de andere bij de wapenhandel betrokken personen en dat zij, gelet op hetgeen zij aan [mededader 1] heeft gevraagd over de kleur, kennelijk ook enige kennis had van bepaalde wapenonderdelen die werden geïmporteerd.
Nu verdachte pas in hoger beroep heeft aangevoerd dat niet zij maar haar partner [mededader 1] op haar naam de stempel met de tekst “Paid in full thank you” heeft aangeschaft, gaat het hof aan die verklaring voorbij.”
4.7.
Het lijkt mij dat het hof met bovenstaande overwegingen, bezien in samenhang met de bewijsvoering van de rechtbank, de onder 4.1 weergegeven bewezenverklaring voldoende met redenen heeft omkleed en ook voldoende gemotiveerd is afgeweken van het verweer dat door de verdachte en haar raadsvrouw naar voren is gebracht. Uit de gesprekken tussen haar en haar partner, de medeverdachte [mededader 1] , blijkt dat de verdachte niet alleen wetenschap had van en meedacht over de verschillende wapen(onderdelen)leveranties, maar ook actief meepraatte over voor de criminele organisatie potentieel gevaarlijke ontwikkelingen, waaronder met name het niet aankomen van een levering en het “oppakken” van “ [mededader 5] ” (ik begrijp: de medeverdachte [mededader 5] , AEH). Uit de bewijsvoering blijkt voorts dat de verdachte in totaal 9 maal met de medeverdachte [mededader 1] naar Amerika is gereisd, waar zij een contact hebben opgezocht ( [betrokkene 1] ) die in verschillende leveringen wapenonderdelen opstuurde naar Nederland en dat zij er ook eenmaal bij was toen [mededader 1] en [betrokkene 1] samen wapenonderdelen inpakten. Ten slotte bevat het arrest de vaststelling dat de verdachte een deel van de betalingen heeft verricht en zij een stempel met de tekst “Paid in full thank you” heeft aangeschaft, deze stempel naar haar is toegezonden en dat deze stempel ook is gebruikt bij het afwikkelen van facturen. Hieruit volgt dat de verdachte een rol heeft gespeeld bij de financiële administratie van de criminele organisatie. Dat het hof de verklaring van de verdachte dat niet zij maar haar partner [mededader 1] vorenbedoelde stempel heeft aangeschaft als ongeloofwaardig terzijde heeft geschoven, omdat zij deze verklaring pas ter zitting in hoger beroep heeft gegeven, acht ik – anders dan de stellers van het middel – niet onbegrijpelijk.
4.8.
Het middel faalt.
5. Het tweede middel bevat de klacht dat de redelijke inzendtermijn in de cassatiefase is overschreden.
5.1.
Het cassatieberoep is ingesteld op 4 december 2019. De stukken van het geding zijn op 16 juli 2021 ter griffie van de Hoge Raad ontvangen. Dit brengt met zich dat de inzendtermijn van 8 maanden is overschreden. Deze overschrijding kan niet meer worden gecompenseerd door een voortvarende afdoening. Aldus komt deze zaak in aanmerking voor strafvermindering.
6. Het middel slaagt
7. Het eerste middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering. Het tweede middel slaagt.
8. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
9. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat de duur van de opgelegde gevangenisstraf betreft, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden