Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 december 2018, genummerd 2018199335, opgemaakt door politie Midden-Nederland, Dienst Regionale Recherche, doorgenummerd 1 tot en met 1069 (procesdossier, ordner 1 tot en met 4), het proces-verbaal van 3 december 2018, doorgenummerd 1 tot en met 222 (forensisch dossier) en het proces-verbaal van 3 september 2018, doorgenummerd 1 tot en met 124 (dossier stalking). Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal die op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Rb. Midden-Nederland, 04-06-2019, nr. 16/659501-18 (P)
ECLI:NL:RBMNE:2019:2469, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
04-06-2019
- Zaaknummer
16/659501-18 (P)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2019:2469, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 04‑06‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2020:5686, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2019-0833
Uitspraak 04‑06‑2019
Inhoudsindicatie
Een 32-jarige man die op 11 juli vorig jaar een Utrechtse student heeft doodgestoken is door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging. De rechtbank acht de man schuldig aan stalking en moord. De man en de 24-jarige Utrechtse vrouw hadden een relatie, die begin juni 2018 werd beëindigd. Ondanks dat het slachtoffer aangaf geen contact meer te willen hebben met haar ex-vriend bleef hij contact met haar zoeken en haar lastigvallen. De vrouw heeft diverse meldingen bij de politie gedaan waarna meerdere zogenoemde STOP-gesprekken hebben plaatsgevonden met de man. Toch bleef de man contact zoeken met de vrouw, ook nadat hij was aangehouden en een gedragsaanwijzing had gekregen van de politie. Op 10 juli in de avond is de vrouw met een vriendin naar de Melkweg in Amsterdam gegaan. Haar ex-vriend was daar ook en heeft haar daar meerdere keren opgezocht. Op camerabeelden is te zien dat de man om 04.12 uur de Melkweg verlaat. Vervolgens is de man op camerabeelden in Utrecht te zien, voor de woning van het slachtoffer. Ook heeft hij, toen hij al in Utrecht was, de treintijden opgezocht van Utrecht naar Amsterdam. Hij wilde weten hoe laat zijn ex-vriendin thuis zou komen. Met een smoes heeft hij, via een buurvrouw, toegang gekregen tot de binnentuin van de woning. Nadat de man zich hier meer dan uur heeft schuilgehouden, is de man de woning en de slaapkamer van de vrouw binnengegaan. De vrouw is door tientallen messteken om het leven gebracht. In de woning is het mes in twee delen gevonden. Dit mes was afkomstig uit de woning van de man. Ook is in de woning van het slachtoffer een deel van een bebloede latexhandschoen aangetroffen. De man heeft bekend dat hij die ochtend in de slaapkamer van het slachtoffer was, maar hij zegt dat hij niet van plan was haar te doden. In een worsteling met het slachtoffer zou de man zich hebben moeten verweren waarna zij zichzelf per ongeluk zou hebben neergestoken. De rechtbank gelooft niet dat hij uit noodweer heeft gehandeld. De man had het mes naar de woning meegenomen en had de latex handschoenen aan tijdens het steekincident. Dit duidt er volgens de rechtbank op dat de man van plan was de vrouw te vermoorden. Uit onderzoek van deskundigen blijkt dat de man kampt met diverse stoornissen, waaronder een antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis. Om die reden kunnen de feiten de man in verminderde mate worden toegerekend. De rechtbank neemt het advies van de deskundigen, om de man tbs met dwangverpleging op te leggen, over. Het gevaar voor herhaling is groot en de rechtbank wil voorkomen dat de man onbehandeld terugkomt in de maatschappij. De tbs behandeling is ongemaximeerd. Bij het opleggen van 15 jaar gevangenisstraf houdt de rechtbank meer dan de officier van justitie rekening met de stoornissen van de man die een rol speelden tijdens de stalking en de moord.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659501-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 juni 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,thans gedetineerd te Zwolle PPC.
1. ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 23 oktober 2018, 17 januari 2019, 16 april 2019, 14 mei 2019 en 21 mei 2019. De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft op 14 mei 2019 plaatsgevonden. Het onderzoek is gesloten op de zitting van 21 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen namens de benadeelde partijen – de ouders en de broer van [slachtoffer] , allen bijgestaan door mr. M.J.J.F. van Raak, advocaat te Oosterhout – naar voren is gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen in het kader van het spreekrecht door de casemanager van Slachtofferhulp Nederland namens de ouders ter terechtzitting naar voren is gebracht.
2. TENLASTELEGGING
De tenlastelegging is op de zitting van 14 mei 2019 op vordering van de officier van justitie nader omschreven. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: primair: op 11 juli 2018 te Utrecht [slachtoffer] met voorbedachten raad van het leven heeft beroofd dan wel (subsidiair) van het leven heeft beroofd;
feit 2: in de periode van 22 juni 2018 tot en met 11 juli 2018 te Utrecht, althans Nederland, [slachtoffer] heeft gestalkt.
3. VOORVRAGEN
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair, en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer feit 1 primair ten laste gelegde. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte met voorbedachten raad heeft gehandeld. De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het doodsteken van het slachtoffer, maar dat hierbij sprake was van een toestand van noodweer, dan wel putatief noodweer. Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd. De door de verdediging gevoerde standpunten en verweren worden hierna voor zover relevant besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank1.
4.3.1
Inleiding
Op 11 juli 2018 is het lichaam van [slachtoffer] aangetroffen in haar eigen woning. Zij is nadat zij een periode door verdachte werd gestalkt door zijn toedoen om het leven gekomen. De rechtbank zal hierna in chronologische volgorde de stalking en daarna de feiten en omstandigheden rondom het overlijden van [slachtoffer] bespreken. Daarvoor zal de rechtbank kort bespreken wat er aan de ten laste gelegde feiten voorafging.
4.3.2.
De aanloop naar de tenlastegelegde feiten
Tenlastegelegd bij feit 2 is de periode van 2 juni tot en met 22 juni 2018. Met betrekking tot de periode daarvoor maakt de rechtbank uit het dossier het volgende op. Verdachte en [slachtoffer] hebben een intieme relatie met elkaar gehad. Op 2 juni 2018 heeft [slachtoffer] definitief de relatie verbroken en verdachte een appbericht gestuurd dat ze geen contact meer met hem wilde en dat hij haar met rust moest laten. Verdachte bleef echter contact zoeken met [slachtoffer] . Zo heeft hij haar in de periode voor 22 juni 2018 vijf keer opgewacht op haar werk (het [instelling] te [woonplaats] (hierna: [instelling])), kwam hij (met de huissleutel die hij aanvankelijk nog in zijn bezit had) ongevraagd de woning van [slachtoffer] binnen en reed hij rondjes bij haar woning en haar werk. [slachtoffer] vermoedde dat verdachte in die periode ook een keer haar fietsband heeft laten leeglopen. Daarnaast ontving [slachtoffer] tussen 2 juni 2018 en 21 juni 2018 ongeveer 30 appberichten van het telefoonnummer [telefoonnummer] , waarin de verstuurder van de berichten ( [slachtoffer] vermoedde: verdachte) zich voordeed als de oom of tante van verdachte. Op advies van de politie is [slachtoffer] vanaf 22 juni 2018 een logboek gaan bijhouden van de stalking door verdachte.2.
4.3.3
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht de volgende feiten bewezen.3.
Stalking in de periode van 22 juni tot en met 11 juli 2018
Hoewel verdachte dit feit grotendeels heeft bekend4.en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank de bewijsmiddelen voor dit feit hierna wel weergeven. Daarmee geeft de rechtbank de samenhang weer tussen het overlijden van [slachtoffer] op 11 juli 2018 en hetgeen zich in die periode daarvoor heeft afgespeeld.
Op 22 juni 2018, om 11.00 uur, werd er aangebeld bij de woning waar [slachtoffer] woonde aan de [adres] . Huisgenoot [getuige 1] (hierna: [getuige 1]) deed de deur open en verdachte stond met 2 bossen bloemen voor de deur.5.[slachtoffer] riep toen vanuit de woning ‘ga weg, ik wil nu dat je weggaat, ik wil je niet meer zien’.6.Verdachte is vervolgens tegen de wil van [slachtoffer] de woning en haar kamer binnengelopen.7.
Om iets over half 2 diezelfde dag zag [slachtoffer] dat verdachte haar balkon op klom en nog voordat ze dat kon voorkomen, haar woning binnenkwam. [slachtoffer] schreeuwde meerdere keren tegen verdachte dat hij haar woning moest verlaten. Hij verliet haar woning niet,8.maar pakte haar vast en pakte haar telefoon af om te voorkomen dat ze de politie zou bellen.9.Huisgenoot [getuige 1] hoorde [slachtoffer] ‘ga weg! Ga weg!’ gillen met overslaande stem en in duidelijke paniek. [getuige 1] heeft diverse keren aan verdachte moeten vragen of hij de woning wilde verlaten.10.
Later op die 22e juni 2018 had verdachte, naar aanleiding van het bovenstaande, een STOP-gesprek met agent [verbalisant 1] van de politie. In dit gesprek legde de verbalisant aan verdachte uit dat hij op geen enkele manier contact meer mocht zoeken met [slachtoffer] , en haar niet mocht opzoeken, bij haar woning of op haar werk.11.
Rond 17:00 die dag zag [slachtoffer] dat verdachte op het terras precies naast haar woning zat.12.Omstreeks 18:30 hoorde [slachtoffer] van haar huisgenoot [getuige 2] (hierna: [getuige 2]) dat [getuige 2] verdachte niet bij de cafetaria had zien zitten. [slachtoffer] is toen naar haar auto gelopen en naar haar ouders in [woonplaats] gereden. Toen zij de snelweg bij Werkendam afreed, zag [slachtoffer] de auto van [verdachte] achter zich rijden. Korte tijd later kwam de auto naast haar rijden op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer. [slachtoffer] zag toen dat verdachte achter het stuur zat. Verdachte heeft [slachtoffer] vervolgens klemgereden. [verdachte] stapte uit en probeerde het portier aan de bestuurderskant open te krijgen. Omdat andere bestuurders gingen toeteren, is verdachte weer in zijn auto gestapt en verder gereden. Ditzelfde tafereel herhaalde zich hierna nog twee keer, alvorens [slachtoffer] de straat van haar ouders in reed.13.
Vanaf 22:00 uur die dag ontving [slachtoffer] verschillende appberichten en een sms-bericht van het hiervoor al genoemde telefoonnummer, [telefoonnummer] , met als afzender [naam] , de oom van verdachte. In deze appberichten stond dat verdachte een ernstig ongeluk had gehad. [slachtoffer] vermoedde dat verdachte haar deze berichten stuurde.14.
De volgende dag, op 23 juni 2018, kreeg een vriendin van [slachtoffer] , [getuige 3] , twee appberichten van verdachte met als afzender [naam] , de oom van verdachte. In de appberichten stond dat verdachte een zeer ernstig ongeluk had gehad en het verzoek of [getuige 3] dat aan [slachtoffer] zou willen doorgeven. [slachtoffer] kreeg die dag zelf meerdere berichten met als afzender de oom en een tante van verdachte. Ook werd [slachtoffer] die dag tweemaal gebeld door het huisnummer van verdachte en zijn oma en had ze een voicemailbericht van de oma van verdachte. Zijn oma zei daarin niets over een eventueel ongeval van verdachte.15.
Op 26 juni 2018 nam verbalisant [verbalisant 1] telefonisch contact op met [slachtoffer] om haar te vragen hoe het met haar ging en om te verifiëren of verdachte nog contact met haar had opgenomen. [slachtoffer] vertelde dat verdachte in het weekend van 23 en 24 juni 2018 op verschillende wijzen had geprobeerd met haar in contact te komen. [slachtoffer] vertelde verder dat verdachte haar voicemail ingesproken waarbij hij zich voordeed als zijn oom.16.In de avond van 24 op 25 juni 2018 hebben [slachtoffer] en [getuige 2] verdachte vanaf 22.30 tot 1.30 in de straat van hun woning zien staan. Op 25 juni 2018 om 14.45 zag [slachtoffer] verdachte haar tegemoet komen rijden toen ze naar haar werk in het [instelling] ging. Verdachte is de afdeling van het [instelling] waar [slachtoffer] werkte in een leenrolstoel binnengegaan. Tegen de beveiliger had verdachte kennelijk gezegd dat [slachtoffer] hem van de trap had geduwd. De beveiliging heeft verdachte een rode kaart gegeven, hetgeen inhoudt dat hij niet meer in het ziekenhuis mag komen tenzij hij in levensgevaar verkeert. De beveiliger heeft gezien dat verdachte lopend naar zijn auto was gegaan en was ingestapt. Kennelijk had verdachte helemaal geen rolstoel nodig.17.Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 26 juni 2018 in de ochtend telefonisch contact opgenomen met verdachte en een tweede STOP-gesprek met hem gevoerd.18.Op 26 juni 2018 omstreeks 23.45 fietste [slachtoffer] het terrein van het [instelling] af toen ze verdachte wederom zag. Verdachte reed in zijn auto en kwam naar haar toe rijden. Trillend en overstuur heeft ze de politie gebeld die haar naar huis hebben gebracht. Toen ze de Adriaan van Ostadelaan inreden zag [slachtoffer] verdachte hen tegemoet komen rijden. De politie is toen verdachte achternagegaan en nadat verdachte was gestopt met hem in gesprek gegaan.19.
Op 28 juni 2018 omstreeks 12.00 uur kwam verdachte naar het politiebureau te Nieuwegein en hebben agenten een gesprek gehad met verdachte over zijn gedrag. Op 28 juni 2018 omstreeks 16.31 kreeg [slachtoffer] een heel lang app bericht van het telefoonnummer [telefoonnummer] waarin vanuit een derde persoon wordt gedreigd een aangifte te doen tegen [slachtoffer] omdat zij verdachte niet netjes zou hebben behandeld. [slachtoffer] is op 28 juni 2018 rond 19.00 uur naar het politiebureau gegaan om aangifte te doen van stalking door verdachte20.en zij diende die dag ook een klacht van stalking in.21.Op weg naar het politiebureau zag [slachtoffer] dat verdachte haar met de auto inhaalde. Dit werd ook gezien door haar huisgenoot [getuige 2] .22.Toen [slachtoffer] en [getuige 2] weer terugfietsten naar huis, zagen zij vlakbij hun huis verdachte staan met een vriend.23.
Op zondag 1 juli 2018 rond 20.30 uur bracht de vader van [slachtoffer] haar vanuit haar ouders naar huis. Toen ze langs de auto van [slachtoffer] reden zag [slachtoffer] dat de rechter autoband helemaal plat was.24.Toen [slachtoffer] en haar vader bij haar vaders auto stonden zagen ze verdachte voorbij rijden in zijn auto.25.Verdachte heeft [slachtoffer] een e-mail gestuurd waarin stond ‘Wel wil ik graag je melden dat toen ik gister bij vrienden ging eten zondag. Ze jou spiegels en band hebben stuk gemaakt van de 206. Weet niet of je dit weet? Kijk wel even ernaar Dit is wel stom dat ze dat gedaan hebben’.26.[slachtoffer] gaf later in een e-mailbericht aan verbalisant [verbalisant 2] aan dat de ANWB een grote verdenking had dat haar band stuk was gestoken.27.[slachtoffer] sprak op 1 juli 2018 met de eigenaar van de cafetaria naast haar huis, deze vertelde dat verdachte ‘elke dag bij hem kwam eten en de hele dag door rondjes reed’.28.
Op 2 juli 2018, toen [slachtoffer] op de fiets op weg was naar haar werk, kwam verdachte naast haar fietsen. Diezelfde dag, tijdens het doen van aangifte, kreeg zij een bericht van verdachte met een nieuw telefoonnummer. [slachtoffer] verklaart dat hij zulke enge en rare dingen verzint dat zij bang is voor zijn volgende stap.29.
Op 3 juli is verdachte aangehouden voor stalking en in verzekering gesteld.30.Verdachte heeft tijdens zijn verhoor op 6 juli 2018 een gedragsaanwijzing gekregen, inhoudende dat verdachte zich niet mocht ophouden in of op het adres van de woning en het werk van [slachtoffer] .31.De verbalisant heeft de regels daarvan met hem doorgenomen.32.Op 6 juli 2018 is verdachte heen gezonden.33.
Verdachte zocht op 9 juli 2018 met een nep-whatsappprofiel onder de naam ‘ [naam] ’ contact met [getuige 4] (hierna: [getuige 4]).34.Hij vroeg aan [getuige 4] wat zij morgenavond, 10 juli 2018, zou gaan doen.35.Zij antwoordde dat ze naar ‘Techno Tuesday’ in de Melkweg zou gaan.36.Hij vroeg haar vervolgens of het in Utrecht was, of ze met zijn tweeën zouden gaan, en of ze met de auto zouden gaan.37.
11 juli 2018
In de nacht van 10 op 11 juli 2018 ging [slachtoffer] met [getuige 4] naar ‘Techno Tuesday’ in de Melkweg te Amsterdam. Zij kwamen hier om 00.25 uur binnen.38.Verdachte kwam vlak hiervoor, om 00.24 uur binnen.39.In de tijd dat [slachtoffer] en [getuige 4] binnen waren, heeft verdachte zich op vijf verschillende momenten met [slachtoffer] en [getuige 4] in de rookruimte opgehouden.40.
Verdachte verliet de Melkweg op 11 juni 2018 om 4.12 uur.41.[slachtoffer] en [getuige 4] verlieten de Melkweg ongeveer een uur later om 05.04 uur.42.Later bleek dat verdachte op zijn telefoon, toen hij al in Utrecht was43., de treintijden van Utrecht naar Amsterdam heeft opgezocht voor de tijdstippen omstreeks 05:24.44.
Er zijn cameraopnamen gemaakt van de ochtend van 11 juli 2018 vanuit het Diakonessenhuis (hierna: ziekenhuis), vanuit het restaurant Klein Parijs (hierna: Klein Parijs) en de supermarkt De Plus (hierna: de Plus). Verbalisanten hebben deze beelden uitgekeken en het volgende beschreven. Uit de verschillende camerabeelden van het gebied voor de woning van [slachtoffer] blijkt dat verdachte van 05.59 uur tot en met 07.22 uur meerdere keren voor de woning van [slachtoffer] langs is gelopen.45.Daarna is te zien op de camerabeelden van het ziekenhuis dat verdachte om 07.25 met de auto aan komt rijden in de straat van woning van [slachtoffer] .46.De auto van verdachte wordt voor het laatst om 07.32 uur op de camerabeelden gezien.47.
Tussen 07.38 en 07.45 belde verdachte aan bij [getuige 5] , woonachtig op [adres] nummer [nummer] .48.Getuige [getuige 5] verklaart dat ‘de man zei dat hij de onderbuurman was en dat hij zijn sleutel binnen had laten liggen. Hij vroeg of hij via [het] balkon naar zijn woning mocht. Ik ben tot het balkon met hem meegelopen en heb de balkondeur voor hem open gedaan.’49.Hij klom vervolgens via haar woning naar de binnenplaats.50.
Uit de camerabeelden blijkt dat [slachtoffer] en [getuige 4] om 06.42 uur aankomen in de woning van [slachtoffer] .51.Hier zaten ze eerst op het balkon om na te praten en later verplaatsten ze zich naar binnen.52.Wel kwamen ze af en toe nog op het balkon om te roken.53.Om 09.02 uur verliet [getuige 4] de woning.54.
[getuige 1] verklaarde dat haar kamer zich bevindt op de tweede etage, en [slachtoffer] een kamer heeft op de eerste etage van de woning op [adres] . Zij verklaarde dat zij om 10.01 uur werd gebeld en daarna wakker lag in haar bed. Zij verklaarde verder ‘toen heb ik iets gehoord, iets van gestommel, alsof je een deur van iets opendoet en alles eruit valt.’55.Zij liep kort naar de eerste verdieping en toen zij weer naar boven liep zag zij bij de trap in de hoek een soort handvat liggen. [getuige 1] omschreef het handvat in haar verklaring als ‘zwart plastic met witte streepjes. Ik herkende het niet van dat we dat in huis hadden.’56.Geen van haar andere huisgenoten herkende het mes.57.
Verdachte heeft verklaard dat hij heeft aangebeld bij de woning van de buurvrouw, hij binnen gelaten is en hij vervolgens op de binnenplaats achter de woning van [slachtoffer] is gekomen. Verder heeft hij verklaard dat hij de woning en daarna de slaapkamer van [slachtoffer] is binnengegaan, dat alleen hijzelf en [slachtoffer] zich in die slaapkamer bevonden en dat [slachtoffer] door messteken om het leven is gekomen. Voorts heeft hij verklaard dat hij ten tijde van het steekincident (een) handschoen(en) om zijn hand had.58.
Op camerabeelden van het restaurant Klein Parijs en de Plus ziet verbalisant [verbalisant 3] dat een persoon, met een nauwsluitende broek en zwarte schoenen met wit gerande zolen, omstreeks 10.21 uur de [adres] verlaat en hard begint te lopen.59.Verbalisant [verbalisant 4] ziet op de camerabeelden dat de auto van verdachte omstreeks 10.21uur vanuit de [adres] richting de Rubenslaan reed.60.
Getuige [getuige 1] verklaarde dat ongeveer 10-15 minuten nadat zij weer boven is er wordt aangebeld.61.Naar aanleiding van een melding van het Aware-kastje van [slachtoffer] kwam verbalisant [verbalisant 5] om 10.54 uur ter plaatse op de [adres] . Verbalisant [verbalisant 5] trof [slachtoffer] in haar kamer aan, liggend op haar rug in een enorme plas bloed. Zij was overleden.62.Verbalisant [verbalisant 5] zag op de overloop van de eerste etage een handvat van een keukenmes op de grond liggen. Het lemmet was daarvan niet meer aanwezig. Het handvat was ‘zwart met wit van kleur’ en de verbalisant verklaarde dat er duidelijke rode spetters op zaten.63.
Op 11 juli 2018 is het plaats delict onderzocht door [verbalisant 6] , coördinator Plaats Delict Onderzoek. Hierbij werd onder andere waargenomen dat op de arm van het slachtoffer een afgebroken lemmet van een mes lag, op de overloop een heft van een mes was waargenomen en in de hal bij de voordeur een stukje bebloede latex handschoen lag.64.
In het kader van het sporenonderzoek is de auto waarin verdachte reed toen hij werd aangehouden (nogmaals) onderzocht. Hierbij is achter de bestuurdersstoel een lege verpakking van latex handschoenen aangetroffen.65.
Het aangetroffen onderdeel van de latex handschoen is veiliggesteld en voor verder onderzoek genummerd met SIN-nummer AALM0780NL.66.Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft deze handschoen nader onderzocht op DNA. Op het onderzochte deel van de handschoen, zijn op de buiten- en binnenzijde, bloedsporen aangetroffen. De bloedsporen zijn met bovengenoemd SIN-nummer onder nummer #01, #02 en #03 bemonsterd voor DNA-onderzoek.67.Deze monsters zijn vergeleken met het DNA-profiel van het slachtoffer en het DNA-profiel van verdachte. Uit de bemonstering van de buitenzijde van de handschoen is een DNA-profiel afgeleid dat overeenkomt met het DNA-profiel van [slachtoffer] met een matchkans die kleiner is dan één op één miljard. Aan de binnenzijde wordt een mengprofiel aangetroffen van [slachtoffer] en verdachte.68.
Er heeft pathologisch onderzoek aan het lichaam van de overledene plaatsgevonden. Bij sectie op het lichaam zijn er aan de hoofd, hals, romp en ledematen in totaal 26 steek- en 14 snijletsels vastgesteld. Het intreden van de dood wordt verklaard door functiestoornissen van vitale organen en algehele weefselschade door ernstig bloedverlies door twee steekletsels aan de romp, ieder op zich of in combinatie.69.
De woning van verdachte is op 11 juli 2018 doorzocht.70.In de garage behorend bij de woning van verdachte is een messenset aangetroffen van het merk Royal Swiss Switzerland. Verbalisant [verbalisant 7] zag bij het openen van de doos van deze messenset dat er één mes ontbrak.71.
Op 12 juli 2018 is door verbalisant [verbalisant 8] een vergelijkend messenonderzoek uitgevoerd aan de doos met messen die was aangetroffen in de garage van de woning verdachte, en het heft van het mes en het lemmet van het mes die waren aangetroffen in de hal van de woning van [slachtoffer] respectievelijk op de arm van [slachtoffer] . Het lemmet is voorzien van SIN-nummer AALM1120NL. Het heft is voorzien van SIN-nummer AALM1123NL.72.Verbalisant [verbalisant 8] verklaart dat het heft zwart-wit van kleur was en qua kleurstelling en vorm identiek aan alle andere messen in de doos. De verbalisant concludeert dat het lemmet en het heft, met bovengenoemde SIN-nummers, zeer waarschijnlijk ooit één geheel zijn geweest en dat dit mes past in de doos met messen afkomstig uit de woning van verdachte.73.
4.3.4
Bewijsoverwegingen
Op grond van het hiervoor weergegeven bewijs kan het volgende worden vastgesteld.
Stalking
Verdachte heeft de handelingen zoals die zijn ten laste gelegd, met uitzondering van het laten leeg lopen van de fietsband en leksteken van de band van het voertuig van [slachtoffer] , ter terechtzitting bekend. De rechtbank is van oordeel dat de band van de auto van [slachtoffer] is lek gestoken en dat dit door verdachte is gedaan. Daartoe overweegt de rechtbank dat verdachte [slachtoffer] per e-mail had bericht dat “vrienden” de band van [slachtoffer] ’s auto hadden stukgemaakt en dat [slachtoffer] en haar vader verdachte in de buurt van de auto hebben gezien waarvan op dat moment de autoband plat was. Voor zover verdachte de fietsband van [slachtoffer] heeft laten leeglopen, is dat evenwel gebeurd vóór de tenlastegelegde periode. Verdachte zal dan ook (uitsluitend) van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Verdachte heeft op een bijzonder indringende manier geweigerd om [slachtoffer] met rust te laten. Verdachte deed dit door toenadering te blijven zoeken ondanks dat het duidelijk was dat [slachtoffer] dit niet wilde. Hiermee heeft verdachte stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , hetgeen een bijzonder ernstige verstoring van het persoonlijk leven van [slachtoffer] teweeg heeft gebracht. Verdachte wist dat [slachtoffer] geen contact meer met hem wilde. Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt dat ze verdachte herhaaldelijk te kennen heeft gegeven dat ze geen contact meer met hem wilde en dat hij haar met rust moest laten. Daarnaast heeft de politie drie STOP-gesprekken met verdachte gevoerd, waarin hem te kennen is gegeven dat hij op geen enkele wijze contact mocht zoeken met [slachtoffer] . Ook heeft hij drie dagen vastgezeten voor stalking van [slachtoffer] en heeft hij voordat hij werd vrijgelaten een gedragsaanwijzing gekregen. De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer] - naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. De rechtbank acht het feit ten laste gelegd onder 2, zoals dit hieronder bewezen is verklaard, dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Moord/doodslag
Ten aanzien van de gebeurtenissen op 11 juli 2018 stelt de rechtbank het volgende vast.
[slachtoffer] is in de ochtend van 11 juli 2018 door meerdere messteken om het leven gekomen. De rechtbank stelt vast dat verdachte nadat hij rond 4.00 uur de Melkweg had verlaten, naar de woning van [slachtoffer] is toegegaan. Uit camerabeelden blijkt dat hij vanaf circa zes uur ’s morgens gedurende een tijdspanne van bijna anderhalf uur voor het huis van [slachtoffer] heen en weer heeft gelopen en dat hij vervolgens met zijn auto door de straat van [slachtoffer] heeft gereden. Rond kwart voor acht heeft verdachte vervolgens aangebeld bij getuige [getuige 5] , wonende te [adres] , en heeft zich voorgedaan als de buurman. Hij heeft aan [getuige 5] gevraagd of hij via het balkon ‘zijn’ woning binnen mocht klimmen omdat hij zijn sleutel was vergeten. Hij is via het balkon van [getuige 5] naar de binnenplaats geklommen en heeft zich hier ongeveer 2 uur lang opgehouden.
De rechtbank concludeert, op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen, dat verdachte omstreeks 10.00 uur (nadat [getuige 4] en twee huisgenoten van [slachtoffer] de woning hadden verlaten) op het balkon is geklommen van de woning aan de [adres] en daarna de kamer van [slachtoffer] binnen is gegaan.
In haar kamer heeft verdachte [slachtoffer] meerdere keren met een mes gestoken. Het mes is in twee delen teruggevonden. Het lemmet lag op de arm van [slachtoffer] en het heft lag op de overloop op de eerste verdieping. Het mes bleek afkomstig te zijn uit een messenset die in de garage van verdachte werd bewaard. Aan de getuigen [getuige 2] , [getuige 1] , [getuige 6] en [getuige 7] , huisgenoten van [slachtoffer] , is het mes getoond. Zij herkenden het mes niet. De rechtbank concludeert dat het mes zich voorafgaand aan het misdrijf niet in de woning bevond, maar door verdachte naar de woning is meegenomen.
Achter de voordeur is een deel van een latex handschoen gevonden. Op deze handschoen zit aan de buitenkant bloed dat, na bemonstering en onderzoek, met een grote mate van waarschijnlijkheid afkomstig is van [slachtoffer] . Aan de binnenzijde wordt DNA van verdachte gevonden. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij (een) handschoen(en) ten tijde van het steken van het mes om zijn hand(en) had.
Het beroep op noodweer van verdachte wordt verworpen
Dat [slachtoffer] door messteken om het leven is gekomen staat niet ter discussie. Evenmin staat ter discussie dat [slachtoffer] om het leven is gekomen op het moment dat (uitsluitend) verdachte in haar kamer was. Verdachte heeft echter verklaard dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijk aanranding waartegen hij zich heeft moeten verdedigen, zodat hem een beroep op noodweer toekomt. Verdachte heeft verklaard dat het [slachtoffer] was die het mes van achter de bank heeft gepakt en hem met het mes heeft bedreigd. Hierdoor raakten beiden in een worsteling waarbij verdachte de handen van [slachtoffer] , met daarin het mes, vasthield. Door duwen en trekken heeft [slachtoffer] toen zichzelf de twee fatale steekwonden toegebracht. Verdachte ging toen naar eigen zeggen door het lint. In die gemoedstoestand heeft hij naar eigen zeggen [slachtoffer] vervolgens de overige 24 steek- en 14 snijletsels toegebracht.
Er zijn verder geen getuigen aanwezig geweest ten tijde van het fatale incident. De rechtbank zal moeten nagaan of het noodweerscenario van verdachte voldoende aannemelijk is geworden.
Het door verdachte ter zitting geschetste noodweerscenario behelst slechts de verklaring van verdachte en wordt op geen enkele andere wijze ondersteund. Daarnaast is van belang dat verdachte in de verhoren die eerder bij de politie zijn afgenomen zeer wisselend heeft verklaard en die verklaringen in de loop der tijd telkens heeft aangepast. Daarbij zijn meerdere scenario’s de revue gepasseerd. Nadat verdachte aanvankelijk iedere betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] ontkende, heeft verdachte op een gegeven moment verklaard dat [slachtoffer] was omgebracht door leden van een motorbende en dat hij van die bendeleden had moeten ‘kiezen’ tussen zijn vriendin en zijn oma. Verdachte heeft zichzelf in zijn verklaringen veelvuldig tegengesproken.
De wijze waarop de eerdere verklaringen van verdachte tot stand zijn gekomen doen ernstige afbreuk aan de geloofwaardigheid van het ter zitting geschetste scenario van verdachte. Daarbij komt dat het scenario van verdachte strijdig is met de constatering van de rechtbank dat het verdachte was die het mes mee naar de woning heeft genomen, de rechtbank het geschetste scenario waarin [slachtoffer] zichzelf ‘per ongeluk’ zou hebben doodgestoken op zichzelf onaannemelijk acht en de verklaring van verdachte op geen enkele andere wijze steun vindt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het scenario dat verdachte heeft geschetst ongeloofwaardig is. De rechtbank verwerpt dan ook het beroep op noodweer. Evenmin is aannemelijk geworden dat zich een situatie heeft voorgedaan die verdachte redelijkerwijs als een noodweersituatie heeft kunnen uitleggen, zodat ook het beroep op putatief noodweer wordt verworpen.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de vraag of sprake is van moord of doodslag.
Moord
Aan verdachte is primair moord ten laste gelegd. Verdachte wordt in dat verband verweten dat hij [slachtoffer] met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd. Voor moord moet vast komen te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het besluit om [slachtoffer] van het leven te beroven en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Dit begrip moet objectief worden ingevuld, het is niet van belang of verdachte zich daadwerkelijk heeft beraden, maar het gaat erom dat hij hier tijd en gelegenheid toe heeft gehad.74.
Daarbij dient het gewicht te worden bepaald van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt een belangrijke aanwijzing dat met voorbedachten raad is gehandeld. Dat neemt niet weg dat er ook bij voldoende tijd contra-indicaties kunnen zijn die aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg kunnen staan.
De rechtbank acht in het bijzonder de volgende omstandigheden, die volgen uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, redengevend om te concluderen dat sprake is van moord.
Nadat verdachte in de nacht van 10 op 11 juli 2018 de Melkweg heeft verlaten, is hij met zijn auto vanuit Amsterdam naar de woning van [slachtoffer] in Utrecht gereden. Op enig moment heeft verdachte, terwijl hij al in Utrecht is, de treintijden opgezocht voor de trein van Amsterdam naar Utrecht. Verdachte heeft dit met geen andere reden gedaan dan dat hij wilde weten hoe laat [slachtoffer] thuis zou komen. Verdachte heeft vervolgens bijna anderhalf uur heen en weer gelopen voor de woning van [slachtoffer] en heeft daarna nog in zijn auto door de straat en in de buurt van de woning van [slachtoffer] gereden. Hij heeft aangebeld bij de woning op nummer [nummer] en onder valse voorwendselen is hij op de binnenplaats achter de woning van [slachtoffer] gekomen. [slachtoffer] en getuige [getuige 4] zijn op dit moment al binnen en zijn meerdere momenten aanwezig op het balkon van [slachtoffer] . De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte [slachtoffer] en [getuige 4] heeft gezien en/of gehoord, terwijl hij zich ophield op de binnenplaats en zich al die tijd schuil heeft gehouden totdat [slachtoffer] alleen zou zijn. [getuige 4] heeft omstreeks 09.00 de woning van [slachtoffer] verlaten. Ongeveer een uur later is verdachte vanuit de binnenplaats naar het balkon van [slachtoffer] geklommen en haar kamer binnengedrongen. Op dat moment heeft hij, zo blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen, een mes bij zich en had hij (een) latex handschoen(en) aan.
Gelet op deze beide omstandigheden trekt de rechtbank de conclusie dat verdachte van plan was [slachtoffer] te vermoorden. Dat verdachte zowel een mes mee had genomen als (een) latex handschoen(en) aan had rechtvaardigen geen andere conclusie dan dat verdachte [slachtoffer] met het mes wilde neersteken en met het aantrekken van de handschoen(en) wilde voorkomen dat hij sporen zou achterlaten. De verklaring van verdachte ter zitting dat hij de latex handschoen(en) aanhad doordat hij vlak daarvoor onder zijn auto was gekropen die schade had, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Uit het hiervoor geschetste tijdsverloop blijkt dat verdachte zich gedurende meerdere, aaneengesloten uren voor het neersteken van [slachtoffer] heeft opgehouden in de buurt van de woning van [slachtoffer] . Vaststaat dat hij het mes en de handschoen(en) in ieder geval bij zich moet hebben gehad nadat hij met een smoes de achtertuin van de woning van [slachtoffer] was binnengedrongen en zich daar meer dan een uur heeft schuil gehouden. Verdachte heeft vóór de uitvoering van zijn daad dan ook ruimschoots de tijd en mogelijkheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap te geven. Dat verdachte van het balkon zou zijn gevallen en gedurende enige tijd “voor pampus” zou hebben gelegen zoals hij zelf heeft verklaard op zitting, wordt op geen enkele wijze ondersteund en wordt als ongeloofwaardig terzijde geschoven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
De rechtbank acht verdachte dan ook schuldig aan de moord op [slachtoffer] op 11 juli 2018.
5. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
primair
op 11 juli 2018 te Utrecht [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] meermalen met een mes, in het hoofd en de hals en de pols en de borst, te steken/snijden;
2.
in de periode van 22 juni 2018 tot en met 11 juli 2018 te Utrecht, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- veelvuldig (al dan niet met gebruikmaking van een valse hoedanigheid) e-mailberichten en een sms-bericht en whatsapp-berichten aan die [slachtoffer] te sturen en
- meermalen (al dan niet met gebruikmaking van een valse hoedanigheid) via Facebook en whatsapp met vrienden van die [slachtoffer] contact te zoeken/trachten te zoeken,
- meermalen (anoniem) telefonisch contact te zoeken met die [slachtoffer] en
- meermalen per dag door de straat te rijden waar die [slachtoffer] woont en door de straat te rijden waar die [slachtoffer] werkt, en
- zich veelvuldig in persoon op te houden in de nabijheid de woning van die [slachtoffer] en bij het werk van die [slachtoffer] (bij het [instelling] ) en in de directe omgeving van de woning en het werk van die [slachtoffer]
en
- meermalen die [slachtoffer] te volgen en zich in de directe omgeving van die [slachtoffer] op te houden/te verblijven, en
- de autoband van het voertuig van die [slachtoffer] lek te prikken en
- meermalen zich (ongewenst) de toegang tot de woning van die [slachtoffer] te verschaffen (door over het balkon te klimmen en met bloemen aan te bellen en naar binnen lopen),
telkens met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen en/of te dulden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
6. STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
moord.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
belaging.
7. STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van 25 april 2019 van de deskundigen J. van der Meer, psychiater en J. Heerschop, GZ-psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum te Utrecht (PBC).
Verdachte is gedurende zeven weken in het PBC geobserveerd door een team bestaande uit deskundigen van verschillende vakgebieden. Ook heeft een milieuonderzoek plaatsgevonden, waarbij de levensgeschiedenis en de sociale omgeving van verdachte in kaart is gebracht. Verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek.
Ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens
De deskundigen concluderen dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met zowel narcistische als antisociale kenmerken. Daarnaast is sprake van een lichte stoornis van de geestvermogens in de vorm van afhankelijkheid van alcohol.
De deskundigen beschrijven verdachte als volgt.
Verdachte is een man die geen beperkingen vertoont in het intellectueel functioneren en waarbij geen sprake is van een psychiatrische stoornis in de vorm van een angststoornis, in het bijzonder een Posttraumatische Stressstoornis (hierna: PTSS). Hoewel dit door de verdachte zelf wel wordt gesteld, vinden beide deskundigen na onderzoek aan verdachte onvoldoende onderbouwing dat verdachte zou lijden aan PTSS.
Verdachte externaliseert en kan zich niet in de denk- en gevoelswereld van anderen verplaatsen. Er lijkt weinig berouw te zijn. Hij rechtvaardigt zijn handelen door zichzelf als slachtoffer te zien en houdt zijn broze zelfbeeld overeind door middel van leugens. Deze leugens zet hij ook in om de negatieve consequenties van zijn gedrag te ontlopen. Verdachte erkent tegenover de psychologisch onderzoeker dat hij het moeilijk vindt de waarheid te vertellen en dat hij ertoe neigt zijn functioneren mooier af te spiegelen dan de werkelijkheid betreft. Hij zegt: “Het liegen doe ik van jongs af aan (…). Maar vaak verlies ik mezelf erin.”
De onderzoekers zien in de bij verdachte geobserveerde symptomen en gedragingen de kenmerken van een persoonlijkheidsstoornis. De narcistische kenmerken in deze stoornis worden gezien in de superlatieve zelfpresentatie, de behoefte aan bewondering en erkenning, krenkbaarheid in relaties, gebrek aan reflectie en beperkte empathische vermogens. De antisociale kenmerken bestaan uit de leugenachtigheid, de beperkte gewetensfunctie en de neiging verantwoordelijkheid voor het eigen gedrag te externaliseren. De in consensus afgenomen corresponderende toets laat daarnaast zien dat er trekken zijn van psychopathie.
Beide onderzoekers onderschrijven de conclusie dat er sprake zou kunnen zijn van een lichte stoornis in het gebruik van alcohol (misbruik), maar er geen redenen zijn om te veronderstellen dat er sprake is geweest van een ernstige stoornis in de vorm van afhankelijkheid van alcohol. Ten aanzien van het, door verdachte als problematisch benoemde, gebruik van XTC, ketamine of andere drugs komen onderzoekers geheel niet tot een stoornis.
De persoonlijkheidsstoornis en de ziekelijke stoornis van de geestvermogens wordt volgens de deskundigen als ernstig ingeschat.
Invloed op gedrag tijdens het plegen van de feiten
De persoonlijkheidsstoornis en de lichte stoornis in het gebruik van alcohol waren volgens de onderzoekers aanwezig ten tijde van het plegen van de feiten. De deskundigen menen dat het gedrag van verdachte ten tijde van zowel de stalking als de moord op [slachtoffer] in verband stonden met deze stoornissen.
Hoewel er in de stalking van [slachtoffer] planmatigheid is te herkennen, zijn de onderzoekers van mening dat het handelen van verdachte in belangrijke mate werd beïnvloed door de narcistische persoonlijkheidspathologie. Vanuit deze stoornis verdraagt verdachte het niet om te worden verlaten door een partner. Op deze momenten is verdachte zeer geneigd om contact te blijven zoeken met het slachtoffer en de ander ertoe te dwingen het gevoel van miskenning en krenking op te heffen. Het is ook deze dynamiek, en de invloed van de persoonlijkheidsstoornis, die er voor heeft gezorgd dat verdachte op de ochtend van 11 juli 2018 besloot naar [slachtoffer] toe te gaan.
De onderzoekers concluderen dat zowel de stalking als de moord vanwege de hierboven beschreven persoonlijkheidsstoornis in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank onderschrijft de overwegingen en conclusies van de deskundigen en neemt deze over.
Uit de rapportages of anderszins is niet gebleken van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit, zodat verdachte strafbaar is.
8. OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, met bevel tot verpleging van overheidswege.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, onder verwijzing naar jurisprudentie, op het standpunt gesteld dat de eis ten aanzien van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te hoog is en niet in overeenstemming met de rechtspraak. De raadsman verzoekt de rechtbank dan ook aansluiting te zoeken bij door hem aangehaalde rechtspraak en een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan geëist. Ten aanzien van de vordering van de officier van justitie om te gelasten verdachte ter beschikking te stellen met dwangverpleging, heeft de verdediging aangegeven dat het de wens van verdachte zelf is om naar een kliniek te gaan, maar dat de oplegging van de maatregel van ter beschikking stelling wel moet leiden tot matiging van de gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen
Op 11 juli 2018 heeft verdachte het leven van [slachtoffer] op gruwelijke wijze beëindigd. Voor de ouders en broer van [slachtoffer] compenseert geen enkele straf in het Wetboek van Strafrecht het onherstelbare leed dat de verdachte in hun leven heeft veroorzaakt. Dit gevoel zal worden gedeeld door andere mensen die dicht bij [slachtoffer] stonden en vindt zijn weerklank in de maatschappij. Zelfs als zo goed mogelijk rekening wordt gehouden met de in deze zaak aanwezige bijzondere omstandigheden, kan in de ogen van de naasten van een slachtoffer en veel anderen in de samenleving met de strafoplegging nooit volledig recht worden gedaan aan het immense verlies en de wijze waarop dit verlies tot stand is gekomen. De rechtbank ziet dit onder ogen. Het is echter de taak van de rechtbank om te komen tot een zorgvuldige belangenafweging, waarbij niet alleen gewicht wordt toegekend aan de belangen van de nabestaanden, maar ook aan de belangen van de maatschappij en die van de verdachte. Dit fundament van de rechtspraak vormt voor alle inwoners van Nederland een van de pijlers van onze rechtsstaat.
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank dan ook rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten en persoon van de verdachte
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de stalking van en moord op [slachtoffer] .
Verdachte heeft, in de periode voorafgaand aan haar dood, [slachtoffer] op een indringende en manipulatieve manier belaagd. Hij heeft haar veelvuldig telefonisch en in persoon benaderd en was bijna elke dag te zien in haar straat. Hij heeft haar gevolgd naar haar ouders en haar opgezocht op haar werk. Verdachte heeft zich voorgedaan als zijn oom en tante en ernstige verwondingen geveinsd, allemaal om met [slachtoffer] in contact te komen. Hij is haar woning binnengedrongen en heeft [slachtoffer] daar gedwongen om met hem te praten, en hierbij haar telefoon afgepakt en haar fysiek vastgepakt om te voorkomen dat zij de politie zou bellen. Ondanks meerdere waarschuwingen van [slachtoffer] en de politie is verdachte haar blijven achtervolgen. Uit de verklaringen van de vriendinnen en vrienden van [slachtoffer] blijkt dat zij doodsbang en ten einde raad was. Zo schreef [slachtoffer] in een appbericht aan een vriend: ‘soms denk ik dat ik eerst neergestoken moet worden voor er wat gebeurt’. Verdachte heeft met zijn obsessieve, nietsonziende gedrag [slachtoffer] in de laatste weken van haar leven van haar levensvreugde beroofd en haar in grote angst laten leven.
Verdachte heeft [slachtoffer] in de ochtend van 11 juli 2018 met een grote hoeveelheid messteken om het leven gebracht. Hij heeft haar het grootste goed, het recht op leven, ontnomen. Dat heeft hij gedaan in de slaapkamer van [slachtoffer] , een plek waar zij zich bij uitstek veilig en beschermd behoorde te voelen. Verdachte heeft [slachtoffer] op een mensonterende manier het leven ontnomen. Uit het forensisch onderzoek blijkt dat hij haar 26 steek- en 14 snijletsels heeft toegebracht.
Verdachte heeft op geen enkel moment verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Na zijn aanhouding heeft verdachte zeven verschillende verklaringen afgelegd. Hoewel hij ter terechtzitting aankondigde dat hij met het oog op de belangen van de nabestaanden van [slachtoffer] openheid van zaken zou geven, heeft hij ook toen niet de waarheid verteld. In plaats daarvan heeft verdachte een achtste verklaring afgelegd, waarin hij [slachtoffer] zelf de schuld geeft van haar dood, op een wijze die op geen enkele manier valt te rijmen met de bewijsmiddelen in het dossier. De nabestaanden weten tot op de dag van vandaag dan ook niet hoe het fatale incident zich precies heeft voltrokken. Hoewel externaliserend gedrag onderdeel is van de stoornis van verdachte, rekent de rechtbank verdachte aan – maar in mindere mate dan de officier van justitie – dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven en de schuld voortdurend van zich af wil schuiven.
In de namens de ouders afgelegde slachtofferverklaring wordt [slachtoffer] beschreven als een meisje dat midden in het leven stond. De onzekerheid waarin haar familie heeft geleefd nadat zij door het bericht op het nieuws wel een vermoeden maar geen zekerheid hadden dat hun dochter vermoord was, moet voor hun vreselijk zijn geweest. De moeder van [slachtoffer] verwoordt de achtergelaten leegte treffend met de woorden ‘geen kind is zo aanwezig als het kind dat wordt gemist’.
Verdachte heeft de nabestaanden onnoemelijk leed aangedaan. Ook buiten de directe omgeving van [slachtoffer] zijn deze gruwelijke feiten zeer schokkend voor de rechtsorde en zorgen zij voor gevoelens van verbijstering, angst en onveiligheid in de maatschappij.
Bij het opleggen van de straf houdt de rechtbank er verder in strafverzwarende zin rekening mee dat verdachte wat betreft de bewezenverklaarde belaging, eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, te weten in 2011 voor het stalken van zijn ex-vriendin, waarbij hij zijn ex-vriendin heeft bedreigd met een mes.
Gezien de ernst en de gruwelijkheid van de zaak en het feit dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven, acht de rechtbank een zeer langdurige gevangenisstraf passend en geboden. Ten aanzien van de lengte van die straf en de vraag of nog bijkomende maatregelen dienen te worden opgelegd overweegt de rechtbank nog het volgende.
Rapportages
In het, reeds hierboven beschreven, onderzoek uitgevoerd in het Pieter Baan Centrum is het volgende vastgesteld. De deskundigen benadrukken dat de persoonlijkheidsstoornis van verdachte nog steeds aanwezig is. Hoewel verdachte zelf heeft aangegeven hulp te willen voor zijn problematiek, zal deze hulp door zijn neiging tot zelfoverschatting en het verdringen van moeilijke zaken moeilijk tot stand komen. Deze conclusie wordt onderschreven door het feit dat een eerdere ambulante behandeling niet is geslaagd.
Het risico op een hernieuwde belaging en agressie naar een toekomstige ex-partner wordt, indien de persoonlijkheidsstoornis van verdachte onbehandeld blijft, als hoog ingeschat. De rechtbank acht het hierbij zorgwekkend dat verdachte eerder is veroordeeld voor belaging van zijn ex-vriendin waarbij hij het slachtoffer ook heeft bedreigd met een mes. Ook het recidiverisico op gewelddadig gedrag in de algemene zin wordt – zonder behandeling – ingeschat als matig tot hoog.
De onderzoekers zijn van mening dat er in verband met de ernstige persoonlijkheidsproblematiek, de ernst van het ten laste gelegde en de hoge kans op recidive in soortgelijke feiten, geen ruimte bestaat voor enige behandeling in een voorwaardelijk kader. Zij verwachten dat een behandeling intensief en langdurig zal moeten zijn en dat deze moeizaam tot stand zal komen vanwege de psychische beperkingen van verdachte. De deskundigen adviseren de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
De rechtbank onderschrijft de overwegingen en de conclusies van de deskundigen en neemt deze over, waarbij zij net als de deskundigen verdachte voor beide feiten verminderd toerekeningsvatbaar acht. De verminderde toerekeningsvatbaarheid zal de rechtbank als strafverminderende omstandigheid meewegen voor de op te leggen gevangenisstraf.
De rechtbank zal derhalve, in overeenstemming met het gezamenlijk advies van de deskundigen en de vordering van de officier van justitie, de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opleggen. De bewezen verklaarde feiten betreffen misdrijven waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist. De rechtbank bepaalt hierbij dat de totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging ongemaximeerd zal zijn, nu de terbeschikkingstelling wordt opgelegd voor een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon.
Hoewel de door verdachte begane misdrijven als verschrikkelijk zijn aan te merken, mag niet uit het oog worden verloren dat verdachte lijdt aan een ernstige en onbehandelde persoonlijkheidsstoornis. Vanuit het oogpunt van maximale beveiliging van de maatschappij dient de behandeling van deze stoornis, naast het aspect van vergelding en de wens verdachte zo lang mogelijk uit de maatschappij te houden, nadrukkelijk aan de orde te komen en dient de strafoplegging hierop toegesneden zijn.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 15 jaren, met aftrek van het voorarrest, en de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege passend en geboden is.
9. BENADEELDE PARTIJ
De benadeelde partijen [benadeelde 1] (vader van [slachtoffer] ), [benadeelde 2] (moeder van [slachtoffer] ) en [benadeelde 3] (broer van [slachtoffer] ) hebben zich gevoegd in het strafgeding. De vorderingen zijn ter terechtzitting door de advocaat onderbouwd en deze zullen hieronder worden besproken.
De benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] (vader van [slachtoffer] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een totaalbedrag van € 48.664,21. Dit bedrag bestaat uit materiële en immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde feit. De vordering is opgebouwd uit de volgende posten:
- -
overlijdensschade € 7.460,16
- -
reiskosten en parkeerkosten behandeling € 253,66
- -
diverse medische kosten € 208,29
- -
shockschade (immateriële schade) € 40.000,00
- -
te vermeerderen met wettelijke rente
Totaal € 48.664,21 (inc. wett. rente)
De benadeelde partij heeft verzocht het gevorderde bedrag geheel toe te wijzen en dus het door het Schadefonds Geweldsmisdrijven uitgekeerde bedrag niet in mindering te brengen op de vordering.
Ook heeft hij verzocht de vordering te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en de schadevergoedingsmaatregel (als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte op te leggen. De benadeelde partij heeft de wettelijke rente zelf begroot op een bedrag ad € 742,10 voor de periode tot en met 7 mei 2019.
De benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] (moeder van [slachtoffer] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een totaalbedrag van € 45.772,88. Dit bedrag bestaat uit materiële en immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde feiten. De vordering is opgebouwd uit de volgende posten:
- -
overlijdensschade € 200,69
- -
reiskosten en parkeerkosten behandeling € 132,94
- -
diverse medische kosten € 880,00
- -
verlies arbeidsvermogen 11 juli 2018-7 mei 2019 € 3.260,00
- -
buitengerechtelijke kosten € 631,50
- -
shockschade (immateriële schade) € 40.000,00
- -
te vermeerderen met wettelijke rente
Totaal € 45.772,88 (inc. wett. rente)
De benadeelde partij heeft verzocht het gevorderde bedrag geheel toe te wijzen en dus het door het Schadefonds Geweldsmisdrijven uitgekeerde bedrag niet in mindering te brengen op de vordering.
Ook heeft zij verzocht de vordering te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en de schadevergoedingsmaatregel (als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte op te leggen. De benadeelde partij heeft de wettelijke rente zelf begroot op een bedrag ad € 667,75 voor de periode tot en met 7 mei 2019.
De benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] (broer van [slachtoffer] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een totaalbedrag van € 20.329,86. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde feiten. De vordering is opgebouwd uit de volgende posten:
- -
shockschade (immateriële schade) € 20.000,00
- -
te vermeerderen met wettelijke rente
Totaal € 20.329,86 (inc. wett. rente)
Ook heeft hij verzocht de vordering te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en de schadevergoedingsmaatregel (als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte op te leggen. De benadeelde partij heeft de wettelijke rente zelf begroot op een bedrag ad € 329,86 voor de periode tot en met 7 mei 2019.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen, voor zowel de materiële als immateriële schadeposten, integraal kunnen worden toegewezen. De officier van justitie verzoekt hierbij de vorderingen te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich wat betreft de materiële schadepost van de vorderingen van de benadeelde partijen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wat betreft de immateriële schadevergoeding heeft de raadsman aangevoerd dat vergoeding voor shockschade in dit geval (nog) niet toewijsbaar is. De raadsman heeft de rechtbank dan ook verzocht dit deel van de vorderingen af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Artikel 51f, tweede lid, Wetboek van Strafvordering geeft, in samenhang met de artikelen 6:106 en 6:108 Burgerlijk Wetboek (BW) een regeling voor kosten die nabestaanden kunnen vorderen als benadeelde partij in het strafproces bij het overlijden van iemand als gevolg van een strafbaar feit. Artikel 6:108 BW geeft een limitatieve (uitputtende) opsomming van wat gevorderd kan worden. Alleen de kosten die in dit artikel worden genoemd, kunnen voor vergoeding in aanmerking komen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de kosten van de begrafenis. Ook kosten die verband houden met het verkrijgen van voldoening van deze schade zijn in beginsel voor toewijzing vatbaar.
Vordering tot vergoeding van de materiële schadeposten
De vorderingen tot vergoeding van de materiële schade van de benadeelde partijen zijn door de verdediging uitdrukkelijk niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze kosten voldoende onderbouwd en bovendien komen deze kosten de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank zal dan ook de door [benadeelde 1] en [benadeelde 2] gevorderde materiële schade in zijn geheel toewijzen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente.
Shockschade
Shockschade komt onder omstandigheden voor vergoeding in aanmerking. Volgens vaste jurisprudentie moet daarvoor sprake zijn van geestelijk letsel, voortvloeiend uit een hevige emotionele schok door het waarnemen van het misdrijf of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan, hetgeen zich met name voor zal doen als sprake is van een nauwe (affectieve) band met degene die, zoals in deze zaak, door het misdrijf om het leven is gekomen. Daarbij valt in de eerste plaats en met name te denken aan familieverhoudingen.
Voor de ouders moet de confrontatie met hun overleden dochter zeer ingrijpend zijn geweest. [slachtoffer] is, voordat haar ouders haar mochten zien, uitgebreid onderzocht door de forensische opsporingsinstanties. Uit de slachtofferverklaring van de moeder blijkt dat zij het ontzettend moeilijk heeft gevonden dat zij het lichaam van haar dochter al die tijd niet heeft mogen zien of aanraken. Toen haar ouders eindelijk bij [slachtoffer] mochten, werden zij - ook al waren haar vele verwondingen afgedekt met huidkleurige tape - geconfronteerd met het zwaargehavende lichaam van hun [slachtoffer] . De verdediging heeft niet bestreden dat deze confrontatie voor de ouders heeft geleid tot het gestelde psychische letsel. Blijkens de overgelegde stukken is bij zowel de vader als de moeder van [slachtoffer] als gevolg van de directe confrontatie met de ernstige gevolgen van de moord op hun dochter PTSS gediagnostiseerd. Zij zijn daarvoor onder behandeling van (onder meer) een psycholoog. De rechtbank is van oordeel dat door de ouders voldoende is onderbouwd dat zij ten gevolge van de directe confrontatie met de ernstige gevolgen van het misdrijf geestelijk letsel hebben opgelopen. De rechtbank gaat ervan uit dat de ouders als gevolg van deze confrontatie langdurig ernstige klachten zullen ondervinden, en voor de verwerking van de traumatische gebeurtenissen langdurig zullen worden behandeld.
De volgende vraag is welk bedrag als vergoeding van shockschade dient te worden toegekend. Ingevolge artikel 6:106 lid 1 BW dient de hoogte daarvan door de rechter naar billijkheid vastgesteld te worden. De rechtbank begroot de omvang van de shockschade voor elk van de ouders van [slachtoffer] op het bedrag van € 30.000,00.
Hoewel de rechtbank ervan overtuigd is dat de dood van [slachtoffer] ook op het leven van haar broer een desastreuse invloed heeft gehad, ontbreekt bij zijn vordering een schriftelijke onderbouwing van een psychisch erkend ziektebeeld. Uit vaste rechtspraak volgt dat de maatstaf bij de beoordeling van een vordering tot vergoeding van shockschade is of sprake is van geestelijk letsel in de vorm van een psychiatrisch erkend ziektebeeld. Nader en aanvullend onderzoek van zijn vordering vraagt om nader onderzoek en aansluitende standpuntwisseling tussen deze benadeelde partij en de verdediging. Een dergelijk aanvullend onderzoek zou een onevenredige belasting opleveren van het strafgeding. Op grond hiervan zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit gedeelte van de vordering kan nog wel worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Reeds uitgekeerde schadevergoeding
Gelet op artikel 6 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in combinatie gelezen met het door het schadefonds geweldsmisdrijven geformuleerde beleid, stelt de rechtbank vast dat het schadefonds aan de slachtoffers weliswaar een bedrag beschikbaar heeft gesteld, maar dat daaraan een einde komt of kan komen zodra en voor zover de schade wordt vergoed door de verdachte (vlg. Hof Arnhem-Leeuwarden, 12 april 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3129 en de conclusie van A-G Padriaens van 28 mei 2019, ECLI:NL:PHR:2019:535). Daarover zal het schadefonds geweldsmisdrijven een aparte beslissing nemen.
Gelet hierop acht de rechtbank geen termen aanwezig om de uitkeringen die door het schadefonds geweldsmisdrijven aan de benadeelden zijn gedaan in mindering te brengen op de vorderingen.
Wettelijke rente
Zoals uit het voorgaande blijkt, is bij de toegewezen bedragen aan materiële schadevergoeding de wettelijke rente inbegrepen tot met 7 mei 2019. Het bedrag aan materiële schade dat wordt toegekend, zal dan ook worden vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 8 mei 2019. Met betrekking tot de toegewezen immateriële schadevergoeding, wordt de wettelijke rente toegewezen met ingang van 13 juli 2018, de dag van de confrontatie van de ouders met het lichaam van [slachtoffer] .
Kostenveroordeling
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag.
Nu het – gelet op de omstandigheid dat aan verdachte een langdurige gevangenisstraf wordt opgelegd, alsmede de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging – nog maar zeer de vraag is of verdachte in de toekomst in staat zal zijn om aan zijn betalingsverplichting te kunnen voldoen, zal de rechtbank, ondanks de hoogte van het toegewezen bedrag, aan het opleggen van de schademaatregel, slechts één dag vervangende hechtenis verbinden. Toepassing van de hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partijen.
10. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
11. BESLISSING
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, primair, en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, primair, en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, primair, en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 15 jaren;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
Maatregel
- gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 38.664,21;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag voor zover dit ziet op het gedeelte van de materiële schade, zijnde in totaal € 8.664,21, met ingang van 8 mei 2019 en voor zover het ziet op de immateriële schade, zijnde in totaal € 30.000,00, met ingang van 13 juli 2018 telkens tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 38.664,21 te betalen, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hierboven beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
- wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 35.772,88;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag voor zover dit ziet op het gedeelte van de materiële schade, zijnde in totaal € 5.772,88, met ingang van 8 mei 2019 en voor zover het ziet op de immateriële schade, zijnde in totaal € 30.000,00, met ingang van 13 juli 2018 telkens tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 35.772,88 te betalen, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hierboven beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
- verklaart [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de kosten door de benadeelde partij en door de verdachte gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mrs. R.L.M. van Opstal en I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Kappel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 juni 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd en/of de hals en/of de pols en/of de borst, in elk geval in het bovenlichaam, te steken/snijden;
subsidiair
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd en/of de hals en/of de pols en/of de borst, in elk geval in het bovenlichaam, te steken/snijden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2018 tot en met 11 juli 2018 te Utrecht, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- veelvuldig (al dan niet met gebruikmaking van een valse hoedanigheid) e-mailberichten en/of sms-berichten en/of whatsapp-berichten aan die [slachtoffer] te sturen en/of
- ( meermalen) (al dan niet met gebruikmaking van een valse hoedanigheid) via Facebook en/of whatsapp met vrienden en/of familie van die [slachtoffer] contact te zoeken/trachten te zoeken,
- meermalen (anoniem) telefonisch contact te zoeken met die [slachtoffer] en/of
- meermalen per dag door de straat te rijden waar die [slachtoffer] woont en/of door de straat te rijden waar die [slachtoffer] werkt, en/of
- zich veelvuldig, althans meermalen, in persoon op te houden in de nabijheid de woning van die [slachtoffer] en/of bij het werk van die [slachtoffer] (bij het [instelling] ) en/of in de directe omgeving van de woning en/of het werk van die [slachtoffer]
en/of
- ( meermalen) die [slachtoffer] te volgen en en/of zich in de directe omgeving van die [slachtoffer] op te houden/te verblijven, en/of
- de fietsband van die [slachtoffer] leeg te laten lopen en/of de autoband van het voertuig van die [slachtoffer] lek te prikken en/of
- meermalen zich (ongewenst) de toegang tot de woning van die [slachtoffer] te verschaffen (door over het balkon te klimmen en/of met bloemen aan te bellen en/of naar binnen lopen), in elk geval door meermalen in die woning binnen te dringen,
(telkens) met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 04‑06‑2019
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (stalking) d.d. 2 juli 2018, dossier stalking, pagina 59-69.
Hieronder wordt de inhoud van de bewijsmiddelen zoveel mogelijk letterlijk weergegeven.
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 mei 2019.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 2 juli 2018, dossier stalking, pagina 95.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 2 juli 2018, dossier stalking, pagina 96.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (stalking) d.d. 2 juli 2018, dossier stalking, pagina 62.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (stalking) d.d. 2 juli 2018, dossier stalking, pagina 62.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 26 juni 2018, dossier stalking, pagina 14.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 2 juli 2018, dossier stalking, pagina 96.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 26 juni 2018, dossier stalking, pagina 15.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (stalking) d.d. 2 juli 2018, dossier stalking, pagina 62.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (stalking) d.d. 2 juli 2018, dossier stalking, pagina 63.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (stalking) d.d. 2 juli 2018, dossier stalking, pagina 64.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (stalking) d.d. 2 juli 2018, dossier stalking, pagina 64-65.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 26 juni 2018, dossier stalking, pagina 16.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (stalking) d.d. 2 juli 2018, dossier stalking, pagina 65-66.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 26 juni 2018, dossier stalking, pagina 16.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (stalking) d.d. 2 juli 2018, dossier stalking, pagina 66.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (stalking) d.d. 2 juli 2018, dossier stalking, pagina 67.
Proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie d.d. 28 juni 2018, dossier stalking, pagina 88.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 29 juni 2018, procesdossier ordner 1, pagina 93.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (stalking) d.d. 2 juli 2018, dossier stalking, pagina 67.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (stalking) d.d. 2 juli 2018, dossier stalking, pagina 67.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (stalking) d.d. 2 juli 2018, dossier stalking, pagina 67.
Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 27 augustus 2018, dossier stalking, pagina 27.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 27 augustus 2018, dossier stalking, pagina 20.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (stalking) d.d. 2 juli 2018, dossier stalking, pagina 67.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (stalking) d.d. 2 juli 2018, dossier stalking, pagina 68.
Pagina 1 van het dossier stalking.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (stalking) d.d. 2 juli 2018, dossier stalking, (ongenummerde) pagina 126-127.
Verhoor verdachte d.d. 6 juli 2018, dossier stalking, pagina 124.
Pagina 1 van het dossier stalking.
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 mei 2019.
Bijlage 2 bij proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] d.d. 26 juli 2018, procesdossier ordner 1, pagina 166.
Bijlage 3 bij proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] d.d. 26 juli 2018, procesdossier ordner 1, pagina 167.
Bijlage 4-5 bij proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] d.d. 26 juli 2018, procesdossier ordner 1, pagina 167-168.
Proces-verbaal van beelden Melkweg van verbalisant [verbalisant 10] d.d. 19 juli 2018, procesdossier ordner 2, pagina 566.
Proces-verbaal van beelden Melkweg van verbalisant [verbalisant 10] d.d. 19 juli 2018, procesdossier ordner 2, pagina 562.
Proces-verbaal van beelden Melkweg van verbalisant [verbalisant 10] d.d. 19 juli 2018, procesdossier ordner 2, pagina 569, 570, 571, 572, 573.
Proces-verbaal van beelden Melkweg van verbalisant [verbalisant 10] d.d. 19 juli 2018, procesdossier ordner 2, pagina 565.
Proces-verbaal van beelden Melkweg van verbalisant [verbalisant 10] d.d. 19 juli 2018, procesdossier ordner 2, pagina 567.
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 mei 2019.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] d.d. 20 november 2018, pagina 511.
Proces-verbaal van camerabeelden van verbalisant [verbalisant 12] d.d. 5 september 2018, procesdossier ordner 2, pagina 604-605.
Proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 4] d.d. 23 juli 2018, procesdossier ordner 2, pagina 583.
Proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 4] d.d. 23 juli 2018, procesdossier ordner 2, pagina 588.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] d.d. 14 augustus 2018, procesdossier ordner 1, , pagina 315.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] d.d. 6 augustus 2018, procesdossier ordner 1, pagina 312.
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 mei 2019.
Proces-verbaal van beelden van bewegingen woning [slachtoffer] van verbalisant [verbalisant 10] d.d. 25 juli 2018, procesdossier ordner 2, pagina 621.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 14 augustus 2018, procesdossier ordner 1, pagina 159.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 14 augustus 2018, procesdossier ordner 1, pagina 160.
Proces-verbaal van beelden van bewegingen woning [slachtoffer] van verbalisant [verbalisant 10] d.d. 25 juli 2018, procesdossier ordner 2, pagina p. 623.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 1 augustus 2018, procesdossier ordner 1, pagina 108.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 1 augustus 2018, procesdossier ordner 1, pagina 109.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 5 november 2018, procesdossier ordner 1, pagina 102; Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 8 november 2018, procesdossier ordner 1, pagina 121; Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 12 november 2018, procesdossier ordner 1, pagina 131; Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] d.d. 15 november 2018, procesdossier ordner 1, pagina 143.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 mei 2019.
Bijlage bij proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 22 november 2018, procesdossier ordner 2, pagina 556.
Proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 4] d.d. 24 juli 2018, procesdossier ordner 2, pagina 598.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 1 augustus 2018, procesdossier ordner 1, pagina 109.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] d.d. 11 juli 2018, procesdossier ordner 1, pagina 31.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] d.d. 11 juli 2018, procesdossier ordner 1, pagina 32.
Proces-verbaal van sporenonderzoek van verbalisant [verbalisant 6] , forensisch dossier, pagina 19.
Proces-verbaal van sporenonderzoek van verbalisant [verbalisant 13] , forensisch dossier, pagina 102.
Proces-verbaal van overlijdensonderzoek en lijkschouw van verbalisanten [verbalisant 14] , [verbalisant 15] en [verbalisant 16] , forensisch dossier, pagina 25, 31.
Rapport d.d. 5 september 2018, dr. P.A. Maaskant-van Wijk, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, forensisch dossier, pagina 210.
Rapport d.d. 5 september 2018, dr. P.A. Maaskant-van Wijk, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, forensisch dossier, pagina 213.
Rapport d.d. 18 juli 2018 van dr. H.H. de Boer, arts en forensisch patholoog, aanvullend stuk, pagina 6.
Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 11 juli 2018, procesdossier ordner 2, pagina 437.
Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 11 juli 2018, procesdossier ordner 2, pagina 442-443.
Proces-verbaal van vergelijkend messenonderzoek van verbalisant [verbalisant 8] d.d. 12 juli 2018, forensisch dossier, pagina 124.
Proces-verbaal van vergelijkend messenonderzoek van verbalisant [verbalisant 8] d.d. 12 juli 2018, forensisch dossier, pagina 125.
Hoge Raad 8 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI4080.