Overeenkomst tot arbitrage
Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/8.4.5.1:8.4.5.1 Inleiding
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/8.4.5.1
8.4.5.1 Inleiding
Documentgegevens:
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS510880:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zij wordt wel de 'zwakste vorm van de eis van geschrift' genoemd (zie A.J. VAN DEN BERG, Wetontwerp Nieuwe Arbitragewet, TvA 1984/6, blz. 179).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Art. 1021 Rv bestrijkt een groot aantal modaliteiten van het geschrift dat tot bewijs van de overeenkomst tot arbitrage kan strekken. Art. 1021 Rv kent twee specifieke vormen van een geschrift die voor het bewijs voldoende zijn, te weten:
het geschrift dat in arbitrage voorziet, en;
het geschrift dat refereert aan algemene voorwaarden die in arbitrage voorzien.
Het onderscheid tussen het geschrift dat zélf, rechtstreeks in arbitrage voorziet en het geschrift dat verwijst naar algemene voorwaarden die in arbitrage voorzien, staat in beginsel los van het onderscheid tussen het zogenaamde compromis (de overeenkomst tot arbitrage die betrekking heeft op bestaande geschillen) en het arbitraal beding (de overeenkomst tot arbitrage die betrekking heeft op toekomstige geschillen). Wel zal het in de praktijk bij een compromis vrijwel in alle gevallen een geschrift betreffen dat zelf, rechtstreeks, in arbitrage voorziet, terwijl de overeenkomst tot arbitrage in algemene voorwaarden, waaraan het geschrift refereert, in de praktijk een arbitraal beding zal zijn. Een arbitraal beding komt overigens veelvuldig voor in het geschrift dat rechtstreeks in arbitrage voorziet (zie 4.3.2.2).
De twee specifieke soorten geschrift in art. 1021 Rv vormen een minimumeis 1 Mijns inziens moet worden aangenomen dat zij, gelet op de bepaling dat vorenstaande vormen voldoende zijn, tevens een maximum vormen. Zulks betekent dat aan het geschrift geen stringenter eisen aan de overeenkomst tot arbitrage mogen worden gesteld dan in art. 1021 Rv bepaald. Tal van vormen van het geschrift die boven het minimum van de twee voorbeelden in art. 1021 Rv uitstijgen, zoals bijvoorbeeld het door beide partijen ondertekende geschrift, voldoen uiteraard eveneens als geschrift voor het bewijs van de overeenkomst tot arbitrage. Zij vallen onder het algemene of overkoepelende begrip "geschrift" in de eerste zin van art. 1021 Rv. Veelal zullen vormen van het geschrift die boven het minimum uitstijgen ook kunnen worden ondergebracht bij één van de twee in art. 1021 Rv specifiek genoemde voorbeelden van een geschrift. Zo zal het door beide partijen getekende geschrift heel wel (ook) voldoen aan de eerstgenoemde specifieke vorm van het geschrift in art. 1021 Rv (een geschrift dat in arbitrage voorziet en dat door de wederpartij is aanvaard), bijvoorbeeld als één van de partijen het geschrift heeft opgesteld, aan de wederpartij ter goedkeuring heeft voorgelegd en beide partijen dit geschrift vervolgens tekenen.
Aangezien men voor het bewijs van de overeenkomst tot arbitrage in elk geval zal moeten voldoen aan één van de twee genoemde specifieke "minimumvormen", zal ik in het vervolg voor het antwoord op de vraag of een geschrift als bewijs van de overeenkomst tot arbitrage bestaat het "minimum" tot uitgangspunt nemen (8.4.5-8.4.7). Ik zal thans eerst ingaan op het onderscheid tussen de twee zojuist genoemde vormen van geschrift (zie 8.4.5.2 sub a). Daarbij zal tevens de voorwaarde aan de orde komen dat het geschrift of de algemene voorwaarden waaraan het geschrift refereert "in arbitrage" voorzien (zie 8.4.5.2 sub b).
Art. 1021 Rv noemt niet een geschrift dat refereert aan een ander geschrift dat in arbitrage voorziet, terwijl het laatstgenoemde geschrift niet als "algemene voorwaarden" kan worden aangemerkt. De vraag of een referte aan zo'n ander geschrift volgens art. 1021 Rv voldoet voor het bewijs van de overeenkomst tot arbitrage zal afzonderlijk aan de orde komen (zie 8.4.5.4). Hetzelfde geldt voor het arbitraal beding in elektronische algemene voorwaarden (zie 8.5.4)