Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2024/1348 tot vaststelling van een gemeenschappelijke procedure voor internationale bescherming in de Unie en tot intrekking van Richtlijn 2013/32/EU
Artikel 39 Beslissing over de gegrondheid van een verzoek
Geldend
Geldend vanaf 11-06-2024
- Bronpublicatie:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1348 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1348)
- Inwerkingtreding
11-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1348 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1348)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
1.
Een verzoek wordt niet ten gronde behandeld indien:
- a)
een andere lidstaat verantwoordelijk is overeenkomstig Verordening (EU) 2024/1351;
- b)
een verzoek wordt afgewezen als niet-ontvankelijk overeenkomstig artikel 38, of
- c)
2.
Bij de behandeling van een verzoek ten gronde beslist de beslissingsautoriteit of de verzoeker als vluchteling kan worden aangemerkt, en, indien dat niet het geval is, gaat zij na of de verzoeker in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming overeenkomstig Verordening (EU) 2024/1347.
3.
De beslissingsautoriteit wijst een verzoek af als ongegrond indien zij heeft vastgesteld dat de verzoeker niet in aanmerking komt voor internationale bescherming op grond van Verordening (EU) 2024/1347.