Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en de financiering van terrorisme
Artikel 22 Uitvoering van voorlopige maatregelen
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2008
- Bronpublicatie:
16-05-2005, Trb. 2006, 104 (uitgifte: 12-05-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-09-2008, Trb. 2008, 182 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
Na de instelling van de voorlopige maatregelen verzocht in overeenstemming met artikel 21, eerste lid, verschaft de verzoekende Partij de aangezochte Partij eigener beweging en zo spoedig mogelijk alle informatie die aanleiding kan vormen tot twijfel omtrent de omvang van de maatregelen, danwel kan leiden tot aanpassing ervan. De verzoekende Partij verschaft tevens op verzoek van de aangezochte Partij onverwijld alle aanvullende informatie die nodig is voor de uitvoering en de opvolging van de voorlopige maatregelen.
2.
Alvorens een uit hoofde dit artikel getroffen voorlopige maatregel op te heffen, stelt de aangezochte Partij, indien mogelijk, de verzoekende Partij in de gelegenheid redenen op te geven om de maatregel te handhaven.