Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet Internationaal Strafhof
Artikel 24
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2002
- Bronpublicatie:
20-06-2002, Stb. 2002, 314 (uitgifte: 27-06-2002, kamerstukken: 28098)
- Inwerkingtreding
01-07-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2002, Stb. 2002, 315 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De rechtbank onderzoekt de identiteit van de opgeëiste persoon, alsmede de ontvankelijkheid van het verzoek tot overlevering en de mogelijkheid van inwilliging daarvan.
2.
De officier van justitie geeft ter zitting van de rechtbank zijn opvatting over de toelaatbaarheid van de verzochte overlevering en legt een schriftelijke samenvatting daaromtrent aan de rechtbank over. De opgeëiste persoon en diens raadsman worden eveneens in de gelegenheid gesteld tot het maken van terzake dienende opmerkingen omtrent het verzoek tot overlevering en de in verband daarmede te nemen beslissingen.
3.
Indien de rechtbank zulks met het oog op het door haar krachtens het eerste lid in te stellen onderzoek noodzakelijk acht, gelast zij, zo nodig onder bijvoeging van een bevel tot medebrenging, tegen een door haar te bepalen tijdstip de dagvaarding of schriftelijke oproeping van getuigen of deskundigen.