12.3.1 Art. 843a Rv is ook van toepassing in het geding

De bevoegdheid van partijen om bescheiden op te vragen is niet op zo'n algemene en voor de hand liggende plek tot uitdrukking gebracht, deze staat immers enigszins verstopt tegen het einde van het wetboek. Bij de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel dat leidde tot art. 843a Rv merkte de minister zelfs op, dat het artikel uitsluitend bestemd was voor het buiten rechte opvragen van bescheiden.1 Zodoende schreef Wiersma2 in een kort nadien verschenen boek, dat een verzoek tot verstrekking van bescheiden niet tijdens een procedure ingediend kan worden.

De opvatting dat art. 843a Rv slechts buiten geding gebruikt kan worden, doet inmiddels geen opgeld meer. Al rap is de minister immers terug gekomen op deze bij de totstandkoming van de regeling vertolkte opvatting. Dat gebeurde niet tijdens de verdere parlementaire behandeling van art. 843a Rv, waardoor lezing van slechts de parlementaire geschiedenis van art. 843a Rv verwarrend kan zijn. Dit terugkomen gebeurde tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel, waarmee de regeling voor de comparitie na antwoord voor het eerst in de wet werd uitgewerkt. Bij die behandeling gaf de minister aan, dat art. 843 a Rv betrekking had op het vragen van stukken zowel in als buiten het geding, aangezien zijn voorgangers - art. 1922 en art. 1923 BW - evenzeer betrekking hadden op het vragen van stukken in en buiten geding.3 Dienovereenkomstig kan art. 843a Rv ook tijdens de procedure gebruikt worden.