Rb. Rotterdam, 26-08-2009, nr. 292127 / HA ZA 07-2399
ECLI:NL:RBROT:2009:BJ8478, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
26-08-2009
- Zaaknummer
292127 / HA ZA 07-2399
- LJN
BJ8478
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2009:BJ8478, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 26‑08‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSGR:2011:BP8059, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 26‑08‑2009
Inhoudsindicatie
Verzet dwangbevel. Individuele appartementseigenaar is niet als overtreder aan te merken van aanschrijvingsbesluit dat is gericht tot de vereniging van eigenaars.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 292127 / HA ZA 07-2399
Uitspraak: 26 augustus 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[opposant],
wonende te [woonplaats],
opposant,
advocaat mr. H. den Besten,
- tegen -
de openbare rechtspersoon,
GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelend te Rotterdam,
geopposeerde,
advocaat mr. R.W. van Harmelen.
Partijen worden hierna aangeduid als “[opposant]” respectievelijk “de gemeente”.
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- -
verzetdagvaarding d.d. 6 september 2007 en de door [opposant] overgelegde producties;
- -
conclusie van antwoord, met producties;
- -
tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 12 maart 2008, waarbij een comparitie van partijen
is gelast;
- -
de met het oog op de comparitie van partijen door de gemeente in het geding gebrachte producties;
- -
proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 23 juni 2008;
- -
brief van mr. Van Harmelen d.d. 21 augustus 2008, houdende opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal;
- -
akte uitlating aan de zijde van [opposant];
- -
antwoordakte;
- -
akte wijziging eis;
- -
de bij gelegenheid van de pleidooien overgelegde pleitnotities van mr. Den Besten ([opposant]) en mr. M.M. de Cock te Rotterdam (de gemeente) overgelegde pleitnotities.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1
Bij besluit van 5 februari 2001 is vanwege de gemeente de [VVE] (hierna: de VVE) aangeschreven om binnen 6 weken na dagtekening van het besluit de in de bijbehorende voorzieningenlijst vermelde (herstel)werkzaamheden te verrichten aan de panden, bij nalatigheid waarvan de (herstel)werkzaamheden van gemeentewege op kosten van de Vereniging van Eigenaars of haar rechtsopvolger(s) worden uitgevoerd.
2.2
Tegen dit besluit is bij brief van 12 februari 2001 namens de VVE bezwaar gemaakt.
2.3
Bij besluit van 2 november 2001 heeft de gemeente de bezwaren deels gegrond verklaard en het besluit voor het overige in stand gelaten. Tegen deze beslissing op bezwaar zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
2.4
Bij brief van 6 maart 2002 heeft de gemeente meegedeeld dat tijdens een bezoek van de medewerkers van de afdeling Woningtoezicht, is geconstateerd dat niet is voldaan aan het besluit. Daarbij is aangekondigd dat de werkzaamheden door de gemeente zouden worden uitgevoerd.
2.5
De werkzaamheden zijn in de periode tussen eind maart en 5 september 2002 uitgevoerd door [bedrijf 1] (hierna te noemen: [bedrijf 1]).
2.6
[opposant] is eigenaar van de appartementen [pand 1] en [pand 2]. Zijn aandeel in de VVE betreft het breukdeel 17/364.
2.7
Ter zake van de door haar verrichte werkzaamheden aan de panden [de panden] heeft [bedrijf 1] de gemeente facturen gezonden.
2.8
In 2003 en 2004 is [opposant] door de gemeente schriftelijk verzocht zijn aandeel in de bestuursdwangkosten te betalen. De facturen bleken achteraf onjuist te zijn samengesteld, hetgeen de gemeente bij creditnota’s heeft hersteld.
2.9
Bij brief van 4 augustus 2005 heeft de gemeente laten weten de lopende invorderings¬procedures tijdelijk stil te zetten, totdat het advies van de bezwaarschriftencommissie ten aanzien van het bezwaar van [opposant] tegen het besluit voor zijn appartementen bekend zou zijn. In deze brief is voorts medegedeeld dat de betalingsverplichting voor het VVE-deel bleef bestaan, omdat dat besluit formele rechtskracht had gekregen.
2.10
Bij brief van 28 maart 2007 is aan [opposant] bericht dat de incassoacties ten aanzien van de gemeente uitgevoerde aanschrijving van 5 februari 2001 weer worden opgepakt, nu de Rechtbank Rotterdam op 26 juli 2006 uitspraak heeft gedaan in de procedure van [opposant]. Blijkens de bijgevoegde facturen zijn de kosten als volgt opgebouwd:
Ter zake van [pand 1]
Uitvoering bestuursdwang [pand 1] € 16.399,41
Het aandeel van [opposant] is 9/364 deel excl. btw (app.num. A7)
Aanneemsom bouwkundig excl. btw (663.265,04 euro)
Schilderswerkzaamheden (excl. btw. 51.843,17 euro) € 1.281,84
Beheerskosten 15% € 2.652,19
€ 20.333,44
Btw 19% € 3.115,89
Btw 6% € 76,91
Totaal te voldoen: € 23.526,24
Ter zake van [pand 2]
Uitvoering bestuursdwang [pand 2] € 14.577,25
Het aandeel van [opposant] is 8/364 deel excl. btw (app.num. A42)
Aanneemsom bouwkundig excl. btw (663.265,04 euro)
Schilderswerkzaamheden (excl. btw. 51.843,17 euro) € 1.139,41
Beheerskosten 15% € 2.357,50
€ 18.074,16
Btw 19% € 2.769,68
Btw 6% € 68,36
Totaal te voldoen: € 20.912,20
2.11
De gemeente heeft bij brief van 11 juni 2007 [opposant] gesommeerd bovengenoemd bedragen vermeerderd met de wettelijke rente binnen 10 dagen te betalen. [opposant] heeft deze kosten niet voldaan.
2.12
Vanwege de gemeente zijn ter zake van de bestuursdwangkosten op 3 juli 2007 dwangbevelen ten laste van [opposant] uitgevaardigd. Deze dwangbevelen zijn aan [opposant] op 9 augustus 2007 betekend. Het in rekening gebrachte bedrag is als volgt opgebouwd:
Ter zake van [pand 1] en [pand 2]
- -
Hoofdsom € 44.438,44
- -
Rente tot 9 augustus 2007 € 737,80
- -
Rente vanaf 9 augustus 2007 € p.m.
- -
Invorderingskosten € 6.665,76
- -
B.T.W. € 1.266,49
- -
Explootkosten € 81,16
Totaal € 53.189,65
2.13
Opposant heeft tegen het bestuursdwangbesluit dat aan hem was gericht (niet betreffende de gemeenschappelijke delen van de panden van de VVE maar betreffende de eigenaargedeelten van de appartementen [pand 1] en [pand 2]) bezwaar en vervolgens beroep ingesteld. Het beroep is bij de onder 2.10 vermelde uitspraak gegrond verklaard, waarna van gemeentewege een nieuw besluit op bezwaar is genomen. Tegen dit besluit heeft [opposant] vervolgens wederom beroep ingesteld. In verband met een mediationtraject heeft de bestuursrechter de zaak aangehouden. Nog vóór dat de mediation was afgerond, is het beroep namens [opposant] ingetrokken. Het mediationtraject heeft niet tot oplossing van het geschil geleid. [opposant] heeft de bestuursrechter verzocht de zaak weer in behandeling te nemen, omdat de intrekking bij vergissing was geschied. De bestuursrechter heeft aan dit verzoek geen gevolg gegeven.
3. De vordering
De gewijzigde vordering luidt - verkort weergegeven - om de gemeente te veroordelen tot staken en gestaakt houden van de onderhavige dwangbevelen, inclusief de daarin vermelde bedragen, met veroordeling van de gemeente in de kosten van het geding.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [opposant] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd.
3.1
De gemeente heeft ten onrechte dwangbevelen jegens [opposant] uitgevaardigd voor de bestuursdwangkosten van de VVE. [opposant] kan niet als overtreder worden aangemerkt van het bestuursdwangbesluit dat jegens de VVE is genomen.
3.2
In de bestuursrechtelijke procedure ten aanzien van het bestuursdwangbesluit dat aan [opposant] was gericht (niet betreffende de gemeenschappelijke delen van de panden van de VVE maar betreffende de eigenaargedeelten van de appartementen [pand 1] en [pand 2]) heeft [opposant] aangevoerd dat de gemeente ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 23 Woningwet. Per abuis is het beroep tegen de beslissing op bezwaar ingetrokken.
3.3
De invorderingskosten en de beheerskosten zijn onredelijk hoog.
4. Het verweer
De conclusie van antwoord strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van de vorderingen, althans tot ontzegging van de vorderingen, onder ongegrond verklaring van het verzet, met veroordeling van [opposant] in de kosten van het geding.
De gemeente heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1
Tegen het besluit van de gemeente van 2 november 2001 is geen beroep ingesteld, waardoor het besluit formele rechtskracht heeft gekregen. Ook het besluit dat aan [opposant] was gericht (niet betreffende de gemeenschappelijke delen van de panden van de VVE maar betreffende de eigenaargedeelten van de appartementen [pand 1] en [pand 2]) heeft formele rechtskracht gekregen, nu het beroep daar tegen is ingetrokken.
4.2
Op grond van artikel 5:113 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) zijn zowel de VVE, als de appartementseigenaren hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de VVE. Wanneer de schuld van de VVE deelbaar is, kan de appartementseigenaar voor zijn deel van de schuld worden aangesproken, welk aandeel is vastgelegd in de splitsingsakte. Het aandeel van [opposant] in de schuld van de VVE bedraagt 17/364 van de totaalsom.
4.3
De aan [opposant] in rekening gebrachte kosten voor het toepassen van bestuursdwang zijn die kosten die [opposant] op grond van zijn VVE-deel verschuldigd is voor de werkzaamheden aan de panden [de panden], zoals vermeld op de voorzieningenlijst.
4.4
Artikel 5:25 Awb bepaalt dat de overtreder de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, is verschuldigd. [opposant] is als lid van de VVE zijn aandeel in de kosten verschuldigd.
4.5
De gemeente heeft terecht 15% beheerskosten en 15% invorderingskosten in rekening gebracht.
5. De beoordeling
5.1
Tussen partijen is niet in geschil dat in deze civielrechtelijke verzetsprocedure van de rechtmatigheid van de aan de dwangbevelen ten grondslag liggende bestuursdwang¬aanschrijving dient te worden uitgegaan. Daarmee staat ook de noodzaak tot uitvoering van de op de voorzieningenlijst vermelde (herstel)werkzaamheden vast.
5.2
Door [opposant] is onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag onder meer betoogd dat het dwangbevel een deugdelijke grondslag mist en hij als lid van de VVE niet zonder meer kan worden aangesproken tot betaling van (een deel) van de bestuursdwangkosten. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
5.3
Vast staat dat het aanschrijvingsbesluit is gericht aan de VVE. Op grond van artikel 5:126 BW is de VVE beheerder over de gemeenschap en is zij in die hoedanigheid tevens verantwoordelijk voor het (laten) uitvoeren van (herstel)werkzaamheden aan gemeen¬schappelijke zaken, waarvoor zij is aangeschreven. Zij dient dan ook te worden aangemerkt als overtreder in de zin van zin van de artikelen 5:24 lid 3, 5:25 lid 1 en 5:26 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
5.4
Dat een afschrift van de bestuursdwangaanschrijving ook is uitgereikt aan de individuele appartementseigenaren, als rechthebbenden ex artikel 5:24 lid 3 Awb, maakt niet dat zij tevens zijn aan te merken als overtreder. Zij zijn immers afzonderlijk niet gerechtigd om gevolg te geven aan de aanschrijving. Dat in voorkomend geval individuele leden van de VVE berusten in een meerderheidsbeslissing binnen de VVE om geen gevolg te geven aan de bestuursdwangaanschrijving en dus niet proberen om via de kantonrechter de onwillige leden van de VVE tot een andersluidende beslissing te bewegen, brengt niet mee dat de individuele leden als overtreder zijn aan te merken.
5.5
Op grond van artikel 5:25 lid 1 van de Awb is de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd. Op grond van artikel 5:26 lid 1 Awb kunnen de bestuursdwangkosten door middel van een dwangbevel worden verhaald op de overtreder. De gemeente had dan ook, gelet op het voorgaande, het dwangbevel dienen uit te brengen aan de VVE. Dat [opposant] op grond van artikel 5:113 lid 5 BW als van lid van de VVE hoofdelijk aansprakelijk is voor een deel van de schuld van de VVE doet hier niet aan af. Deze civielrechtelijke hoofdelijke aansprakelijkheid maakt hem immers niet tot overtreder van een aanschrijving die niet voor hem bestemd is.
5.6
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een deugdelijke grondslag voor de dwangbevelen ontbreekt, zodat het verzet gegrond zal worden verklaard.
Hetgeen overigens door partijen naar voren is gebracht behoeft daarom geen bespreking meer.
5.7
De gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
6. De beslissing
De rechtbank,
In oppositie
verklaart het verzet gegrond;
stelt de dwangbevelen buiten effect;
veroordeelt de gemeente in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [opposant] bepaald op € 251,-- aan vast recht, € 84,31 aan verschotten en op € 2.316,-- aan salaris voor de advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren.
Uitgesproken in het openbaar.
- 336.