Hof Amsterdam, 22-04-2016, nr. 23-001339-13
ECLI:NL:GHAMS:2016:2731, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
22-04-2016
- Zaaknummer
23-001339-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2016:2731, Uitspraak, Hof Amsterdam, 22‑04‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:446, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 22‑04‑2016
Inhoudsindicatie
Hypotheekfraude. Omvang hoger beroep. Bespreking verweer omtrent de ontvankelijkheid van het OM in de vervolging. Bespreking inhoudelijke verweren.
Parketnummer: 23-001339-13
Datum uitspraak: 22 april 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 maart 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-520086-09 tegen
[verdachte 1] ,
geboren te [geboorteplaats] (voormalig Joegoslavië) op [geboortedag] 1966,
adres: [adres 1].
Omvang van het hoger beroep
De rechtbank heeft de verdachte in het vonnis waarvan beroep vrijgesproken ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde valselijk opmaken en/of vervalsen en gebruik maken van hypotheekaanvragen voor zover daarin stond vermeld dat de verdachte een bruto jaarinkomen had van € 90.000,00 die hij verdiende als [bedrijf 2] en voor het valselijk opmaken dan wel vervalsen en gebruik maken van de declaratieformulieren waarop stond vermeld dat de verdachte een geldbedrag van € 19.100,00 had betaald aan [bedrijf 4] Keukens.
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde oplichtingen waarbij de [Bank 1] zou zijn bewogen tot afgifte van twee geldbedragen, zijnde betalingen uit het bouwdepot, heeft de rechtbank de verdachte eveneens vrijgesproken.
Ook heeft de rechtbank de verdachte in het vonnis waarvan beroep vrijgesproken voor de onder 4 ten laste gelegde witwashandeling met betrekking tot een geldbedrag van € 5.273,64 dat zou zijn verkregen uit de uitbetaling van een schadevergoeding.
Deze feiten zijn cumulatief, ofwel gevoegd, in de zin van het hierna te noemen artikel, ten laste gelegd. Het hoger beroep is blijkens de akte van 14 maart 2013 door de verdachte onbeperkt ingesteld.
Artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat indien in eerste aanleg strafbare feiten gevoegd aan het oordeel van de rechtbank zijn onderworpen, de verdachte alleen hoger beroep kan instellen ter zake van de gevoegde feiten waarvan hij niet is vrijgesproken. Nu de verdachte zijn hoger beroep niet daartoe heeft beperkt, zal hij in zoverre in het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 februari 2014, 5 december 2014, 10 april 2015, 8 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Voor zover in hoger beroep nog aan de orde en gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2006 tot en met 21 april 2010 te Amsterdam en/of Rotterdam in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (onder meer) een of meerdere vals(e) of vervalst(e) hypotheekaanvra(a)g(en) en/of werkgeversverklaring(en) en/of salarisspecificatie(s) en/of declaratieformulier(en) - zijnde een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen
- valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) in strijd met de waarheid (onder meer):
- in een van die werkgeversverklaringen vermeld dat hij, verdachte, vanaf 01 oktober 2005 in loondienst was en/of werkzaam was bij [bedrijf 1] en/of een bruto jaarsalaris ontving van EUR 84.000,00 en/of een vakantietoeslag van EUR 6.720,00 en/of
- in een van die werkgeversverklaringen vermeld dat hij, verdachte, vanaf 01 januari 2007 in loondienst was en/of werkzaam was als [bedrijf 2] en/of een bruto jaarsalaris ontving van EUR 78.000,00 en/of een vakantietoeslag van EUR 6.240,00 en/of
- op die salarisspecificatie(s) vermeld dat hij, verdachte, in de maand(en) oktober 2005 en/of november 2005 en/of december 2005 een bruto maandsalaris ontving van EUR 7.000,00 en/of een netto maandsalaris van EUR 4.097,73,
- op die declaratieformulier(en) vermeld dat hij, verdachte, een geldbedrag heeft betaald van EUR 20.372,80 aan [naam] (ter voldoening van een (fictieve) factuur met notanummer 07.031),
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2006 tot en met 21 april 2010 te Amsterdam en/of Rotterdam in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of opzettelijk heeft afgeleverd en/of opzettelijk voorhanden heeft gehad een of meerdere vals(e) of vervalst(e) hypotheekaanvra(a)g(en) en/of werkgeversverklaring(en) en/of salarisspecificatie(s) en/of declaratieformulier(en) (ten behoeve van (onder meer) het verkrijgen van een hypotheekofferte en/of het doen/laten verstekken van een hypothecaire lening en/of een of meerdere betaling(en) uit het bouwdepot), zijnde (telkens) een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid of
vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid, te weten (onder meer):
- in een van die werkgeversverklaringen vermeld staat dat hij, verdachte, vanaf 01 oktober 2005 in loondienst was en/of werkzaam was als security medewerker bij [bedrijf 1] en/of een bruto jaarsalaris ontving van EUR 84.000,00 en/of een vakantietoeslag van EUR 6.720,00 en/of
- in een van die werkgeversverklaringen vermeld staat dat hij, verdachte, vanaf 01 januari 2007 in loondienst was en/of werkzaam was als [bedrijf 2] en/of een bruto jaarsalaris ontving van EUR 78.000,00 en/of een vakantietoeslag van EUR 6.240,00 en/of
- op die salarisspecificatie(s) vermeld staat dat hij, verdachte, in de maand(en) oktober 2010 en/of november 2010 en/of december 2010 een bruto maandsalaris ontving van EUR 7.000,00 en/of een netto maandsalaris van EUR 4.097,73,
- op die declaratieformulier(en) vermeld staat dat hij, verdachte, een geldbedrag heeft betaald van EUR 20.372,80 aan [naam] (ter voldoening van een (fictieve) factuur met notanummer 07.031),
bestaande dat gebruik maken hierin (onder meer) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die hypotheekaanvra(a)g(en) en/of die werkgeversverklaring(en) en/of die salarisspecificatie(s), en/of die declaratieformulier(en) heeft/hebben verstrekt of doen toekomen aan de [Bank 1](door tussenkomst van de Hypotheekdesk Woerden) teneinde
- een hypotheekofferte bij die [Bank 1] aan te vragen en/of te verkrijgen en/of
- een hypothecaire geldlening te doen/laten verstrekken door die [Bank 1] ter hoogte van een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EUR 582.325,00 en/of
- een of meerdere geldbedrag(en) uit het bouwdepot te doen/laten (uit)betalen door die [Bank 1] en/of
- een hypothecaire schuld (ten bedrage van EUR 582.325,00) te doen/laten verhogen door die [Bank 1] met een extra financiering van EUR 202.822,00, in elk geval met enig geldbedrag,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die hypotheekaanvra(a)g(en) en/of die werkgeversverklaring(en)en/of die salarisspecificatie(s)en/of die declaratieformulier(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware dit/deze geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 09 maart 2006 tot en met 07 augustus 2006te Amsterdam en/of Rotterdam en/of , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (onder meer) [Bank 1] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een hypotheekofferte, in elk geval enig goed en/of een hypothecaire geldlening van in totaal (ongeveer) EUR 582.325,00, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (onder meer):
- een valse en/of vervalste hypotheekaanvraag overlegd en/of doen overleggen, terwijl verdachte in werkelijkheid geen bruto jaarinkomen had van EUR 90.000,00 als [bedrijf 2] en/of
- een of meerdere valse en/of vervalste werkgeversverklaring(en) en/of een of meerdere valse en/of vervalste salarisspecificatie(s) op naam van verdachte overlegd en/of doen overleggen aan de [Bank 1], terwijl verdachte in werkelijkheid (onder meer) geen dienstverband had bij [bedrijf 1] en/of geen maandsalaris van EUR 7.000,00 bruto en/of jaarsalaris van EUR 84.000,00 ontving en/of
- te hoge prognosecijfers afgegeven in vergelijking tot later ingediende aangifte inkomstenbelasting,
waardoor de [Bank 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 7 januari 2008 (datum aanvraag hypotheek) tot en met 21 november 2008 (datum aangifte) te Amsterdam en/of te Rotterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [Bank 1] te bewegen tot de afgifte van een extra financiering van EUR 202.822,00 ter verhoging van de hypothecaire schuld van verdachte, in elk geval van enig geldbedrag en/of goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (onder meer) een valse en/of vervalste hypotheekaanvraag en/of een valse en/of vervalste werkgeversverklaring op naam van verdachte overlegd en/of doen overleggen aan de [Bank 1], terwijl hij, verdachte, in werkelijkheid (onder meer) geen bruto jaarinkomen ontving van EUR 90.000,00 als [bedrijf 2] en/of geen dienstverband had bij [bedrijf 2] en/of geen jaarsalaris van EUR 84.000,00 ontving bij [bedrijf 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 07 augustus 2006 tot en met 21 april 2010 te Amsterdam en/of Rotterdam in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een of meerdere goed(eren) en/of geldbedrag(en), te weten
- het voortdurend recht van erfpacht op het appartementsrecht - na gereedkomen van de bouw - rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de woning gelegen op de begane grond, eerste en tweede verdieping van het gebouw, plaatselijk nog niet nader aangeduid en rechtgevende op het uitsluitend gebruik van een parkeerbox gelegen te Amsterdam, plaatselijk niet nader aangeduid, kadastraal bekend gemeente Amsterdam, sectie M, complexaanduiding 7058-A, appartementsindex 120 en/of 404 met als latere aanduiding “[adres 2]” en/of
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EUR 252.675,00, in elk geval enig geldbedrag, zijnde de winst uit de verkoop van het appartement gelegen aan het [adres 2] te Amsterdam en/of
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EUR 20.372,80 en/of in totaal (ongeveer) EUR 19.100,00, in elk geval enig geldbedrag, zijnde een of meerdere betaling(en) uit het bouwdepot ter voldoening van een of meerdere (fictieve) factu(u)r(en),
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven woning en/of geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Bespreking verweer omtrent de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het in eerste aanleg gevoerde verweer ten aanzien van de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging gehandhaafd en herhaald. Kort samengevat houdt het verweer in dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte, wegens een opeenstapeling van ernstige vormverzuimen en onzorgvuldig handelen door het Openbaar Ministerie, waardoor doelbewust of in elk geval met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Die verzuimen zouden zijn gelegen in de overschrijding van de redelijke termijn, het door het Openbaar Ministerie onzorgvuldig handelen ten aanzien van het beslag en de overdreven en onrechtmatige inzet van Bob-methoden, waardoor de privacy van de verdachte is geschonden.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat naar vaste jurisprudentie alleen in zeer uitzonderlijke gevallen plaats is voor de sanctie van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wegens in het vooronderzoek begane vormverzuimen.
Niet is gebleken dat het Openbaar Ministerie onzorgvuldig of onrechtmatig heeft opgetreden in het voorbereidend onderzoek, zodat er van onherstelbare vormverzuimen in dat onderzoek geen sprake is.
Weliswaar is grondig en uitvoerig opsporingswerk verricht, maar dit is in volledige openheid geverbaliseerd. Dat de verdachte door het opsporingsonderzoek tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zelf ook voorwerp van intensief onderzoek is geweest, maakt nog niet dat het Openbaar Ministerie zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan. De schending van de redelijke termijn zal door het hof eventueel worden betrokken verdisconteerd in de strafmaat.
Bespreking inhoudelijke verweren
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten – voor zover nog relevant kort samengevat – het verweer gevoerd dat er tussen de verdachte en onderscheidenlijk [bedrijf 1] en [bedrijf 2] wel degelijk dienstverbanden hebben bestaan en dat het feit dat de verdachte niet of alleen contant betaald heeft gekregen hieraan niet afdoet. Dit betekent dat er van valsheid geen sprake is. Bovendien vertrouwde de verdachte op de eerdere succesvolle samenwerkingsverbanden met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], waardoor het opzet bij de verdachte ontbreekt.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt als volgt.
Het hof volgt de uitvoerig gemotiveerde beslissing van de rechtbank op dit punt. Niet is gebleken van daadwerkelijke dienstverbanden van de verdachte bij [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] in de in de tenlastegelegde periode, noch dat de verdachte ooit inkomsten uit deze gestelde dienstverbanden heeft verkregen. De verklaringen van de verdachte over die dienstverbanden zijn vaag gebleven. Voorts is onduidelijk gebleven waaruit zijn werkzaamheden precies hebben bestaan, hoeveel tijd hij daaraan daadwerkelijk heeft besteed en hoelang de dienstverbanden uiteindelijk zouden hebben geduurd.
Het ontbreken van enig salaris heeft de verdachte erkend met betrekking tot zijn gestelde dienstverband bij [bedrijf 1] Desalniettemin heeft de verdachte een drietal salarisspecificaties overgelegd bij de hypotheekaanvraag, waaruit de betaling van salaris zou moeten blijken. Die specificaties waren in strijd met de waarheid, reeds vanwege het feit dat hij geen enkel salaris ontving dan wel had ontvangen uit zijn gestelde dienstbetrekking bij [bedrijf 1] Bovendien is gebleken dat [bedrijf 1] op 2 december 2002 in staat van faillissement is verklaard en dat de vennootschap over de periode 2005 tot oktober 2009 geen aangiften vennootschaps- of loonbelasting heeft ingediend.
Uit de bewijsmiddelen blijken malversaties bij de totstandkoming van de documenten. Ten aanzien van [bedrijf 2] gaat het dan om de bewoordingen in de e-mailberichten en het aangetroffen fulltime arbeidscontract van de verdachte bij [bedrijf 3], dat zich niet zonder meer met het dienstverband bij [bedrijf 2] laat verenigen. Ook het vertrouwen dat de verdachte stelt te hebben mogen ontlenen aan zijn eerdere samenwerkingsverbanden met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is niet aannemelijk geworden. Bovendien zou dat vertrouwen na de gang van zaken met [bedrijf 1] (in ieder geval) niet (meer) gerechtvaardigd zijn geweest bij het aangaan van zijn gestelde dienstverband met [bedrijf 2], hetgeen wordt bevestigd door de afwezigheid van enig document van een betaling aan hem uit dit zogenaamde dienstverband. Dat de verdachte zonder onderbouwing heeft gesteld dat hij (enkel) twee contante betalingen heeft ontvangen van [bedrijf 2] doet hieraan niet af.
Het hof komt derhalve tot de conclusie dat er geen dienstverbanden hebben bestaan tussen de verdachte en [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en dat de opgemaakte en gebruikte geschriften vals zijn (geweest).
Ten aanzien van het medeplegen van het valselijk opmaken van de geschriften overweegt het hof nog het volgende. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte deze documenten zelf valselijk heeft opgemaakt, maar wel dat hij daar belang bij heeft gehad (de verkrijging van een hypothecaire lening) en dat hij, in geval van [bedrijf 2], op eigen initiatief om een loonstrook en een werkgeversverklaring heeft verzocht en in ieder geval de werkgeversverklaring heeft gekregen. Het hof acht het aannemelijk dat de gang van zaken rondom het gestelde dienstverband met [bedrijf 1] op eenzelfde wijze is tot stand is gekomen en wordt hierin gesterkt doordat bij de totstandkoming van beide werkgeversverklaringen dezelfde personen betrokken zijn geweest. Hiermee is verdachtes rol bij de totstandkoming van het valselijk opmaken van de documenten zo essentieel geweest dat er, ook zonder dat hij een feitelijke uitvoeringshandeling bij het fabriceren van de geschriften heeft verricht, sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de persoon die de documenten valselijk heeft opgemaakt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode vanaf 1 januari 2006 tot en met 1 februari 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens een valse werkgeversverklaring en salarisspecificatie – zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededader(s) telkens in strijd met de waarheid:
- in een werkgeversverklaring vermeld dat hij, verdachte, vanaf 1 oktober 2005 in loondienst was bij [bedrijf 1] en een bruto jaarsalaris ontving van EUR 84.000,00 en een vakantietoeslag van EUR 6.720,00 en
- in een werkgeversverklaring vermeld dat hij, verdachte, vanaf 1 januari 2007 in loondienst was als [bedrijf 2] en een bruto jaarsalaris ontving van EUR 78.000,00 en een vakantietoeslag van EUR 6.240,00 en
- op die salarisspecificatie vermeld dat hij, verdachte, in de maanden oktober 2005 en november 2005 en december 2005 een bruto maandsalaris ontving van EUR 7.000,00 en een netto maandsalaris van EUR 4.097,73,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken,
en
hij in de periode vanaf 1 januari 2006 tot en met 1 februari 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse werkgeversverklaringen en salarisspecificaties, ten behoeve van het verkrijgen van een hypothecaire lening en een betaling uit het bouwdepot, zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware zij echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat in strijd met de waarheid:
- in een werkgeversverklaring vermeld staat dat hij, verdachte, vanaf 1 oktober 2005 in loondienst was als security medewerker bij [bedrijf 1] en een bruto jaarsalaris ontving van EUR 84.000,00 en een vakantietoeslag van EUR 6.720,00 en
- in een werkgeversverklaring vermeld staat dat hij, verdachte, vanaf 1 januari 2007 in loondienst was als [bedrijf 2] en een bruto jaarsalaris ontving van EUR 78.000,00 en een vakantietoeslag van EUR 6.240,00 en
- op die salarisspecificatie(s) vermeld staat dat hij, verdachte, in de maand(en) oktober 2005 en november 2005 en december 2005 een bruto maandsalaris ontving van EUR 7.000,00 en een netto maandsalaris van EUR 4.097,73,
bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, die werkgeversverklaringen en die salarisspecificaties heeft verstrekt of doen toekomen aan de [Bank 1] teneinde
- een hypotheekofferte bij die [Bank 1] aan te vragen en te verkrijgen en
- een hypothecaire geldlening te doen verstrekken door die [Bank 1] van EUR 582.325,00 en
- een geldbedrag uit het bouwdepot te doen uitbetalen door die [Bank 1] en
- een hypothecaire schuld van EUR 582.325,00 te doen verhogen door die [Bank 1] met een extra financiering van EUR 202.822,00,
terwijl hij, verdachte, telkens wist dat die werkgeversverklaringen en die salarisspecificaties bestemd waren tot gebruik als ware deze geschriften echt en onvervalst;
2.
hij in de periode vanaf 9 maart 2006 tot en met 7 augustus 2006 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door listige kunstgrepen de [Bank 1] heeft bewogen tot de afgifte van een hypothecaire geldlening van EUR 582.325,00, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- valse werkgeversverklaringen en valse salarisspecificaties op naam van verdachte overgelegd of doen overleggen aan de [Bank 1], terwijl verdachte in werkelijkheid geen dienstverband had bij [bedrijf 1] en geen maandsalaris van EUR 7.000,00 bruto en jaarsalaris van EUR 84.000,00 ontving,
waardoor de [Bank 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij op 7 januari 2008 (datum aanvraag hypotheek) te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk zich wederrechtelijk te bevoordelen, door een listige kunstgreep [Bank 1] te bewegen tot de afgifte van een extra financiering van EUR 202.822,00 ter verhoging van de hypothecaire schuld van verdachte, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid een valse werkgeversverklaring op naam van verdachte overgelegd of doen overleggen aan de [Bank 1], terwijl hij, verdachte, in werkelijkheid geen dienstverband had bij [bedrijf 2] en geen jaarsalaris van EUR 84.000,00 ontving bij [bedrijf 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in de periode vanaf 7 augustus 2006 tot en met 21 april 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, telkens een goed of geldbedrag, te weten
- het voortdurend recht van erfpacht op het appartementsrecht – na gereedkomen van de bouw – rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de woning gelegen op de begane grond, eerste en tweede verdieping van het gebouw, plaatselijk nog niet nader aangeduid en rechtgevende op het uitsluitend gebruik van een parkeerbox gelegen te Amsterdam, plaatselijk niet nader aangeduid, kadastraal bekend gemeente Amsterdam, sectie M, complexaanduiding 7058-A, appartementsindex 120 en/of 404 met als latere aanduiding “[adres 2]” en
- een geldbedrag van EUR 252.675,00, zijnde de winst uit de verkoop van het appartement gelegen aan het [adres 2] te Amsterdam,
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, zulks terwijl hij, verdachte, telkens wist dat bovenomschreven woning en geldbedrag – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd,
en
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
oplichting.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
poging tot oplichting.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
witwassen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren en de verbeurdverklaring van de vordering op de [Bank 2] ter waarde van € 91.678,47.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde en met inachtneming van het tijdsverloop zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren alsook de verbeurdverklaring van voornoemde vordering.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft valse werkgeversverklaringen, valse loonstrookjes en een vals declaratieformulier, voor een deel in samenwerking met anderen doen opmaken en vervolgens heeft hij deze documenten gebruikt bij het aanvragen van een hypothecaire lening. Hierdoor heeft hij een bank in de waan gebracht dat hij een regulier inkomen uit dienstbetrekking verkreeg, op grond waarvan de bank hem een hypothecaire geldlening van meer dan een half miljoen euro en betalingen uit een bouwdepot heeft verstrekt. De verdachte heeft de bank dan ook tot die bedragen opgelicht. Twee jaren later heeft verdachte op dezelfde wijze de bank trachten te bewegen tot een verhoging van dat hypotheekbedrag met nog eens een bedrag van ruim tweehonderdduizend euro. Hierna heeft de verdachte het uit misdrijf verkregen appartement verkocht en omgezet in een geldbedrag.
In het voordeel van de verdachte weegt mee dat als gevolg van de feiten op zich uiteindelijk geen schade is ontstaan voor de hypotheeknemer. Ook zal het hof rekening houden met de wijze waarop de verdachte door de strafzaak is getroffen in de voortzetting (van de uitvoering) van zijn beveiligingswerkzaamheden.
Het hof acht daarom in beginsel de straf, gevorderd door de advocaat-generaal, passend en geboden, maar zal, mede gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk opleggen en daarnaast een taakstraf van na te melden duur opleggen.
Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp behoort aan de verdachte toe. Het zal worden verbeurdverklaard aangezien het geheel of grotendeels door middel van het onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is verkregen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het bestreden vonnis weergegeven beslissingen tot vrijspraak van:
- het onder 1 ten laste gelegde valselijk opmaken en/of vervalsen en gebruik maken van hypotheekaanvragen voor zover daarin stond vermeld dat de verdachte een bruto jaarinkomen had van € 90.000,00 die hij verdiende als [bedrijf 2] en voor het valselijk opmaken dan wel vervalsen en gebruik maken van de declaratieformulieren waarop stond vermeld dat de verdachte een geldbedrag van € 19.100,00 had betaald aan [bedrijf 4] Keukens;
- de onder 2 ten laste gelegde oplichtingen waarbij de [Bank 1] zou zijn bewogen tot afgifte van twee geldbedragen, zijnde betalingen uit het bouwdepot;
- de onder 4 ten laste gelegde witwashandeling met betrekking tot een geldbedrag van € 5.273,64 dat zou zijn verkregen uit de uitbetaling van een schadevergoeding.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een vordering op [Bank 2] voor bankrekening [nummer] ter waarde van € 91.678,47.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. P.C. Römer en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 april 2016.
[......]
.