Rb. Amsterdam, 22-11-2016, nr. 5256125 EA VERZ 16-885 en 5297030 EA VERZ 16-961
ECLI:NL:RBAMS:2016:7734
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
22-11-2016
- Zaaknummer
5256125 EA VERZ 16-885 en 5297030 EA VERZ 16-961
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2016:7734, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 22‑11‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2016/3491
AR-Updates.nl 2016-1347
VAAN-AR-Updates.nl 2016-1347
Uitspraak 22‑11‑2016
Inhoudsindicatie
Ontbindingsverzoek afgewezen; reorganisatie; uitwisselbaarheid functies.
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht – team kanton
Clusternummer: C 104335
zaaknummers: 5256125 EA VERZ 16-885 en 5297030 EA VERZ 16-961beschikking van: 22 november 2016
481
Beschikking van de kantonrechter ex artikel 7:671b BW
I n z a k e
de besloten vennootschap CBRE GWS Integrated Facility Management BV.
gevestigd te Amsterdam
verzoekster, nader te noemen: CBRE
gemachtigde: mr. S.C. Kuit
t e g e n
[naam verweerder]
wonende te [woonplaats]
verweerder, nader te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. R.J. van Velzen
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
CBRE heeft op 22 juli 2016 een verzoek ingediend dat strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend, waarin ook (voorwaardelijke) tegenverzoeken worden gedaan.
Het verzoek is ter terechtzitting behandeld op 22 augustus 2016. CBRE is verschenen bij [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] , bijgestaan door mr. Bouiga als gemachtigde. [verweerder] is in persoon verschenen met de gemachtigde. De gemachtigden van partijen hebben het woord gevoerd, mr. Bouiga aan de hand van pleitaantekeningen. Partijen hebben ter zitting vragen van de kantonrechter beantwoord.
De kantonrechter heeft partijen in overweging gegeven de kwestie in der minne te regelen, en de mogelijkheid te onderzoeken of er bij CBRE een passende functie voor [verweerder] te vinden is.
Partijen zijn meerdere keren bijeengekomen om deze mogelijkheid te onderzoeken.
De gemachtigden van partijen hebben de kantonrechter laten weten dat een regeling in der minne niet tot stand is gekomen en hebben verzocht een voortzetting van de mondelinge behandeling te bepalen. Deze heeft plaatsgevonden op 10 november 2016. CBRE is verschenen bij [naam 1] en [naam 2] , bijgestaan door mr. Bouiga als gemachtigde. [verweerder] is in persoon verschenen met de gemachtigde. Beide partijen hebben nadere stukken in het geding gebracht. [verweerder] heeft dit gedaan bij akte, waarbij hij tevens de tegenverzoeken heeft vermeerderd.
Beschikking is bepaald op heden.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
1. De feiten:
1.1
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] , is sedert 15 oktober 2012 in dienst van CBRE als Senior Technical Coördinator Werktuigbouw (WTB). Het salaris bedraagt € 3.748,48 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
1.2
De beschrijving van de functie is vermeld in het document “Senior Technical Coördinator”, gedateerd december 2012. Het gaat om een functie in schaal 54.
1.3
CBRE heeft een facility service-overeenkomst met Shell, op basis waarvan zij technische onderhoudstaken verzorgt op de locaties Amsterdam, Den Haag, Rijswijk en Assen.
1.4
In de onder 1.1 genoemde functie verzorgt [verweerder] technische onderhoudstaken ten behoeve van de Amsterdamse vestiging van Shell.
1.5
Shell heeft in begin 2016 een reorganisatie aangekondigd, op basis waarvan zij werk dat zij tot nu toe uitbesteedde, zelf wil gaan doen.
1.6
Dit betekent een reductie van de werkzaamheden van CBRE voor Shell, waarbij een kostenbesparing van € 1,5 miljoen door CBRE wordt doorgevoerd, welke in de visie van CBRE alleen kan worden gerealiseerd met gedwongen ontslagen. In de onder 1.3 genoemde locaties zijn er 15 posities vervallen, waarvan 3 op de locatie Amsterdam.
1.7
CBRE heeft voor [verweerder] op basis van bedrijfseconomische gronden een ontslagvergunning gevraagd.
1.8
Bij beslissing van 25 mei 2016 heeft het UWV de gevraagde vergunning geweigerd. Daarbij heeft het UWV het volgende overwogen:
“Als reden voor de ontslagaanvraag geeft u dat uw klant Shell door teruglopende resultaten genoodzaakt is haar bedrijfsstrategie te herzien en een aantal besparingen door te voeren. Hiermee vermindert volgens u het aantal diensten dat Shell bij u afneemt. De doorvoering van de kostenbesparing door Shell leidt bovendien naar uw zeggen tot interne kostenbesparingen/reorganisatie binnen uw onderneming waarbij de arbeidsplaats van werknemer komt te vervallen.
Wij zijn van mening dat u onvoldoende heeft onderbouwd dat u door een contractaanpassing van Shell genoodzaakt dient organisatorische veranderingen door te voeren en dat daarmee een arbeidsplaats dient te vervallen.”
1.9
CBRE heeft in het geding gebracht een addendum op de onder 1.3 genoemde facility overeenkomst, ondertekend door CBRE en Shell, gedateerd 12 februari 2016, waaruit blijkt dat ingaande 1 januari 2016 aanmerkelijke kostenbesparingen moeten worden doorgevoerd.
1.10
Op 15 mei 2015 heeft [verweerder] zich ziek gemeld.
1.11
Bij e-mail van 2 november 2015 heeft [verweerder] zich ingaande 9 november 2015 hersteld gemeld.
Verzoek CBRE en verweer, tegenverzoeken [verweerder]
2. CBRE verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7: 671b lid 1 onderdeel a BW. CBRE stelt dat daarvoor een redelijke grond aanwezig is, als bedoeld in artikel 7: 669 lid 3 BW, waarbij herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn niet tot de mogelijkheden behoort of in de rede ligt.
3. CBRE heeft haar verzoek onderbouwd door er op te wijzen dat sprake is vanbedrijfseconomische omstandigheden op gerond waarvan de functie van [verweerder] is komen te vervallen (de zogenaamde a-grond).
4. Volgens CBRE blijkt uit het onder 1.9 bedoelde addendum en de door haar daarbij gegeven toelichting dat CBRE, door het gegeven dat Shell (na een halvering van haar winst in 2015) heeft besloten met ingang van januari 2016 een aantal van de voorheen aan CBRE uitbesteedde taken zelf te gaan doen, genoodzaakt is om op haar beurt ook een kostenreductie te realiseren. In het nieuwe plan heeft Shell de operationele en strategische taken van onder andere de Senior Technical Coördinator WTB laten vervallen en ondergebracht in haar eigen organisatie. De rol van [verweerder] , die de betreffende functie uitoefende, kent een hoofdzakelijk strategische verantwoordelijkheid, welke rol in het nieuwe Shellmodel is komen te vervallen en doorvertaling van de opgelegde kostenbesparing betekent dat CBRE de kosten voor deze rol niet langer betaald krijgt.
5. CBRE erkent dat er voor het account Shell Amsterdam nog twee andere Senior Technical Coördinator-functies bestaan, doch deze zijn, aldus CBRE niet onderling uitwisselbaar met de functie van [verweerder] . Het betreft de functies Senior Technical Coördinator E (Elektrisch) en Senior Technical Coördinator M&R (Meet- en Regeltechniek. Voor deze twee functies is dusdanig specialistische kennis op het gebied van elektro- respectievelijk meet en regeltechniek vereist, dat het zonder deze specialistischte kennis niet mogelijk is deze functies uit te voeren. Over de bedoelde specialistische kennis beschikt [verweerder] niet, noch kan hij die kennis op korte termijn verkrijgen. Evenmin beschikt [verweerder] over de voor deze functies noodzakelijke diploma’s.
6. Herplaatsing is niet mogelijk gebleken, ondanks alle inspanningen die daartoe van de kant van CBRE zijn gedaan, ook nog na de eerste mondelinge behandeling. Aan CBRE heeft het niet gelegen. Als voorbeeld mag dienen de (volgens CBRE uitstekend passende) functie van Project Planner te Amsterdam, die [verweerder] van de hand heeft gewezen, omdat hij niet bereid was om twee keer per week (naar Eindhoven en Oss) te reizen. Voorts heeft [verweerder] de functie van Technician, nota bene bij Shell Amsterdam, niet willen aanvaarden.
7. [verweerder] betwist de door CBRE gestelde grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Hij meent dat de arbeidsovereenkomst niet ontbonden moet worden, waarbij hij wijst op het bestaande opzegverbod, te weten ziekte. [verweerder] heeft nog steeds beperkingen aan zijn rechterhand.
8. CBRE meent blijkbaar te kunnen volstaan met het presenteren van dezelfde stellingen ten aanzien van de bedrijfseconomische noodzaak van het vervallen van de functie van [verweerder] . Terecht heeft het UWV hier door heen geprikt en de gevraagd ontslagvergunning afgewezen.
9. Voorts meent [verweerder] dat CBRE het afspiegelingsbeginsel onjuist heeft toegepast, ten aanzien van de beide Senior Technisch Coördinatoren. Deze zijn zonder meer uitwisselbaar met de functie van [verweerder] , hetgeen alleen al blijkt uit het feit dat de drie functies één en dezelfde functiebeschrijving hebben.
10. Voor zover de kantonrechter deze visie niet zou delen meent [verweerder] dat er passende herplaatsingsmogelijkheden zijn.
11. Als voorbeelden kan [verweerder] noemen de functies van Senior Facility Coördinator, Technisch Manager en Senior Technical Supervisor E. CBRE rekent [verweerder] ten onrechte af op het ontbreken van een Hbo-diploma. Het ontbreken daarvan wordt ruimschoots gecompenseerd door zijn (technische) kennis en ervaring. Een beetje flauw vindt [verweerder] het dat hem (zie onder 6) wordt verweten niet te willen reizen voor de betreffende functie. Hoe dan ook wil CBRE hem niet tot die functie toelaten, omdat [verweerder] geen projectervaring zou hebben (hetgeen overigens geheel onjuist is), terwijl er andere functies voorhanden zijn, die veel passender zijn. De functie van Technician is voor [verweerder] niet uitvoerbaar, gelet op de beperkingen aan zijn hand.
12. Gelet op hetgeen onder 7 en 8 is aangevoerd verzoekt [verweerder] tewerkstelling in zijn eigen functie en mededeling daarvan aan al zijn collega’s, binnen een week na betekening van de te wijzen beschikking, op straffe van een dwangsom. Subsidiair verzoekt [verweerder] het ontbindingsverzoek slechts toe te wijzen met inachtneming van de opzegtermijn, met toekenning van de transitievergoeding ad € 5.414,30, de kosten van verweer, te stellen op € 13.496,78 inclusief btw, minus het aan proceskosten aan [verweerder] toegewezen bedrag, met veroordeling van CBRE in de kosten van de procedure.
13. De nader door partijen naar voren gebrachte stellingen zullen, voor zover van belang, hierna worden besproken en beoordeeld.
Beoordeling
opzegverbod ?
14. De kantonrechter stelt vast dat geen sprake is van een opzegverbod in de zin van artikel 7:670 BW. [verweerder] is weliswaar vanaf 15 mei 2015 (deels) arbeidsongeschikt geweest, doch hij heeft zich per 9 november 2015 volledig hersteld gemeld. Eventuele thans nog aan de orde beperkingen, zoals benoemd door [verweerder] , staan dan ook niet aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg.
reorganisatie
15. Anders dan het UWV en [verweerder] is de kantonrechter van oordeel dat de reorganisatie bij Shell voor CBRE een geldige reden vormt om ook op haar beurt een reorganisatie door te voeren ter besparing van kosten, en dat dit redelijkerwijs kan leiden tot het verval van arbeidsplaatsen. De noodzaak van een aanmerkelijke kostenbesparing heeft CBRE afdoende onderbouwd, waarbij van belang is dat als uitgangspunt heeft te gelden dat het een onderneming in hoge mate vrijstaat om te bepalen op welke wijze zij haar organisatie wil inrichten.
uitwisselbaarheid functies ?
16. Aan een beoordeling van de uitwisselbaarheid van de functie van [verweerder] ten opzichte van de beide andere Senior Technical Coördinator posities is het UWV niet toegekomen. De kantonrechter overweegt op dit punt het volgende.
16. Een functie is uitwisselbaar met een andere functie indien de functies vergelijkbaar zijn voor zover het betreft de inhoud van de functie, de voor de functie vereiste kennis, vaardigheden en competenties, waarbij het niveau van de functie en de daarbij behorende beloning gelijkwaardig zijn.
16. Tussen partijen staat vast dat het niveau van de functies en de beloning ervan gelijkwaardig zijn. Geoordeeld wordt voorts dat de functie van [verweerder] uitwisselbaar is met de andere twee senior technisch coördinatoren op de locatie Shell (te weten de functie van Senior Technical Coördinator E (Elektrisch) en Senior Technical Coördinator M&R (meet- en regeltechniek)). CBRE heeft niet kunnen weerspreken dat de Coördinatoren bij Shell verantwoordelijk zijn voor het technisch en financieel aansturen van de uitvoerende specialisten die hen ter beschikking staan. De aanwezigheid van deze vakkennis op gespecialiseerd niveau bij de leidinggevende is hierbij niet noodzakelijk, nu deze in voldoende mate bij deze uitvoerenden aanwezig is. Dat betekent dat de mogelijke afwezigheid van gespecialiseerde kennis of vaardigheden op het gebied “elektrisch” of “meet- en regeltechniek” bij [verweerder] , niet kan leiden tot de conclusie dat de drie functies van de Senior Technisch Coördinatoren niet onderling uitwisselbaar zouden zijn. Voor zover zou moeten worden aangenomen dat [verweerder] op onderdelen van de functies noodzakelijke technische kennis mist, moet er van worden uitgegaan dat hij in staat en bereid is zich deze kennis binnen afzienbare tijd eigen te maken. Voor het oordeel dat de drie functies uitwisselbaar zijn is mede van belang de omstandigheid dat voor alle drie exact dezelfde functiebeschrijving geldt (zie onder 1.2).
tewerkstelling/ontbinding ?
19. CBRE heeft erkend dat, in het geval wordt uitgegaan van uitwisselbaarheid van de drie functie, [verweerder] niet degene is die voor ontslag in aanmerking komt. Dat betekent dat CBRE [verweerder] zal moeten toelaten tot het werk. Geoordeeld wordt dat [verweerder] aanspraak kan maken op tewerkstelling in één van de drie functies van Senior Technical Coördinator, en niet per sé op tewerkstelling in zijn eigen functie. CBRE heeft immers aangevoerd dat de reorganisatie bij Shell ertoe leidt dat CBRE één van de drie Senior Technical Coördinator posities niet meer betaald krijgt. Het wordt onder die omstandigheden redelijk geacht dat CBRE de keus heeft in welke van de drie functies zij [verweerder] laat hervatten. Daarom zal het verzoek tot tewerkstelling worden toegewezen, zoals hierna te bepalen.
19. Uit al het bovenstaande volgt dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet wordt afgewezen.
proceskosten
21. Bij dit resultaat dient CBRE in de kosten te worden veroordeeld. Gelet op de onderlinge samenhang van de verzoeken, zullen deze kosten aangaande het tegenverzoek worden bepaald op nihil. De kantonrechter ziet geen aanleiding om, naast de toe te wijzen kostenveroordeling, de kosten van verweer toe te wijzen, zoals door [verweerder] verzocht.
BESLISSING
De kantonrechter:
Op het verzoek van CRBE (EA 16-885)
wijst het verzoek af;
veroordeelt CBRE tot betaling aan [verweerder] van de kosten van de procedure, tot op heden begroot op € 545,-, voor zover van toepassing inclusief btw;
veroordeelt CBRE tot betaling van een bedrag van € 50,- aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,- onder de voorwaarde dat betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden en CBRE niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan de beschikking heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
Op de verzoeken van [verweerder] (EA 16-961)
veroordeelt CBRE om [verweerder] binnen zeven dagen na betekening van deze beschikking toe te laten tot hetzij zijn eigen functie van Senior Technical Coördinator Werktuigbouw (WTB), hetzij de functie van Senior Technical Coördinator E (Elektrisch), hetzij de functie van Senior Technical Coördinator M&R (Meet-en Regeltechniek), met mededeling daarvan aan alle collega’s, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag voor elke dag of gedeelte daarvan dat CBRE [verweerder] niet in één van deze functies tewerkstelt, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 100.000,- ;
veroordeelt CBRE in de kosten van de procedure aan de zijde van [verweerder] , tot op heden begroot op nihil;
wijst het meer of anders verzochte af;
Op beide verzoeken
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven door mr. T.M.A. van Löben Sels, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2016 in aanwezigheid van de griffier.
De griffier | De kantonrechter |