Einde inhoudsopgave
Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 24-11-2018. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
08-11-2018, Stb. 2018, 430 (uitgifte: 23-11-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
24-11-2018, terugwerkend tot: 01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-11-2018, Stb. 2018, 430 (uitgifte: 23-11-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Medezeggenschapsrecht
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De uitkering bedraagt gedurende 60 maanden 80% van de bezoldiging vermeerderd met zoveel — doch ten hoogste tien — malen 0,5% van die bezoldiging als het totaal aantal volle voor pensioen geldige dienstjaren, die medetellen voor de pensioenberekening krachtens het pensioenreglement, op de dag van ingang van het ontslag meer dan dertig bedraagt en vervolgens 70% van die bezoldiging. Het bedrag van de uitkering daalt echter niet beneden het bedrag van het pensioen, waarop de betrokkene recht zou hebben, indien hij uit de betrekking waaruit hij met recht op uitkering is ontslagen, op de dag van ontslag zou zijn gepensioneerd.
2.
Onder diensttijd bedoeld in het eerste lid wordt verstaan, voor zover gelegen vóór 1 januari 1996:
de tijd zoals die voor de betrokkene per 31 december 1995 meetelt voor de pensioenberekening, bedoeld in de Algemene burgerlijke pensioenwet;
voor zover gelegen op of na 1 januari 1996:
de tijd gedurende welke betrokkene overheidswerknemer is in de zin van de Wet privatisering ABP.
3.
Bij de berekening van het bedrag van het pensioen, bedoeld in het eerste lid, wordt mede in aanmerking genomen de diensttijd, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van het pensioenreglement die de betrokkene bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd zal kunnen aanwijzen.
4.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt de eventuele diensttijd, bedoeld in artikel D 1, tweede lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet zoals deze luidde op 31 december 1995, mede in aanmerking genomen. Het verzoek als bedoeld in artikel D 2 van genoemde wet wordt daarbij geacht te zijn gedaan.
5.
Wanneer aan de betrokkene na de dag van ingang van het ontslag ter zake waarvan de uitkering is toegekend, een overheidspensioen, anders dan ten laste van de Stichting Pensioenfonds ABP, wordt toegekend, vindt zo nodig herberekening plaats zowel van het bedrag der uitkering als van het bedrag van het pensioen, genoemd in het eerste lid, met ingang van de dag waarop eerstbedoeld pensioen is ingegaan.