NJ 1915, p. 680
Verzoek tot faillietverklaring. Opeischbaarheid en hoegrootheid der vordering des verzoekers. Beurswet 1914 en Beurs-voorschriften 1914. Leening met effecten-onderpand.
HR 25-06-1915, ECLI:NL:HR:1915:199
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25 juni 1915
- Magistraten
Voorzitter: Jhr. Mr. W. H. de Savornin Lohman. Raden: Mrs. S. Gratama, B. C. J. Doder, J. A. A. Bosch en A. P. L. Nelissen.
- Zaaknummer
[25061915/NJ_1915,_p._680]
- Conclusie
Mr. Noyon
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS98112:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1915:199, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑06‑1915
- Wetingang
Essentie
Verzoek tot faillietverklaring. Opeischbaarheid en hoegrootheid der vordering des verzoekers. Beurswet 1914 en Beurs-voorschriften 1914. Leening met effecten-onderpand.
Samenvatting
Art. 6 F.W. eischt niet, dat. de vordering des verzoekers tot faillietverklaring is opeischbaar, noch dat de hoegrootheid der vordering is vastgesteld.
Uit hetgeen feitelijk vaststaat kon het Hof terecht afleiden zoowel het bestaan van het vorderingsrecht als dat requestrante tol cassatie verkeert in den toestand dat zij heeft opgehouden te betalen.
De Beurswet 1914 heeft, de artt. 1, 6 en 8 F. W. niet ingetrokken, gewijzigd of tijdelijk buiten werking gesteld.
De vraag, of de aangehaalde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.