Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/1058 inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds
Artikel 7 Zaken die buiten het toepassingsgebied van het EFRO en het Cohesiefonds worden gelaten
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Bronpublicatie:
24-06-2021, PbEU 2021, L 231 (uitgifte: 30-06-2021, regelingnummer: 2021/1058)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2021, PbEU 2021, L 231 (uitgifte: 30-06-2021, regelingnummer: 2021/1058)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
Milieurecht / Algemeen
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
1.
Uit het EFRO en het Cohesiefonds wordt geen steun verstrekt voor:
- a)
de ontmanteling of de bouw van kerncentrales;
- b)
investeringen voor het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen als gevolg van activiteiten die vallen onder bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG;
- c)
de productie, verwerking en afzet van tabak en tabaksproducten;
- d)
een onderneming in moeilijkheden als omschreven in artikel 2, punt 18, van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie, tenzij dit is toegestaan op grond van regels voor de-minimissteun of voor tijdelijke staatssteun die zijn vastgesteld om in te spelen op uitzonderlijke omstandigheden;
- e)
investeringen in luchthaveninfrastructuur, uitgezonderd in ultraperifere gebieden of bestaande regionale luchthavens als omschreven in artikel 2, punt 153, van Verordening (EU) nr. 651/2014, in elk van de volgende gevallen:
- i)
maatregelen ter beperking van de milieueffecten, of
- ii)
de uit ATM-onderzoeksproject voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim voortkomende systemen voor beveiliging-, veiligheid en luchtverkeersbeheer;
- f)
investeringen in het verwijderen van afval op stortplaatsen, behalve;
- i)
in de ultraperifere gebieden uitsluitend in afdoende gemotiveerde gevallen, of
- ii)
investeringen in de ontmanteling, de herontwikkeling of het veilig maken van bestaande stortplaatsen, mits deze investeringen de capaciteit ervan niet vergroten;
- g)
investeringen die de capaciteit van installaties voor de verwerking van restafval vergroten, behalve:
- i)
in de ultraperifere gebieden uitsluitend in afdoende gemotiveerde gevallen;
- ii)
investeringen in technologieën voor de terugwinning van materialen uit restafval met het oog op de circulaire economie;
- h)
investeringen in verband met productie, verwerking, vervoer, distributie, opslag of verbranding van fossiele brandstoffen, behalve:
- i)
voor de vervanging van met vaste fossiele brandstoffen, namelijk steenkool, turf, bruinkool of olieschalie, gestookte verwarmingssystemen door gasgestookte verwarmingssystemen met als doel:
- —
het verbeteren van de status van systemen voor stadsverwarming en -koeling tot ‘efficiënte stadsverwarming en -koeling’ als gedefinieerd in artikel 2, punt 41, van Richtlijn 2012/27/EU;
- —
het verbeteren van de status van warmtekrachtkoppelingsinstallaties tot ‘hoogrenderende warmtekrachtkoppeling’ als gedefinieerd in artikel 2, punt 34, van Richtlijn 2012/27/EU;
- —
investeringen in aardgasgestookte ketels en verwarmingssystemen in woningen en gebouwen ter vervanging van steenkool-, turf-, bruinkool- of olieschalie-installaties;
- ii)
investeringen in de uitbreiding, herbestemming, ombouw of aanpassing van gastransmissie- en distributienetten, op voorwaarde dat deze investeringen de netten gereed maken om hernieuwbare en koolstofarme gassen, zoals waterstof, biomethaan en synthesegas, aan het systeem toe te voegen en dat installaties voor vaste fossiele brandstoffen kunnen worden vervangen;
- iii)
investeringen in:
- —
schone voertuigen in de zin van Richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (1) voor publieke doeleinden, en
- —
voertuigen, luchtvaartuigen en vaartuigen die zijn ontworpen en gebouwd of aangepast voor gebruik door civielebeschermings- en brandweerdiensten.
2.
Het totale bedrag aan Uniesteun voor investeringen van de Unie als bedoeld in lid 1, punt h), i) en ii), mag de volgende maxima van de totale toewijzing aan programma's uit het EFRO en het Cohesiefonds in het kader van de doelstelling ‘investeren in werkgelegenheid en groei’ voor de betrokken lidstaat niet overschrijden:
- a)
voor lidstaten met een bruto nationaal inkomen (bni) per hoofd van de bevolking van minder dan 60 % van het gemiddelde bni van de EU per hoofd van de bevolking, of voor lidstaten met een bni per hoofd van de bevolking van minder dan 90 % van het gemiddelde bni van de EU per hoofd van de bevolking en een aandeel vaste fossiele brandstoffen in het bruto binnenlands energieverbruik van 25 % of meer, bedraagt het maximum 1,55 %;
- b)
voor andere dan in punt a) bedoelde lidstaten met een bni per hoofd van de bevolking van minder dan 90 % van het gemiddelde bni van de EU per hoofd van de bevolking bedraagt het maximum 1 %;
- c)
voor lidstaten met een bni per hoofd van de bevolking van 90 % of meer van het gemiddelde bni van de EU per hoofd van de bevolking bedraagt het maximum 0,2 %.
3.
Voor de toepassing van dit artikel wordt het bruto nationaal inkomen per hoofd in een bepaalde lidstaat gemeten in koopkrachtstandaarden en berekend op basis van de cijfers van de Unie in de periode van 2015 tot en met 2017, en wordt het uitgedrukt als een percentage van het gemiddelde bruto nationaal inkomen per hoofd van de bevolking in koopkrachtstandaarden van de 27 lidstaten in dezelfde referentieperiode.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het aandeel vaste fossiele brandstoffen in het energieverbruik verstaan het aandeel van steenkool, bruinkool, turf en olieschalie, gemeten in 2018.
4.
Concrete acties die op grond van lid 1, punt h), i) en ii), door het EFRO en het Cohesiefonds worden ondersteund, worden uiterlijk 31 december 2025 door de beheerautoriteit geselecteerd. Dergelijke concrete acties worden niet doorgeschoven naar de volgende programmeringsperiode.
5.
Het Cohesiefonds verstrekt geen steun aan investeringen in huisvesting, tenzij deze verband houden met het bevorderen van energie-efficiëntie of het gebruik van hernieuwbare energie.
6.
Overzeese landen en gebieden komen niet in aanmerking voor steun uit het EFRO of het Cohesiefonds, maar kunnen deelnemen aan Interreg-programma's overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/1059 van het Europees Parlement en de Raad (2).
Voetnoten
Richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen (PB L 120 van 15.5.2009, blz. 5).
Verordening (EU) 2021/1059 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 betreffende specifieke bepalingen voor de doelstelling ‘Europese territoriale samenwerking’ (Interreg) ondersteund door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en financieringsinstrumenten voor extern optreden (zie bladzijde 94 van dit Publicatieblad).